Parasja האזינו ha’azinu (luister aandachtig) is deze week aan de beurt. We lezen Deuteronomium 32:1-52. Uit de Haftara lezen we 2 Samuel 22:1-51 en we lezen Romeinen 10:-11:12; 12:19 en 15:9-10.
Wat is het triest dat God in de parasja al voorzegt dat het volk zal afwijken van Zijn wegen. Hij is al zo’n weg met het volk gegaan, maar zoals het spreekwoord zegt: het volk is zo sterk als zijn koning. Zo weten we dat wanneer Moshe, Mozes, en Jehoshua, Jozua, eenmaal niet meer in leven zijn, het volk begint te wiebelen. Sterk leiderschap is toch zo belangrijk!
Hoe Moshe ook heeft geprobeerd om het volk op te voeden in de Thora, zonder zijn aanwezigheid en de aanwezigheid van zijn opvolger Jehoshua valt het volk langzaam maar zeker af … Maar er is hoop! Daar verschijnt ineens een ontroerende David in 2 Samuel, met een ijzersterke lofzang op de grootheid van de Eeuwige.
David vertrouwt volkomen op zijn God, heeft overduidelijk een diepe band met Hem, durft zelfs te zeggen dat hij rein van handen is (vers 21) terwijl wij allemaal weten dat hij dat niet altijd was. David kent de kracht van de Goddelijke vergeving en weet zich vergeven! Dat is zo’n groot goed; hij durft zichzelf te zien zoals God hem ziet. Wat een gezond, heel mens is David, de geliefde.
Er zijn christenen die geloven dat Joden geen intieme relatie met God kunnen hebben omdat ze die andere Jehoshua, Jezus, niet kennen, maar dat is een pertinente dwaling. Dat zien we aan het leven van David en wie de moeite neemt om een uur bij de Klaagmuur door te brengen ziet dit ook aan de ontroerende manier van de aldaar biddende Joden.
“Ik en de Vader zijn Een”, zegt Jehoshua in Johannes 10:30. Wie bidt tot God, bidt tot Jehoshua, ook al heeft diegene Hem niet gezien in de gestalte van de Gekruisigde. Laten we het maar aan Hem overlaten, die alle dingen weet en alle harten kent, wie Hij uitverkiest. Dat kon nog weleens heel anders liggen dan men denkt.
Paulus spreekt hierover: “Ik zeg dan: heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre!” (Rom.11:1). God heeft Zijn aangezicht een ogenblik afgekeerd met het oog op de heidenen, jawel, die mogen er ook bij horen, maar niet ten koste van de Joden, God heeft hen niet – en zal hen nooit – laten vallen, want Hij is God en geen mens (Hosea 11:9).
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Hartelijk dank weer voor deze overdenking vanuit de parasjalezing. Elke keer weer zo’n geestelijke verreiking voor me. Ga door onder Zijn zegen! Ik lees ze graag!