Parasja שלך לך , shalakh lekha – zend gij! We lezen Numeri 13:1-15:41; uit de Haftara lezen we Jozua 2:1-24 en uit het Nieuwe Testament Hebreeën 3:7-4:11.
In de Tenach staat steeds: ‘Ik, Adonai, geef u het land’, maar praktisch gezien gaf Hij de kinderen Israëls toestemming om zelf polshoogte te nemen. De verspieders moesten 40 dagen door het land toeren om te zien of het land inderdaad geschikt was om in te overleven. In het Hebreeuws staat er het werkwoord toer, תור doorkruisen. Zeer waarschijnlijk komt ons woord voor toerist, rondtoeren en tournee van het dit Hebreeuwse werkwoord.
De verspieders, die ieder uit één van de stammen van Israël kwamen, moesten erop letten dat er goede weidegrond en voldoende bomen en vruchten waren. Dat zou namelijk betekenen dat er jaarlijks voldoende water valt.
Wat betreft de inwoners: daar hoefden zij zich helemaal geen zorgen over te maken, want Adonai zou voor hen uitgaan. Maar toch moesten ze erop letten hoe die mensen waren en hoe hun steden eruit zagen.
Ook in Deuteronomium 1:21-22 zegt Moshe, Mozes, dat Adonai het land aan het volk Israël ter beschikking stelde en dat zij moesten optrekken, נעלה na’aleh, om het in bezit te nemen. Ze besloten de verspieders te sturen, vooral om de weg te verkennen.
Ondanks de belofte dat Adonai voor hen zou strijden, werd het volk bang voor de inwoners en durfde het niet op te trekken. Als straf moesten zij 40 jaar rondzwerven. Eén jaar voor iedere verspiedersdag.
In Jozua 2:18 wordt gesproken over het scharlaken koord חוט שני , goet shani. Shani betekent scharlaken, karmozijn. Vergelijk met Jesaja 1:18 waar staat: ‘Kom dan en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE (Aanwezige); al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen wit worden als witte wol.’ In Numeri 19:6 moest de priester karmozijn in het vuur gooien, waarin de rode vaars werd geofferd, samen met cederhout en hysop. Cederhout staat voor hoogte, het komt van een enorm hoge boom, hysop staat voor het minste van de plantjes, de majoraanplant en karmozijn of scharlaken komt van een worm.
Dus wie hebben we daar? Het beeld van de Messias: ‘Want ik ben een worm en geen man,’ zegt David in Psalm 22:7, de Psalm die overduidelijk over het lijden, het offer van onze Messias gaat. Het is overigens geen toeval dat Rachabh רחב de hoer een scharlaken koord uit haar raam moest hangen, dit gaat veel verder dan alleen het lichamelijke behoud van haar en haar huis. Rachabh betekent wijd, ruim, ruimhartig, maar ook hoogmoedig.
Opvallend is dat Mirjam hoogmoedig werd, dat hebben we in de vorige parasja besproken; ze stond op tegen Moshe en God sloeg haar terstond met lepra, melaatsheid. De remedie daartegen staat in Lev. 14:4 waar cederhout (hoog), hysop (het laagste) en scharlaken/karmozijn (van een worm, ook het laagste) werden gebruikt ter reiniging. De hoogmoed moest worden verlaagd. Zo zie je maar, niets staat toevallig in de Bijbel.
De Hebreeënschrijver spreekt over de rust waarvan Jozua ook sprak (vs. 8). Wie ongehoorzaam is, komt niet in Gods rust, het is dus ook niet een aardse rust alleen, maar voornamelijk een rust die we bij God vinden als we Hem gehoorzaam zijn. Er worden twee woorden gebruikt voor rust in het Grieks: Καταπαυσιν, katapavsin en σαββατισμος, sabbatismos, sjabbatsrust. Het eerste woord zouden we waarschijnlijk in het Hebreeuws kunnen vergelijken met het woord menuchah, 0 מנוחה , rust, vrede. Salomo wordt in 1 Kronieken 22:9 een man van menuchah genoemd. In zijn dagen had Israël rust en vrede aan alle kanten.
Daar verlangen we opnieuw naar …
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Wees de eerste die reageert op "Parasja shalakh lekha: Rust vinden door gehoorzaamheid"