Parasja, Torahlezing: Shmot, Exodus. 1-6:1, Haftarah, Profetenlezing: Jesaja 27:6-28:13, 29:22-23, Jeremia 1:1-2:3 en 1 Korinthiërs 14:13-25.
Het tweede Boek van Torah begint met een opsomming van namen. Daarom heet het Boek Shmot שמות, namen en niet zoals de vertalers het noemden: Exodus. De namenopsomming doet ook denken aan het boek Mattheus waar we iets soortgelijks zien. De Hebreeërs vermenigvuldigden zich zeer snel en nadat Joseeph, Jozef, en de broers gestorven waren, kwam er een heerser die Joseeph niet gekend zou hebben. Dat is toch vreemd. Joseeph regeerde meer dan 80 jaar in Egypte. Hoe was het dan mogelijk dat er een koning kwam die hem niet kende of wist van het goede wat hij voor Egypte had gedaan?
Het lijkt er eerder op dat deze Farao hem niet wilde kennen en de Israëlieten niet wilde erkennen. Wat deed het volk Israël verkeerd? Deden ze Egypte iets aan? Ze leefden gewoon hun leven. De haat was er onder andere omdat zij als een vijfde colonne werden gezien. Daarom moest het volk onderdrukt worden en werd Israël zware lasten opgelegd. De Egyptenaren maakten hun leven bitter en de kreet ‘Arbeit macht frei’ komt ons ook vanuit de Torah bekend voor…
Zoals we door de eeuwen heen zien, werden vooral de kleinsten van Israël aangevallen. Ismael probeerde de jonge Izaäk te beschadigen en volgens de overlevering zelfs te doden en in Egypte werden de Hebreeuwse jochies voor de krokodillen gegooid. Later zou Amalek (Esav) in de woestijn, de achterhoede van Israël, waar de kleine kinderen liepen als eerste aanvallen en ook de nazi’s wisten 1.5 miljoen Joodse kindertjes te vermoorden.
Moshe ontspringt echter op wonderlijke wijze de dood en groeit op aan het koninklijke hof nadat hij als baby uit de Nijl wordt gevist. Moshe moet uiteindelijk vluchten en in de stilte van de woestijn spreekt Adonai tot hem. Opmerkelijk is dat het woord voor spreken en woestijn in het Hebreeuws dezelfde letters bevat: midbar en medaber: מדבר .In de woestijn van ons leven, in die stilte spreekt Hij ons dikwijls aan!
Pas aan Moshe openbaart Hij Zijn ware betekenis: JHWH zal mijn naam zijn voor altijd! Abhraham kende God als El Shadai, de Almachtige.’ Ik ben de Erbijzijnde,’ zegt Adonai, Ik was aanwezig, destijds bij Abhraham toen hij o.a. uit Ur trok, maar Ik zal ook bij jullie aanwezig zijn in Egypte en in toekomende uittochten (o.a. de Babylonische, de Romeinse, waar we nog steeds deels in leven), Ik zal erbij zijn.
Esther
Waarom steeds weer die haat tegen het volk? Wat deed het Joodse volk tegen Rome, tegen Perzië, tegen Polen of Duitsland? We zien de kern terug in het Boek Esther. Haman zegt dat de Joden een volk zijn die overal verspreid leven en zich niet aan de regelgeving houden van de koning, maar andere wetten naleven. Het staat er niet bij om welke wetten het gaat, maar het moge duidelijk zijn dat het om de Goddelijke, Mozaïsche regelgeving gaat. In de Estherrol wordt de Naam van Adonai overigens nergens zichtbaar genoemd. Moshe onttrekt zich liever aan zijn taak en hij vertoont een soort ‘Jonah gedrag’. Uiteindelijk mag zijn broer Aharon mede de spreekbuis worden van de Goddelijke opdracht om het volk uit te leiden uit de slavernij.
Uittocht
Niet dat het volk dan gezellig als vrijgezel verder zou mogen leven, nee, de reden van de uittocht is dat het volk Adonai moet gaan dienen op de Berg. De bedoeling van Adonai is duidelijk: Hij wil een vast verbond aangaan met héél het volk, de kinderen van Israël, niet alleen met de enkelingen die Hij daarvoor had uitgekozen, de aartsvaderen. In Jesaja 29: 23-24 laat Adonai het optekenen: ‘wanneer de kinderen van Ja’aqov zullen zien wat Ik in hun midden verricht heb, zullen zij eerbied hebben voor Mijn Naam’.
Ook Jeremia zegt in Jer.2: 3: Israël is aan de Aanwezige gewijd. Het woord qadosh wordt hier, net zoals bij de Jesajatekst gebruikt. Qadosh betekent afzonderen, heiligen. Israël is een aan Adonai geheiligd volk. JHWH, Jehoshua Zelf is Licht en Hij wil dat licht door Zijn volk laten schijnen op de volkeren. Daartoe mogen wij hen oproepen.
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Wees de eerste die reageert op "Parasja Shmot: Waarom steeds weer die haat?"