Parasjah Pienchas (Mond van brons)

Deze sidra‘ (Nm 25-30) gaat over de gevolgen van de hoererij van Isra‘El bij Sittim. God eert Pienchas, de zoon van de hogepriester, maar geeft opdracht de Midjanieten te doden. Het volk wordt opnieuw geteld en de verdeelwijze van het beloofde Land wordt vastgesteld. God kondigt de dood van Mozes aan en Jozua wordt aangesteld als herder van Isra‘El. Het houden van de offerdienst wordt ingescherpt.

God maakte aan Mozes bekend dat door de ijver (qana‘) van Pienchas Zijn verhitte toorn (jacham) over Isra‘El was afgewend (zie vorige sidra‘). Daarom sloot God met Pienchas een verbond van welvaart (‘ét-beriet sjalom). Hij beloofde dat hij en zijn nageslacht een altoosdurend kohenschap zou hebben. Daarin komt uit wat God onder kohenschap verstaat: ijveren voor God en verzoening doen voor Zijn volk (25:13).
Maar God droeg Mozes op de Midjaniem voortaan als vijanden (tsarar) te beschouwen en hen te doden, want zij hadden met list (nachal) zich tegen Isra‘El gekeerd en hun dochters daartoe gebruikt.

Telling en Landtoezegging

Toen beval God aan Mozes en ‘Él’azar om de som (ro‘sj) van Isra‘El op te nemen. Elke man van 20 jaar oud en daarboven (26:2). Beginnende met Re‘oeven, de eerstgeborene van Jakob.

Opvallendheden zijn:
1. Over drie generaties na de zonen van Jakob wordt verslag gedaan, dus kan het verblijf van Isra‘El in Mitsrajim (Egypte) niet langer dan c.200 jaar hebben geduurd.
2. De zonen van Qorach bleken niet te zijn omgekomen in de straf die God gaf tijdens de grote opstand van hun vader (H 16).
3. Van Menasjéh worden maar liefst veertien nakomelingen genoemd, maar Judah is nog steeds de grootste stam.
4. In de afstammelingen van Lewie ontbreken Sjim’ie, zoon van Gersjon, en Jitshar en ’Oezzie‘El, zonen van Qehat (3:17-19). Qorach, zoon van Jitshar (16:1), wordt wel genoemd.
5. Het aantal strijdbare Isra‘Eliem verschilt maar weinig van hun vorige telling (H 1), ondanks dat een hele generatie was gestorven in de woestijn (vs 64)

Het beloofde Land moest verdeeld worden naar de omvang van de nakomelingen en door middel van het lot (goral).

Erfenisregeling

Tselafchad, de kleinzoon van Menasjéh, had alleen vijf dochters maar geen zonen. Deze dochters vroegen aan Mozes en aan ‘Él’azar of zij ook geen recht hadden op een aandeel in het beloofde Land. Mozes raadpleegde God hierover en Hij gaf hun gelijk. Het werd een regel in Isra‘El dat als een man geen zonen, maar alleen dochters kreeg, zij recht hadden op de erfenis (nachalah) of dat die anderszins binnen de familie zou blijven (27:8-11). De praktijk van Isra‘El gaf dus aanleiding voor nieuwe bepalingen van God.

Dood en vervanging van Mozes

God beval Mozes toen dat hij de berg ’Avariem (Overzijden (van het Land)) moest beklimmen om vandaar het beloofde Land te bezien (vs 12). Daarna zou God hem daar doden, net zoals Aäron. Het was de straf van hun weerspannigheid in Qadesj (20:12; zie sidra‘ Choeqqat). Mozes vroeg God toen om een man aan te stellen over de gemeenschap. Een herder (ro’éh) over de schapen. God verkoos Jozua (‘ét-Jehosjoea’), want in hem was Gods Geest. Op hem moest Mozes zijn hand leggen (samach). Hij moest Jehosjoea’ voor de kohen gadol (Isra‘Elitisch hogepriester) en de hele gemeenschap stellen en zijn ambtsbevelen en waardigheid overdragen. Vanaf dan aan zou God alleen nog via de kohen gadol kunnen worden geraadpleegd (sja‘al). Dit zou dan gaan door middel van de beslissing van de ‘Oeriem (Lichtgevende (stenen) Ex 28:30; zie sidra‘ Tetsawwéh).

Aanscherping van de offerdienst

God herhaalde aan Mozes dat Isra‘El de offerdienst moest voortzetten door op de gezette tijden de vastgestelde offergaven aan Hem te brengen (28:2):
• Het altoosdurende (dagelijkse) brandoffer (’olat tamied): één in de ochtend (boqér) en één in de avondschemeringen (bejn ha’arbajim) met diens spijsoffer (minchah) en drankoffer (nesek).
• Het Sjabbatsbrandoffer (’olat Sjabbat) met diens spijsoffer en drankoffer bij de dagelijkse offergaven.
• Het ro‘sj chodésj (nieuwe maand) brandoffer met diens spijsoffer en drankoffer bij de dagelijkse offergaven.
• Het Pésach brandoffer dat vanaf de 15de van de eerste godsdienstige maand (eerste volle maan in het voorjaar) zeven dagen lang moest worden gebracht met diens spijsoffer en drankoffer bij de dagelijkse offergaven. Ook een zondoffer om verzoening te doen. De eerste en de zevende dag is het een jom sjabbatton (dag als een wekelijkse Sjabbat).
• Op de dag van de eerstelingen (jom habbikoeriem) moest een nieuw spijsoffer worden gebracht. Het is het Wekenfeest (Sjavoe’ot) wat een jom sjabbatton is. Een brandoffer moest worden gebracht met diens spijsoffer en drankoffer bij de dagelijkse offergaven. Ook een zondoffer om verzoening te doen.
• Op de eerste dag van de zevende maand is het Jom Teroe’ah (Dag van het sjofargeschal) wat een jom sjabbatton is (29:1). Een brandoffer moest worden gebracht met diens spijsoffer en een zondoffer bij de dagelijkse offergaven.
• Op de tiende dag van de zevende maand moet Isra‘El diens ziel verdrukken (’iniet nafsjotej). Die dag is een jom sjabbatton. Een brandoffer met diens spijsoffer en een zondoffer moest worden gebracht bij de dagelijkse offergaven.
• Vanaf de vijftiende van de zevende maand moet zeven dagen lang feest worden gevierd (chag). Zeventig keer moest een brandoffer met diens spijsoffer en een zondoffer zal worden gebracht. Op de eerste dag dertien brandoffer met diens spijsoffer en een zondoffer bij de dagelijkse offergaven op de eerste feestdag en uiteindelijk zeven brandoffer met diens spijsoffer en een zondoffer bij de dagelijkse offergaven op de laatste feestdag. De achtste dag is de afsluiting (’atsérét) van de feestdagen. Deze brandoffers met diens spijsoffers en zondoffers moest worden gebracht bij de dagelijkse offergaven. De eerste en de achtste dag zijn een jom sjabbatton.

Naast deze verplichte offergaven mochten gelofte offergaven (nédér) en vrijwillige offergaven als brandoffers, spijsoffers of slachtoffers worden gebracht (nedavah) (Lv 7; zie sidra‘ Tsaw).

In de volgende parasjah worden de gevolgen van de hoererij in Sittim afgerond en wordt Isra‘Els Overjordaanse gebied aan enkele van hun stammen toegewezen.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Parasjah Pienchas (Mond van brons)"

Geef een reactie