Rabbijnen – Inleiding – deel 2

Foto: Levi Zoutendijk

De hedendaagse Joodse godsdienst wordt gedomineerd door rabbijnen. Maar dat is niet gebaseerd op de Bijbel. Toch wordt dit wel beweerd. Ook beweren christenen dat de Here Jezus rabbijn was. Hoe dan ook, God bepaalde dat kohaniem (Isra‘Elitisch priesters) de leiding zouden hebben in de godsdienst. Hoe hebben de rabbijnen die leiding kunnen overnemen, waar kwamen de rabbijnen vandaan, wat leren ze en is hun dominante positie houdbaar?

In deel 1 van de inleiding op de serie over het rabbinale Judaïsme is de waarschijnlijke oorsprong van de rabbijnen vanuit de Fariziem (Farizeeën) beschreven. De Joodse godsdienstige leiders moesten na de verwoesting van de Tempel[1] in 70 CE[2] en hun definitieve verstrooiing in 135 CE[3] tot de conclusie komen dat Tempel herbouw er voorlopig niet in zat. De kohaniem (Isra‘Elitische priesters) werden dus langere tijd non-actief.

De Fariziem lijken toen het voortouw te hebben genomen in de creatie van een nieuw Jodendom zonder Tempel. Daarbij lijken ze de belangrijkste, verenigbare overtuigingen van de leidende Joodse groeperingen[4] uit de eerste eeuw op pragmatische wijze te hebben gecombineerd. Dat resulteerde in het rabbinale Jodendom (Judaïsme). Een belangrijk geschrift van dit nieuwe Jodendom werd de Misjnah[5] die rond 190 CE werd afgerond.

Ontwikkeling rabbinale Judaïsme
In de verstrooiing is het van belang om een zeker Joods kader vast te houden in de nieuwe situatie. Met de Misjnah is dat gedaan voor de belangrijkste onderwerpen van het eerste eeuwse Jodendom. Daarmee werd rond 120 CE begonnen. Maar na het afronden van de Misjnah kwamen er al gauw allerlei (nieuwe) lokale praktijkvragen vanuit de verstrooiing onder de volken naar voren (begin 3de eeuw). Hierop gaf de Misjnah geen duidelijk antwoord. Over deze praktijkvragen ontstond discussie onder de nieuwe generatie rabbijnen. Dit gebeurde in erkende Torah leerscholen die gevestigd waren in Israël en in Babylonië.

De discussies werden opgeschreven, samengebracht, geredigeerd en afgerond in twee definitieve boekwerken (de Jeruzalemmer Talmoed (Mizrachie) in 450 en de Babylonische Talmoed (Bavlie) in 489. Deze hebben overlappingen, maar in iedere afzonderlijke Talmoed worden ook unieke onderwerpen behandeld. Omdat de Talmoed uit praktijkvragen (vanuit de geloofsgemeenschap) ontstond was het niet als algeheel commentaar[6] op de Misjnah te beschouwen. Beiden Talmoediem gaan ook maar gedeeltelijk op de Misjnah in, maar gebruiken de Misjnah als basis en vertrekpunt voor de discussies. Er staan veel open vragen en niet afgeronde discussies in.

Van het Midden-Oosten naar Europa
Aan het begin van de 11de eeuw verplaatste de rabbinale centra zich van het Midden-Oosten naar Europa (Frankrijk en Oost-Europa) en Noord-Afrika. Vanaf het midden van de 15de eeuw concentreerde het zich in het Middellandse Zee gebied (Spanje en Italië). Na 1492 CE[7] is er een verdere verplaatsing naar vooral Oost-Europa (Polen / Baltische staten / Wit-Rusland / Oekraïne), Italië, de Nederlanden en Engeland.

In de Middeleeuwen komt de Joodse Mystiek[8] op en daardoor de Chassidiem[9]. Vanuit conservatieve hoek komt daarop tegenstand (Mitnagdiem (vooral vanuit het rabbinale centrum in Vilna))[10]. Dit was een grote uitdaging voor het Judaïsme[11]. Maar de ergste uitdagingen werden het messianisme[12], de vervolgingen in Rusland/Oost-Europa en uiteindelijk de Sjo‘ah (Tweede Wereldoorlog). Tegenwoordig legt het Judaïsme zich toe op Outreach en Zionisme. Dat laatste leidt ook tot de strijd tegen het (vermeende) antisemitisme.

Tijdsgroepering rabbijnen
De rabbijnen die vanaf de tweede eeuw zich lieten gelden in het nieuwe rabbinale Jodendom (Judaïsme) worden tegenwoordig als volgt opgedeeld naar typerende bijdrage aan de rabbinale traditie:

1. Tanna‘iem (De vermeende ‘overdragers’ van het mondelinge onderricht; 10-220 CE)
Dit zouden de rabbijnen[13] in Judah zijn geweest die hun halachische (godsdienstige bepalingen) literatuur (misjnajot), waaronder ook halachische midrasjiem (verhalende onderrichtsliteratuur), op papier zette en dat later (gedeeltelijk[14]) samenbrachten in wat de ene Misjnah werd.

2. ‘Amora‘iem (De ‘sprekers’ over de misjnajot; 217-500)
Dit zouden de rabbijnen zijn geweest die, zowel in het beloofde Land als in Babylonië, de discussie op basis van de Misjnah hebben gedomineerd. Zij verklaarden (halachah en haggadah – ethisch onderricht) van de Misjnah, waaraan niet getoornd mocht worden. Hun discussies zijn als ‘gemara‘’ op papier gezet en werd later samengebracht in de twee Talmoediem.

3. Savora‘iem (De competente ‘beslissers’; c.500-600)
Deze rabbijnen generatie waren Babylonische Talmoed geleerden. Zij richtte zich op allerlei zaken die nog niet waren bediscussieerd en hun discussies werden op papier gezet. Zij stonden in de traditie van de Amora‘iem.

4. Ge‘oniem (c.600-1040)
Deze rabbijnen generatie waren Babylonische Talmoed geleerden die gezien werden als de hoogste autoriteiten voor halachische instructies. De titel Ga‘on werd door exilarchen (leiders van Joodse gemeenschap) ook gegeven aan hoofden van Torah academies (ro‘sj jesjivah). Later werd het een honoraire titel voor geleerden die uitblonken in het voortzetten (ook uitbreiden) van het rabbinale nalatenschap.

5. Ri‘sjoniem (Volgers van de vroegere autoriteiten; 1040-1450)
Deze generatie rabbijnen erkenden met deze benaming dat er een afname was in ‘gewicht’ van autoriteit. Hoe verder weg van Horeb in de Sinaj, hoe minder het ‘licht’ van het onderricht van Mosjéh (Mozes) overbleef. Het is de periode van het verplaatsen van de Torah scholen van Babylonië naar Europa. Zij legde zich tot op systematisering van de bestaande rabbinale literatuur, maar breidde ook uit.

6. ‘Acharoniem (De latere autoriteiten; 1450-heden)
Deze generatie rabbijnen begint met het verschijnen van de Sjoelchan ’Aroech (de gedekte tafel). Een systematische behandeling van de halachah (de belangrijkste Joods gebruiken) geschreven door rabbijn Josef Caro ben ‘Efrajim (1488-1575). Hierover ontspon zich een discussie die leidde tot responsa (rabbinale discussies door middel van briefverkeer). Deze generatie zet zich voort tot in het heden en heeft geleid tot het ontstaan van de lokale (opper)rabbinaten.

De regel is dat de vroegere rabbijnen meer leerautoriteit hebben dan de latere[15]. Tussen de rabbijnen generaties wordt een vloeiende overgang voorgesteld. In deze serie zal ‘ingezoomd’ worden op die overgangen en zichtbaar worden dat die helemaal niet zo vloeiend was als wordt beweerd[16]. Ook dat wijst op gebrek van de heilige Geest

+++
[1] Als gevolg van de Joodse Oorlog (66-73 CE).
[2] Common Era (algemeen aanvaarde tijdrekening). De andere gangbare tijdrekening (de zogenoemde Christelijke tijdrekening) legt op onjuiste wijze het verband met ‘Christus’.
[3] Als gevolg van de zogenoemde Bar Kochba opstand (132-135 CE).
[4] Daartoe behoorde natuurlijk niet de erg kleine groepering die Natsriem (de volgelingen van de Here Jezus) werden genoemd.
[5] Om dit nieuwe geschrift godsdienst ‘gewicht’ te geven werd het verbonden aan Mosjéh (Mozes) door het als zijn veronderstelde mondelinge overlevering voor te stellen. Deze obscure verbinding is nogal dun gezien de inhoud van de Misjnah. Die beschrijft namelijk grotendeels het Jodendom van de tweede Tempelperiode en kort erna. Het is ook de vastlegging van een gewenst en nieuw Judaïsme.
[6] Het commentaar is alleen op het te becommentariëren Misjnah gedeelte gericht.
[7] Het jaar van de grote vervolging van de Joden in Spanje.
[8] Prominentst wordt de zogenoemde Kabbalistiek.
[9] Een volksbeweging dat een volks (eenvoudig/populair) tegenwicht wil bieden tegen de geleerdheid van de rabbijnen dat centraal staat in het Judaïsme.
[10] Het verzet kwam om verschillende redenen. Er was natuurlijk verzet tegen afwijkingen van de rabbinale Traditie, maar er was ook verzet tegen de buiten-Bijbelse leringen en het bijgeloof van de Chassidiem, zoals het geloof in reïncarnatie. Feitelijk staat de Chassidische beweging inmiddels buiten het rabbinale Jodendom.
[11] Er bestaat door het hellenisme een eeuwenoude spanning tussen rationalisme (filosofisch georiënteerdheid) en mysticisme (gevoelsmatige georiënteerdheid). Maar door de Joodse Verlichting (Haskalah) ontstond ook spanning tussen conservatieven , zoals traditionalisten en modernen, en tussen progressieven, zoals liberalen en traditionelen. Deze zaken spelen ook in de christenheid.
[12] Waarvan de beweging van Sjabbetaj Tsevie de prominentste is.
[13] Ter onderscheiding van de zoegot (de voorafgaande overdragers).
[14] De zogenaamde barajt‘ot vielen af. Sommige ervan zijn gebundeld in de Tosefta‘.
[15] Dit wijst op de veronderstelde Godsverduistering (gebrek aan de heilige Geest).
[16] In feite ontstonden steeds uiteenlopender posities en splintergroeperingen, die niet altijd vriendelijk (meestal vijandig) tegenover elkaar stonden. Hetzelfde gebeurde ook in de christenheid.

Wees de eerste die reageert op "Rabbijnen – Inleiding – deel 2"

Geef een reactie