Mijn standpunt over de Torah wordt in het artikel van Kees Bloed niet goed weergegeven.
Het volgende gedeelte uit mijn boek De vervangingstheologie voorbij, wat nu? is verkeerd opgevat: “De Torah is wel van kracht, maar Joodse feesten en geboden mogen niet door niet-Joden worden uitgevoerd.” De context van het eerste gedeelte luidt: “Als wij concluderen dat de Torah nog steeds van kracht is, ook in het Nieuwe Verbond, wil dat nog niet zeggen, dat wij tevens de uitleg en tradities van het rabbinale jodendom, die van de Misjna en de Talmoed moeten volgen.”
Daarmee probeer ik bewust onderscheid te maken tussen de Torah en de mondelinge overlevering, die door Jesjoea en de apostelen terecht als een zware last werd ervaren en afgewezen. (Vgl. Matt. 15).
Het tweede gedeelte dat Kees Bloed in die ene zin citeert, is het gedeelte van mijn citaat van Bart Wallet uit De Oogst (2015), die als christen de modern-joodse visie probeert weer te geven hoe rabbijnen (in casu, Lody van de Kamp) stellen, dat Joodse feesten en geboden niet door niet-Joden mogen worden uitgevoerd en in hun ogen spelen is met heilige zaken.
Vervolgens ga ik in het eerste gedeelte specifiek in op wat we van Karaïtische Joden kunnen leren, doordat zij evenals de Sadduceeën afstand namen van deze mondelinge overlevering (de zgn. takanot en ma’asim) en waarover ik in stelling 6c expliciet inga. Wat het tweede gedeelte aangaat, beaam ik met Paulus dat eenieder moet blijven in de roeping, waarin hij geroepen is en dat het geënt zijn op de edele olijfboom niet betekent, dat wij daarmee ineens Joden worden. Paulus blijft niet-Joden immers heidenen noemen. (Romeinen 9)
Wellicht had ik duidelijker moeten aangeven, dat ik weliswaar Bart Wallets zorg en die van de rabbijnen deel, doch dat er nog wel iets anders te zeggen valt en wel meer in de lijn van Tobi Janicki en zijn boek Godfearers, waarnaar ik aan het slot van stelling 6c met instemming verwijs, door zicht te krijgen op de positie van de vreemdeling [ger; niet-jood] in Israël, die wel degelijk geacht werd deel te nemen en zich te houden aan de Feesten.
Precies zoals ook Jack van der Tang probeert aan te geven in maar liefst 18 radio-uitzendingen op Radio Israël. Hij steunt daarbij vooral op de auteur Thomas Lancaster van FFOZ, die ik ook in mijn boek aanhaal, wanneer hij spreekt over het geheimenis van het evangelie. Van der Tang zijn conclusies zijn dezelfde als die in mijn boek. De Torah blijft in alles recht overeind staan. Zij is heilig, goed en volmaakt. Doch dat wil niet zeggen, dat alles daarin voor iedereen van toepassing is. Denk alleen maar aan het onderscheid tussen man, vrouw, priester en Leviet. Noch dat alles daarin dezelfde eeuwigheidswaarde heeft, zoals de schrijver van de Hebreeënbrief ons duidelijk wil maken. Dus vandaar het belang om acht te slaan en sensitief te zijn op wat de uiterlijke tekengeboden of zichtbare identiteitskenmerken zijn, zoals het dragen van tsietsiet, tefilien, keppel en de mezoeza die onderscheid willen blijven maken tussen Jood en niet-Jood.
Ondertussen doen zich nieuwe ontwikkelingen voor, die ook mijzelf verwonderen: voortgaande inzichten, openbaring en bevestiging die God [Elohiem] zelf langs verschillende wegen geeft. Dit bleek ook tijdens de conferentie Joodse wortels christelijk geloof op de E.T.F. in Heverlee op 21 mei 2016. Daar spraken achtereenvolgens Evert van der Poll, Bart Wallet, Willem Ouweneel, Pieter Siebesma, Michael Mulder en het echtpaar Michael en Carla Wittocx.
Op het echtpaar na, worden zij allemaal in mijn boek genoemd. Opvallend vond ik dat de eerste vier sprekers allemaal ingingen op deze identiteitskwestie en Pieter Siebesma expliciet. De titel van zijn lezing luidde: “Hoe denken Messiaanse theologen over het naleven van Joodse gebruiken door gelovigen uit de volkeren?” Daarbij was de teneur toch vooral: pas op voor identiteitsverwarring of zoals Paulus het zei in reactie op respons van de brief van de Corinthiërs op zijn eerste brief: blijf bij de roeping waar je vandaan kwam. Zo blijkt vooral de identiteitskwestie tussen Joden en niet-Joden nog steeds een gevoelige snaar te zijn. Vooral als niet-Joden zich Joods gaan gedragen door met name de uiterlijke identiteitskenmerken over te gaan nemen en tevens de Sabbat en de Feesten mee gaan vieren.
“Maar, veróórdeel elkaar nu niet in het volgen van feesten of spijswetten” (stelling 9a) citeert Kees Bloed terecht en: “Van Dijk maakt daarom ook onderscheid tussen ‘zich houden aan’ de feesten (wat onmogelijk is zonder Tempel) en het víeren van feesten (p. 156). Consequent laat Van Dijk dus klinken dat dit vieren niet ‘moet’.” Maar dus wel mag en zelfs aanbeveelt en wat betreft de sabbat zover gaat, door te stellen dat hoewel specifiek aan de Israëlieten gegeven als [trouwring], “De sabbat zal tussen Mij en de Israëlieten voor eeuwig een teken zijn”, deze ook al in de DNA van de schepping gegeven is. Als in Gen. 2:2 staat dat God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, dan zouden we op basis van het Hebreeuws behalve het woord voltooid (kala= bereid of klaar gemaakt voor iemand door iemand) ook Bruid (kalah) mogen lezen.
Anders of beter profetisch gezegd: op de sabbat werd de Bruid voltooid. Het is daarom niet verwonderlijk dat de Joden de sabbat als een Bruid verwachten. Nu nog de overige christenen en niet-Joden, waarbij we overigens niet de denkfout moeten maken dat het doel van de sabbat hetzelfde is als het houden van een bijeenkomst op die sabbat.
Samenkomsten kunnen elke dag gehouden worden en zijn dus niet beperkt tot de sabbat. Het doel van de sabbat is vooral profetisch, doordat het een voorproefje wil geven wat het betekent door ons geloof in Jesjoea haMasjiach tot Zijn rust in te gaan! (Hebr. 4:6-10)
Bob van Dijk is theoloog en publiceerde dit jaar het boek De vervangingstheologie voorbij, wat nu?.
Wees de eerste die reageert op "‘De sabbat is als een bruid’"