Op de bergen Gerizim en Ebal in Samaria werden de zegeningen na gehoorzaamheid en de vervloekingen na ongehoorzaamheid geproclameerd. Toch zijn we niet in staat, behouden te worden door gehoorzaamheid aan de Wet. Ons behoud hangt af van geloof in Jezus Christus.
De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Ki Tavo (Wanneer u binnengaat) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 26:1 – 29:8,
✡ Profetenlezing: Jesaja 60:1-22,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 24:44-53.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Gedeelten uit de Torahlezing
En Mozes gebood het volk op die dag: Wanneer u de Jordaan overgestoken bent, moeten de volgende stammen op de berg Gerizim gaan staan om het volk te zegenen: Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin. En de volgende stammen moeten op de berg Ebal gaan staan voor de vervloeking: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali.
De Levieten moeten het woord nemen en tegen alle mannen van Israël zeggen met luide stem: ‘Vervloekt is de man die een gesneden of gegoten beeld maakt, een gruwel voor de HEERE, het werk van de handen van een vakman, en dat op een verborgen plaats neerzet!’ En heel het volk moet antwoorden en zeggen: ‘Amen’.
‘Vervloekt is wie zijn vader of zijn moeder veracht!’ En heel het volk moet zeggen: ‘Amen’.
‘Vervloekt is wie de grenssteen van zijn naaste verlegt!’ En heel het volk moet zeggen: ‘Amen’.
‘Vervloekt is wie een blinde laat verdwalen op de weg!’ En heel het volk moet zeggen: ‘Amen’.
‘Vervloekt is wie het recht van de vreemdeling, de wees en de weduwe buigt!’ En heel het volk moet zeggen: ‘Amen’.
En het zal gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, nauwgezet gehoorzaam bent, door al Zijn geboden, die ik u heden gebied, nauwlettend in acht te nemen, dat de HEERE, uw God, u dan een plaats zal geven hoog boven alle volken van de aarde.
En al deze zegeningen zullen over u komen en u bereiken, wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent: Gezegend zult u zijn in de stad, en gezegend zult u zijn op het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. Gezegend zal zijn uw korf en uw baktrog. Gezegend zult u zijn bij uw komen, gezegend zult u zijn bij uw weggaan.
Daarentegen zal het gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, nauwlettend te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen: Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt zult u zijn op het veld. Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog. Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. Vervloekt zult u zijn bij uw thuiskomen, en vervloekt zult u zijn bij uw weggaan.
Deuteronomium 27:11-19, 28:1-6 en 15-19 (HSV).
De bergen Ebal en Gerizim liggen centraal in Israël. Door hun steile rotswanden is de akoestiek erg goed, dus waar het volk stond, tussen deze twee steile hellingen, kon men alles wat gezegd werd heel goed horen.
De berg Ebal is vrijwel kaal en de berg Gerizim heeft begroeiing, waarschijnlijk is dat de reden dat bij deze laatste de zegen wordt uitgesproken. Want beide bergen krijgen wind en pollen en regen over zich heen, bij de berg Gerizim heeft dit vruchtbaarheid gebracht en bij de berg Ebal niet.
De bergen lagen in het toenmalige economische en religieuze centrum van het land, het centrum van de aanbidding van Baäl. In het nabijgelegen Sichem stond de tempel van Ba’al B’rit, ‘heer van het verbond’, de afgod van het land. De plaats waar een andere heer aanspraak maakt op het land en ook een verdrag had gesloten om gehoorzaamheid te eisen van het volk, in ruil voor zegen. Als dan een nieuw volk, onder leiding van zijn Heer, aanspraak wil gaan maken op dit land, is het niet vreemd dat juist op deze twee bergen een ritueel moet plaatsvinden om de zegen en de vloek, de beslissing tussen het leven en de dood, uit te beelden. Hiermee wordt Ba’al B’rit omsloten door een ander volk, dat in opdracht handelt van een andere God die hiermee wil aantonen veel sterker en groter te zijn.
De elf overtredingen, genoemd in Deuteronomium 27:15-25, zijn allemaal zonden zijn die in de privésfeer worden begaan, legt rabbi Ari Enkin uit. Het zijn zonden die worden begaan wanneer niemand kijkt, en in sommige gevallen zal niemand ooit weten dat de zonden ooit zijn begaan. Het zijn eenvoudige landroof door je hek een paar centimeter voorbij je eigendomsgrens te bouwen, en het sjoemelen met kosten en vergoedingen aan kwetsbare klanten. Zonden waar men vaak mee weg kan komen.
Daarom zijn deze zonden meer vervloeking waard dan andere overtredingen waarop nog zwaardere straffen staan. De zonden die in het geheim gedaan worden, zijn vaak erger dan de zonden die in het openbaar gedaan worden. Waarom? Omdat het mensen in staat stelt vals te zijn. Om vroom te zijn in het openbaar en zondig in het geheim. Dat is, in het Jodendom althans, tragisch. Een mens moet echt en waarachtig zijn. Een mens moet van binnen hetzelfde zijn als van buiten, hetzelfde in het openbaar en in zijn privéleven. Van niemand wordt verwacht dat hij perfect is, maar van iedereen wordt verwacht dat hij eerlijk is. Hypocrisie is een afschuwelijke karaktertrek.
In Deuteronomium 28 zie je dat er vier maal zo veel vervloekingen dan zegeningen worden vermeld. De vervloekingen vallen veel meer op, ze worden tot in detail behandeld, met veel herhalingen en parallellen, anders dan bij de zegen. De aandacht richt zich vooral op de gevolgen van de vloek.
‘Vervloekt is wie de woorden van deze wet niet uitvoert door ze te houden!’ luidt de laatste vervloeking uitgesproken bij de Ebal (Deut. 27:26). Dan blijkt pas echt – hoe goed deze wet ook is – dat hij ook zo moeilijk is voor Israël en voor ons en voor anderen. Paulus citeert deze tekst in Gal. 3:10, wanneer hij beschrijft dat niemand behouden kan worden, als het van gehoorzaamheid van de wet afhangt. Ons behoud hangt af van geloof in Jezus Christus.
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Toen bouwde Jozua een altaar voor de HEERE, de God van Israël, op de berg Ebal, zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, aan de Israëlieten geboden had, overeenkomstig wat in het wetboek van Mozes geschreven staat: een altaar van hele stenen die men niet met een ijzeren voorwerp bewerkt had. Daarop brachten zij brandoffers aan de HEERE. Ook brachten zij dankoffers.
Vervolgens schreef hij daar op stenen een afschrift van de wet van Mozes, die hij geschreven heeft voor de ogen van de Israëlieten.
Heel Israël met zijn oudsten, beambten en rechters stond aan deze en aan de andere zijde van de ark, vóór de Levitische priesters, die de ark van het verbond van de HEERE droegen, zowel vreemdelingen als ingezetenen. Eén helft daarvan stond tegenover de berg Gerizim en één helft daarvan stond tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, vroeger geboden had om het volk Israël te zegenen.
Daarna las hij al de woorden van de wet voor, de zegen en de vloek, in overeenstemming met alles wat in het wetboek geschreven staat. Er was niet één woord van alles wat Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas voor heel de gemeente van Israël, de vrouwen, de kleine kinderen en de vreemdelingen die in hun midden meetrokken.
Jozua 8:30-35 (HSV)
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
De vrouw zei tegen Hem: Heere, ik zie dat U een profeet bent. Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden.
Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden.
Maar de tijd komt en is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden.
Johannes 4:19-23 (HSV)
Met dank aan Rob Duizer, Karen Strijker e.a.
Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: de zegeningen en de vervloekingen"