Ook kleine kinderen zijn kostbaar in Gods ogen. Denk aan Jezus’ uitspraak: ‘Laat de kinderen tot Mij komen, verhinder ze niet.’ God beschermde het leven van Moses, Joas en Jezus, en voerde Zijn plannen met hen uit. Is het leven van kinderen bij ons veilig?
De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Shemot (Dit zijn de namen) zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 1:1 – 6:1,
✡ Profetenlezing: Jesaja 27:6 -28:13, 29:22-23, Jeremia 1:1 – 2:3,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: 1 Korinthe 14:13-25.
In verband met het thema wijken we daarvan af.
Gedeelten uit de Torahlezing
(Farao) zei: Als u de Hebreeuwse vrouwen bij het bevallen helpt en u let op de stenen baarstoel, dan moet u, als het een zoon is, hem doden, maar als het een dochter is, mag zij blijven leven. De vroedvrouwen vreesden echter God en deden niet wat de koning van Egypte tot hen gesproken had, maar lieten de jongetjes in leven.
Toen gebood de farao heel zijn volk: Al de zonen die geboren worden, moet u in de Nijl werpen, maar al de dochters mag u in leven laten.
Een man uit het geslacht van Levi ging en nam een dochter van Levi tot vrouw. De vrouw werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij mooi was, verborg zij hem drie maanden. Maar toen zij hem niet langer kon verbergen, nam zij voor hem een mandje van biezen en bestreek het met asfalt en pek. Zij legde het kind daarin en zette het tussen het riet aan de oever van de Nijl. En zijn zuster ging op een afstand staan om te weten te komen wat er met hem gedaan zou worden. Toen daalde de dochter van de farao af om zich te wassen in de Nijl. Terwijl haar dienaressen langs de kant van de Nijl liepen, zag zij het mandje midden in het riet. Zij stuurde haar slavin om het te halen. Toen zij het open deed, zag zij hem, het kind. En zie, het jongetje huilde. Zij kreeg medelijden met hem en zei: Dit is een van de Hebreeuwse kinderen. Toen zei zijn zuster tegen de dochter van de farao: Zal ik voor u een voedster uit de Hebreeuwse vrouwen gaan roepen, die dat kindje voor u de borst kan geven? De dochter van de farao zei tegen haar: Ga maar. Toen ging het meisje de moeder van het kind roepen. En de dochter van de farao zei tegen haar: Neem dit kind mee en geef het voor mij de borst. Ikzelf zal u uw loon geven. De vrouw nam het jongetje mee en gaf het de borst.
Exodus 1:16-17, 22, en 2:1-9 (HSV)
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Toen Athalia, de moeder van (koning) Ahazia, zag dat haar zoon dood was, stond zij op en bracht heel het koninklijk nageslacht van het huis van Juda om. Maar Josabat, de dochter van de koning, nam Joas, de zoon van Ahazia, en nam hem weg uit het midden van de koningszonen die ter dood gebracht werden, en bracht hem en zijn voedster naar de linnenkamer. En Josabat, de dochter van koning Jehoram, de vrouw van de priester Jojada – zij was namelijk de zuster van Ahazia – verborg hem voor Athalia, zodat zij hem niet doodde. Hij bleef zes jaar bij hen verborgen in het huis van God, terwijl Athalia over het land regeerde.
In het zevende jaar verstevigde Jojada zijn positie, en hij betrok de bevelhebbers over honderd, Azarja, de zoon van Jeroham, Ismaël, de zoon van Johanan, Azarja, de zoon van Obed, Maäseja, de zoon van Adaja, en Elisafat, de zoon van Zichri, met zich in een verbond. Zij trokken rond in Juda en brachten de Levieten uit alle steden van Juda en de familiehoofden van Israël bijeen, en zij kwamen naar Jeruzalem. En heel de gemeente sloot een verbond met de koning in het huis van God. Jojada zei tegen hen: Zie, de zoon van de koning zal koning worden, zoals de HEERE met betrekking tot de zonen van David gesproken heeft.
2 Kronieken 22:10-12 en 23:1-3 (HSV).
Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Toen nu Jezus geboren was in Bethlehem, in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het oosten kwamen in Jeruzalem aan, en zeiden: Waar is de Koning van de Joden geboren? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
Toen koning Herodes dit hoorde, raakte hij in verwarring en heel Jeruzalem met hem. En nadat hij alle overpriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen had laten komen, wilde hij van hen weten waar de Christus geboren zou worden. Zij zeiden tegen hem: In Bethlehem, in Judea, want zo staat het geschreven door de profeet: ‘En u, Bethlehem, land van Juda, bent beslist niet de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal de Leidsman voortkomen Die Mijn volk Israël weiden zal.’
Toen riep Herodes de wijzen onopgemerkt bij zich en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd dat de ster verschenen was; en hij stuurde hen naar Bethlehem en zei: Ga erheen en doe nauwkeurig onderzoek naar dat Kind, en als u Het gevonden hebt, bericht het mij, zodat ook ik kom om Het te aanbidden.
En nadat zij de koning aangehoord hadden, gingen zij op weg. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat hij boven de plaats kwam te staan waar het Kind was. Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. En toen zij in het huis kwamen, vonden zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden Het. Zij openden hun schatkisten en brachten Hem geschenken: goud en wierook en mirre.
En nadat zij door een aanwijzing van God in een droom gewaarschuwd waren om niet terug te keren naar Herodes, keerden zij langs een andere weg terug naar hun land.
Toen werd Herodes, die zag dat hij door de wijzen bedrogen was, verschrikkelijk kwaad. Hij stuurde er (soldaten) op uit en bracht al de kinderen om die er binnen Bethlehem en in heel dat gebied (waren), van twee jaar (oud) en daaronder, in overeenstemming met de tijd die hij bij de wijzen nauwkeurig nagevraagd had.
Matteüs 2:1-12 en 16 (HSV)
Een kind dat er niet mocht zijn
Het was gruwelijk, wat de Egyptische Farao van plan was met het slavenvolk Israël. Hij was bang geworden door hun snelle groei; straks is dit volk zo groot, dat het ons de baas word. Daarom wilde hij hun aantal beperken door de jongetjes te laten doden, door hen in de Nijl voor de krokodillen te werpen. Maar God had een ander plan: door de kleine Moses door een list in het leven te houden, en hem een vorstelijke opvoeding te geven, bereidde Hij de weg voor de verlossing uit de slavernij.
Het was gruwelijk, wat Athalia, de moeder van koning Ahazia, deed na de dood van haar zoon. Ze wilde zelf alle macht naar zich toe trekken en regeren over Juda. Daarom liet zij alle kinderen van haar zoon doden. Zo, na deze staatsgreep is er geen concurrentie meer die haar af kan zetten.
Maar God had een ander plan. Haar zuster Josabat bracht kleinzoon Joas in veiligheid, en voedde hem op in ‘de vreze des Heren’, samen met haar man, de priester Jojada. Met een contra-staatsgreep brachten zij de jonge Joas aan de macht, en onder de gezegende hoede van de priester Jojada werd hij een van de betere koningen van Juda.
Het was gruwelijk wat koning Herodes van plan was. De koning van de Joden, dat was hij, en niemand anders. Hij duldde geen concurrentie en wilde die troonpretendent wel doden. (Dat zou niet zijn eerste moord zijn). We hebben tijdens het Kerstfeest ongetwijfeld gelezen over de komst van de wijzen uit het oosten, die hij daarvoor wilde inschakelen.
Maar God had een ander plan. In een droom werden de wijzen en Josef gewaarschuwd, en Josef, Maria en de kleine Jezus verbleven in Egypte tot Herodus de Grote was gestorven. Het plan van de duivel, om het verlossingswerk van de Messias te verijdelen, was verhinderd.
Het was gruwelijk wat Herodes liet doen in Bethlehem: alle baby’s tot twee jaar vermoorden. Maar nog gruwelijker is, wat er jaarlijks gebeurt in abortusklinieken en enkele ziekenhuizen. Duizenden kinderen die er niet mogen zijn, worden nog voor hun geboorte vermoord. In 2022 waren dat er in Nederland 35.000, volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Kinderen die niet de kans kregen om op te groeien en iets moois van hun leven te maken. Moeders die soms nog jarenlang spijt en verdriet hebben van hun besluit. Was dit Gods plan met hun leven?
Daarmee laadt ons land een grote zonde zich.
Toen Israël een kind was, had Ik hem lief, en uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen. (Hosea 11:1)
Jammer is dat in dit artikel elke geboorte van een kind in de Bijbelse geschiedenis op één lijn worden gesteld, zonder die te onderscheiden. Los daarvan wordt hier ook teruggeredeneerd vanuit de gerealiseerde levens van de betreffende personen. Bij de geboorte van mensen is dat echter nog geen gegeven.
De volledig Theocratische geboorte van de Here Jezus is zelfs onvergelijkbaar. Een die niet in dit rijtje thuishoort. Want Hij is niet door mensen verwekt, want Hij is goddelijk. Zijn geboorte was ook niet afwendbaar door mensen. Zijn geboorte is dan ook nooit in gevaar geweest. Ook al lijkt dat zo.
Dat gevaar was er wel bij de andere geboorten die hier genoemd zijn. Die geboorten waren wel door mensen verwekt en ook afwendbaar. Dat het gevaar voor die wel is afgewend is dus veel wonderlijker. Ook dat doet af aan het vermeende wonderlijke geboorte dat door sommigen gevierd wordt met Kerst.
M. van Putten