Shabbats­lezingen: God toont zich aan mensen

Onze God is niet een God die ver weg in de hemel troont en ongenaakbaar is. We lezen vandaag hoe Hij zich bekend maakt en toont op de berg Sinaï of Horeb, aan zijn kinderen en aan de profeet Elia, en op de Pinksterdag door zijn heilige Geest te geven.

De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Yitro (Jetro) zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 18:1 – 20:23,
✡ Profetenlezing: Jesaja 6:1 – 7:6 en 9:5-6,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 5:8-20.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Gedeelten uit de Torahlezing
En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donder­slagen, bliksem­flitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuin­geschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde. Mozes leidde het volk uit het kamp, God tegemoet. Zij stonden onder aan de berg. De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig.
Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God antwoordde hem met een stem. Toen daalde de HEERE neer op de berg Sinaï, op de top van de berg. De HEERE riep Mozes naar de top van de berg en Mozes klom naar boven.

De HEERE zei tegen Mozes: Verzamel voor Mij zeventig mannen uit de oudsten van Israël, van wie u weet dat zij de oudsten van het volk zijn en de beambten ervan. U moet hen bij de tent van ontmoe­ting brengen en zij moeten daar bij u gaan staan. Dan zal Ik neerdalen en daar met u spreken. En van de Geest Die op u is, zal Ik een deel afzonderen en op hen leggen. Zij zullen samen met u de last van dit volk dragen, zodat u die niet zelf alleen hoeft te dragen.

Mozes ging naar buiten en sprak de woorden van de HEERE tot het volk. En hij verzamelde zeventig mannen uit de oudsten van het volk en stelde hen op rondom de tent. Toen daalde de HEERE neer in de wolk en sprak tot hem, en Hij zonderde (een deel) af van de Geest Die op hem was, en droeg (dat) over op de zeventig mannen, die oudsten. En het gebeurde, toen de Geest op hen rustte, dat zij profeteerden, maar daarna niet meer.
Exodus19:16-20, Numeri 11:16-17 en 24-25 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Toen stond (Elia) op, at en dronk, en liep door de kracht van dat voedsel veertig dagen en veertig nachten, tot aan de berg van God, de Horeb. Hij ging daar een grot in en over­nachtte er.
En zie, het woord van de HEERE kwam tot hem, en Hij zei tegen hem: Wat doet u hier, Elia?
Hij zei: Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de leger­machten, ingezet. De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omver­gehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben over­gebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen.
Maar Hij zei: Ga naar buiten en ga op de berg staan, voor het aangezicht van de HEERE. En zie, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, die bergen spleet en rotsen in stukken brak, voor het aangezicht van de HEERE uit. Maar de HEERE was niet in de wind. Na deze wind kwam er een aardbeving, maar de HEERE was ook niet in de aardbeving. Op de aard­beving volgde een vuur, maar de HEERE was ook niet in het vuur. En na het vuur kwam het suizen van een zachte stilte. En het gebeurde, toen Elia dat hoorde, dat hij zijn gezicht met zijn mantel omwikkelde, naar buiten ging en in de ingang van de grot bleef staan. En zie, een stem kwam tot hem, die zei: Wat doet u hier, Elia?

1 Koningen 19:8-13 (HSV)

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind bijeen. En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeel­den, en het zat op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begon­nen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.
Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn. Toen dan dit geluid klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En zij waren allen buiten zichzelf en verwon­der­den zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken? En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?

Handelingen 2:1-11 (HSV).

God toont zich aan mensen
Wat een groots moment voor het volk Israël: de heilige God toont zijn almacht en grootheid op de berg Sinaï, voordat Hij het volk zijn Torah, zijn onderwijs, zijn wijze wetten geeft. ‘Op de berg waren donder­slagen, bliksem­flitsen en een zware wolk, en zeer sterk bazuin­geschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde.’

Vijftig dagen had het volk al door de wildernis gelopen, met hun kudden vee, sinds de uittocht uit Egypte en de door­tocht door het water. Een gebeur­te­nis die jaarlijks herdacht moest worden als het Pesach­feest, denkend aan de doodsengel die de huizen oversloeg (= pasach), waarin een lam was geslacht en bloed aan de deur­posten was gestreken.

Vijftig dagen, waarin het volk had gezien hoe God voor hen zorgde, met manna en water, en hen over­winning gaf over de Amalekieten, zolang Mozes zijn handen ophief naar de hemel als teken van Gods­ver­trouwen.

Deze indrukwekkende gebeurtenissen, de verschijning van de Heer na vijftig dagen, zeven weken (shavoe’ot), en het geven van de Torah, worden jaarlijks herdacht tijdens Chag Shavoe’ot, het Wekenfeest.

Ook de profeet Elia had een ontmoeting met God op de berg van God, de berg Horeb, ver in het zuiden, toen hij teleurgesteld en ontmoedigd was. Na het verslaan van de Baälpriesters bij een ‘offerwedstrijd’ op de Karmel werd hij gezocht en nagejaagd door de boze koningin Izebel. Dan laat God hem iets zien van zich­zelf, van zijn karakter. Hij is niet als een sterke wind, die rotsen in stukken breekt, of als een aard­beving, of als een vernie­tigend vuur, maar als een zachte wind. Zo gaat God om met zijn kinderen.

Vijftig dagen na Pesach, Pasen, vieren we het Pinksterfeest. Dat kreeg zijn naam van het Griekse woord Πεντηκοστή pentèkostè, dat 50 betekent. Zo werd het Wekenfeest al genoemd toen het Grieks steeds meer een normale omgangstaal werd in Israël, vanaf ongeveer de tweede eeuw voor Christus. Het was in Israël een van de drie ‘voetfeesten’, de feesten die men als pelgrim in Jeruzalem doorbracht.

Ook Jezus discipelen en vrienden waren in Jeruzalem bijeen gekomen voor het Wekenfeest, voor het eerst zonder hun Meester. Ze voelden zich verweesd. Hoe moesten zij verder zonder Hem? Hij had toch beloofd hen niet alleen te laten?

Dan klinkt plotseling het geluid van een geweldige wind, een woord dat je ook met ‘geest’ mag vertalen. Een geluid dat het hele huis vult, en veel toeloop van nieuwsgierigen trekt. En net zoals God in een vuur op de berg Sinaï neerdaalde, daalde zijn heilige Geest als een vuurvlam neer op de hoofden van Jezus discipelen en vrienden, en zij spraken in voor hen onbekende talen, die de omstanders wel verstonden.
De Heilige Geest gaf hen kracht en moed, om uit te gaan en het evangelie van Jezus komst op aarde te verkondigen, dat Hij bevestigde met tekenen en wonderen.

Maar waarom gedenken wij de uitstorting van de Heilige Geest als een gebeurtenis van lang geleden? Is God veranderd, wil Hij ons zijn Geest niet meer schenken? Is de tijd van het spreken in vreemde talen en van wonderen voorbij? Was dat alleen voor toen? Of zijn wij lui geworden en berusten we er in dat we deze grootste gave van God niet eens meer missen?

Zie ook: Les 45 Shavoe’ot.

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: God toont zich aan mensen"

Geef een reactie