Shabbats­lezingen: Licht tegenover duisternis

Farao’s adviseurs begrijpen al dat de plagen een duidelijk gevaar zijn geworden voor het land Egypte. Ze zijn geen optische illusie of een onschuldige grap. Zij begrijpen dat de Farao zich moet overgeven en deze mannen moet laten gaan om hun God te aanbidden.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Bo (Ga naar Farao), zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 10:1 – 13:16,
✡ Profetenlezing: Jeremia 46:13-28,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Romeinen 9:14-29.

Gedeelten uit de Torahlezing
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Strek uw hand uit over het land Egypte omwille van de sprink­hanen, zodat zij over het land Egypte opkomen en al het gewas van het land opvreten, al wat de hagel heeft over­gelaten. Toen strekte Mozes zijn staf uit over het land Egypte, en de HEERE bracht die hele dag en die hele nacht een oostenwind in het land. En het gebeurde, toen het morgen geworden was, dat de oostenwind de sprink­hanen meevoerde.

Toen zei de HEERE tegen Mozes: Strek uw hand uit naar de hemel, zodat er duisternis komen zal over het land Egypte, en de duisternis te tasten is. Toen Mozes zijn hand uitstrekte naar de hemel, kwam er een dikke duisternis in heel het land Egypte, drie dagen lang.

En het gebeurde te middernacht dat de HEERE alle eerst­gebo­renen in het land Egypte trof, vanaf de eerst­gebo­rene van de farao, die op zijn troon zou zitten, tot aan de eerstgeborene van de gevangene, die zich in de gevangenis bevond, en alle eerstgeborenen van het vee. Toen stond de farao ’s nachts op, hij en al zijn dienaren en alle Egyptenaren. En er was een luid geschreeuw in Egypte, want er was geen huis waarin geen dode was.
Exodus 10:12-13, 21-22 en 12:29-30 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
U dan, wees niet bevreesd, Mijn dienaar Jakob, wees niet ontsteld, Israël! Want zie, Ik ga u verlossen uit verre (landen), uw nageslacht uit het land van hun gevangenschap. Jakob zal terugkeren, rust hebben en zonder zorgen zijn, en niemand zal (hem) schrik aanjagen. 28 U dan, wees niet bevreesd, Mijn dienaar Jakob, spreekt de HEERE, want Ik ben met u. Ik ga immers een (vernietigend) einde maken aan alle heidenvolken waarheen Ik u verdreven heb. Aan u echter zal Ik geen (vernietigend) einde maken. Ik zal u bestraffen met mate, maar u beslist niet voor onschuldig houden.
Jeremia 46:27-28 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Want de Schrift zegt tegen de farao: Juist hiertoe heb Ik u verwekt: dat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en dat Mijn Naam verkondigd zou worden op de hele aarde. Dus Hij ontfermt Zich over wie Hij wil, en Hij verhardt wie Hij wil. U zult dan tegen mij zeggen: Wat heeft Hij dan nog aan te merken? Want wie heeft Zijn wil weerstaan?
Romeinen 9:17-19 (HSV)

Een confrontatie tussen licht en duisternis
Deze keer een toelichting op de Torahlezing door Anat Schneider.
Farao’s adviseurs begrijpen al dat de plagen een duidelijk en aanwezig gevaar zijn geworden voor het land Egypte. Ze zijn geen optische illusie of een onschuldige grap. Zij begrijpen dat de Farao zich moet overgeven en deze ‘mannen’ moet laten gaan om hun God te aanbidden.

Hoelang zal deze man voor ons tot een valstrik zijn? Laat de mannen gaan, zodat zij de HEERE, hun God, kunnen dienen! Beseft u nog niet dat Egypte verloren is? (Exodus 10:7)
Het is interessant om de Hebreeuwse woorden te lezen die deze dienaren en Farao kiezen wanneer zij de kinderen van Israël beschrijven. ‘Laat de ‘mannen’ of ‘personen’ [אֲנָשִׁים anashim] gaan’ is iets anders dan het wegsturen van een volk [עַם am]. Mozes is naar Farao gekomen met het verzoek, ‘Laat mijn volk gaan!’ terwijl de Egyptenaren spreken over het sturen van ‘mannen’.
Zij zijn niet bereid te accepteren dat er een collectieve natie-groep, een volk, onder hen leeft. Zij willen niet omgaan met het feit dat er een volk onder hen leeft dat zij wreed behandelen en tot slaaf maken. Zij willen het bestaan van deze groep onder hen niet erkennen.

‘Nee,’ antwoordt Farao aan Mozes, ‘Laat toch de mannen gaan, zodat zij de HEERE kunnen dienen, want dat is waar u om verzocht hebt! En men dreef hen weg van voor de farao.’ (Exodus 10:11). Farao ziet hen als een aantal mannen die op een kort avontuur willen gaan.

Voor de Farao en een groot deel van de oude wereld was de heersende mening dat de dienst of aanbidding van God aan mannen toebehoort! En nu kwam Mozes bij hem met de eis om het hele volk Israël te bevrijden. En Mozes zei: ‘Wij zullen met onze jongeren en ouderen gaan. Met onze zonen en dochters, met ons kleinvee en onze runderen zullen wij gaan, want wij hebben een feest voor de HEERE.’ (Exodus 10:9)

In de ogen van Mozes behoren vrijheid en het dienen van God toe aan allen, niet alleen aan mannen. Dit is een groot verschil tussen de twee leiders: de dictator Farao met zijn duistere opvattingen; en de verlichte Mozes die vrijheid voor ieder mens zoekt en gelooft. Vrijheid en aanbidding van God is iets dat iedereen toebehoort.

Duisternis
En dan komt de zevende plaag – een zwerm sprink­hanen. Deze plaag verduistert de hemel, belem­mert het licht en brengt zo het bewustzijn van duisternis in het verhaal. Duisternis is niet alleen fysiek, maar ook in opvattingen en denken. Duisternis doet Egypte geloven dat ze een heel volk tot slaaf kunnen maken, een verduis­tering van moraal en waarden. Het ene volk ziet het lijden van het andere niet en is niet bereid wakker te worden, zelfs niet als er zware plagen komen. De Egyptische natie is blind voor de discri­mi­natie die onder haar neus plaatsvindt terwijl zij anderen uitbuit en onderdrukt.

In de Bijbel zien we dat de straf voor het kwaad een rechtvaardige beloning is die past bij de daden. Een volk gedraagt zich schandelijk. Het ziet noch fysiek noch emotioneel het lijden van anderen. Het lijdt dan onder plagen van duisternis, van mist en onvermogen om fysiek, emotioneel en mentaal te zien.

De twee plagen van duisternis waren de sprinkhanen en de plaag van de duisternis. De schade is extern en intern. De sprink­hanen­plaag beperkt het fysieke vermogen van het oog om te zien, terwijl de plaag van de duisternis de eenzaam­heid van ieder benadrukt.
Eenzaamheid en passiviteit komen wanneer de duister­nis de overhand neemt. Wij zien hier in deze twee zware plagen de oorlog van licht en duisternis. De Egyptenaren verkeren in complete duisternis, terwijl de kinderen van Israël in het licht leven. ‘Zij zagen elkaar niet, en drie dagen lang stond niemand op van zijn plaats. Voor alle Israëlieten echter was het licht in hun woongebieden.’ (Exodus 10:23)
Het licht dat de woonplaatsen van de kinderen Israëls verlichtte, verlichtte hun harten om de mentaliteit van duisternis, slavernij en lijden te willen verlaten – en het bewustzijn van licht, van geloof en van het dienen van God te omarmen. Deze veran­de­ring stuurt hen naar hun vrijheid.

Bevrijding en pijn
Opdat Farao Israël zou bevrijden, moest hij tot het uiterste worden gebracht, tot de moeilijkste plaats die een mens kan bereiken, tot de dood van zijn oudste zoon, de dood van zijn erfgenaam, misschien de dood van zijn dynastie.
De bevrijding van de kinderen van Israël betekende pijn en lijden voor iemand anders. En ik geef toe dat het voor mij nooit gemak­kelijk is om het te lezen, om te begrijpen dat voor de bevrij­ding van mijn volk het leven van zoveel anderen geruïneerd moest worden.
Over de plaag van de eerstgeborenen staat geschreven: ‘Er was geen huis waarin geen dode was.’ (Exodus 12:30) Elk huis­houden leed onder de dood. Farao was koppig. Hij was niet bereid zijn opvattingen te veran­de­ren. Hij zag niemand anders. Hij was niet in staat com­pro­mis­sen te sluiten of ideeën op te geven die hem al niet meer dienden en zeker zijn volk niet dienden. Deze koppigheid leidde tot zelf- en nationale vernietiging.

Dus wat kunnen we leren van dit moeilijke Torah gedeelte? Om vrij te zijn, moeten we de dingen veroor­delen die ons in slavernij proberen te houden, en ideeën en misschien afgoden die we hebben omarmd opgeven.

Deze hoofdstukken laten zien hoeveel lijden en hoeveel pijn er is als we luisteren naar vooroordelen. In dit bijbel­verhaal zien we hoe Farao reageerde, maar we kunnen allemaal de balans opmaken van ons eigen leven. Houden wij vast aan voor­oor­delen en meningen die ons lijden bezorgen? Welke zijn dat? Waar zitten we vast?

Een diepgaand onderzoek is nodig. Ik nodig ons allen uit om onszelf te onder­zoeken.
Hoeveel aandacht hebben we werkelijk voor ons geweten? Hoe flexibel zijn we? Hoeveel houden we vast aan wat niet langer goed voor ons is? In hoeverre zijn we bereid andere meningen te accep­teren? Hoe vaak staan we open voor verandering, als we dat al doen? Zijn we bereid te zien dat er een andere manier is?
Een manier waarop we de destructieve neigingen die we hebben opgeven, om de vrijheid tegemoet te treden. We kunnen preventieve actie ondernemen, preventieve geneeskunde. We kunnen dingen loslaten, zelfs zonder plagen te ervaren. Er is geen plaag van de eerst­ge­bo­renen nodig. Word wakker. Verdrijf de plaag van de duisternis, en laat het licht in je schijnen.

Bron: Israel Today.

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Licht tegenover duisternis"

Geef een reactie