Shabbats­lezingen: Verstaan wij onze opdracht?

Moses zond mannen uit om het mooie land te bekijken waarin ze zouden wonen, maar tien van hen beschre­ven de problemen: ommuurde steden, sterke mannen, Enakieten. Ongelovige woorden waarmee ze het volk ontmoedigden. Zij hadden hun opdracht niet begrepen.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Shelach lecha (Stuur voor jezelf) zijn:
✡ Torahlezingen: Numeri 13-15,
✡ Profetenlezing: Jozua 2:1-24,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 3:7 – 4:11.

Gedeelten uit de Torahlezing
De HEERE sprak tot Mozes: Stuur mannen voor u uit om het land Kanaän te verkennen, dat Ik aan de Israëlieten geven zal; u moet één man per stam van zijn vaderen sturen, elk een leider onder hen. Mozes stuurde hen uit de woestijn Paran, op bevel van de HEERE. Al die mannen waren hoofden van de Israëlieten.

Mozes stuurde hen om het land Kanaän te verkennen, en hij zei tegen hen: Ga hier het Zuiderland in, en ga dan het bergland in, en bekijk het land, hoe het is, en het volk dat er woont, of het sterk is of zwak, of het gering (in aantal) is of talrijk. En (kijk) hoe het land is waarin het (volk) woont, of het goed is of slecht, en hoe de steden zijn waarin het woont, of (het) in (tenten)­kampen (woont) of in vestingen. (Kijk) ook hoe de grond is, of die vruchtbaar is of schraal, (en) of er bomen zijn of niet. Vat moed en neem (wat) van de vruchten van het land mee. Die dagen waren namelijk (juist) de dagen van de eerste vruchten van de druiven.

Zij gingen op weg en verkenden het land, van de woestijn Zin tot Rehob, bij Lebo-Hamath. Zij gingen het Zuiderland in en kwamen tot aan Hebron, en daar (woonden) Ahiman, Sesai en Talmai, nakomelingen van Enak. Hebron nu was zeven jaar eerder gebouwd dan Zoan in Egypte. Daarna kwamen zij aan in het dal Eskol en sneden daar een rank af met één tros druiven, die zij met zijn tweeën aan een draagstok moesten dragen. Ook namen zij wat granaatappels en wat vijgen mee. Die plaats noemde men het dal Eskol vanwege de tros die de Israëlieten daar afgesneden hadden.
Numeri 13:1-3 en 17-24 (HSV).

Gedeelten uit de Profetenlezing
Daarna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee mannen als verkenners op uit, en zei: Ga (op weg), bekijk het land en Jericho. Zij gingen en kwamen in het huis van een vrouw, een hoer, van wie de naam Rachab was, en zij sliepen daar.
Toen werd tegen de koning van Jericho gezegd: Zie, er zijn hier deze nacht mannen gekomen van de Israëlieten om het land te verkennen. Daarop stuurde de koning van Jericho (boden) naar Rachab om te zeggen: Breng de mannen naar buiten die naar u toe gekomen zijn en die uw huis zijn binnengegaan, want zij zijn gekomen om het hele land te verkennen. Maar de vrouw had die beide mannen ontvangen en zij had hen verborgen.

Maar voor zij zich te slapen gelegd hadden, klom zij naar hen toe, op het dak, en zei tegen die mannen: Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u. Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging. En ook wat u hebt gedaan met de twee koningen van de Amorieten, Sihon en Og, die aan de andere zijde van de Jordaan waren, die u met de ban geslagen hebt. Toen wij dat hoorden, smolt ons hart weg (van angst), en vanwege u bestaat er geen moed meer in iemand, want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde.
Nu dan, zweer mij toch bij de HEERE, omdat ik goeder­tieren­heid aan u bewezen heb, dat u ook goeder­tieren­heid zult bewijzen aan het huis van mijn vader, en geef mij een teken van trouw dat u mijn vader en mijn moeder zult laten leven, en ook mijn broers en mijn zusters met al wat van hen is, en dat u ons leven van de dood redden zult.

Jozua 2:1-4a en 8-13 (HSV)


Martha Groothedde leidt ons rond in het oude Jericho, de oudste stad ter wereld.

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
En (Jezus) riep Zijn twaalf discipelen bij Zich en gaf hun macht over de onreine geesten om die uit te drijven, en om iedere ziekte en elke kwaal te genezen. De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon die Petrus genoemd werd, en Andreas, zijn broer; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer; Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, die ook Thaddeüs genoemd werd; Simon Kananites en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.
Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.
En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets. Voorzie u niet van goud of zilver of kopergeld in uw gordels, of van een reiszak voor onderweg of twee stel onderkleren of sandalen of een staf. Want de arbeider is zijn voedsel waard. Welke stad of welk dorp u ook zult binnenkomen, onderzoek wie het daarin waard is; en blijf daar, totdat u weer vertrekt. En als u een huis binnengaat, begroet het dan. En als dat huis het waard is, laat dan uw vrede erover komen, maar als het dat niet waard is, laat dan uw vrede tot u terugkeren.

Matteüs 10:1-13 (HSV)

Verstaan wij onze opdracht?
In opdracht van God stuurt Moses twaalf leiders van de stammen naar het land Kanaän in om het te ‘bespio­neren’. Tien van hen komen terug naar het volk Israël met een ont­moe­digend verslag. Het volk gelooft hen en reageert niet zoals je zou verwachten van een volk dat zoveel wonderen met eigen ogen heeft gezien, schrijft Michael Selutin in een commentaar.
‘Toen begon heel de gemeenschap [luid te weekla­gen] en bleef het volk in die nacht luid jammeren. Al de Israëlieten morden tegen Mozes en tegen Aäron. Heel de gemeenschap zei tegen hen: Waren wij maar in het land Egypte of in deze woestijn gestorven! Waren wij maar gestorven! Waarom brengt de HEERE ons dan naar dit land, zodat wij door het zwaard vallen, en onze vrouwen en onze kleine kinderen tot prooi worden van de vijand? (Numeri 14:1-3 HSV)

Een vreemde gebeurtenis na alle wonderen die zij hadden meegemaakt. Meestal wordt die zo uitgelegd, dat de tien pessimisten niet genoeg op God vertrouw­den en dat het volk er ook niet zeker van was dat God hen zou helpen om de reuzen en de versterkte steden van Kanaän te verslaan.

Maar zover zou het niet gekomen zijn als de tien ‘verspieders’ hun taak goed begrepen hadden. Lord Jonathan Sacks, de overleden opperrabbijn van Groot-Brittannië, wijst er in een essay op dat de groep die Kanaän werd ingestuurd helemaal niet bedoeld was als spionnen. Er zijn twee woorden voor verkenner of spion in het Hebreeuws, en geen van beide komt ook maar één keer voor in het hele verhaal. In plaats daarvan wordt het werkwoord latoer (לתור) gebruikt om hun taak te beschrijven. Dit woord wordt hier precies 12 keer gebruikt. Het woord betekent ‘op reis gaan’, en dat is passend, want in modern Hebreeuws betekent het ‘rondreizen’. Het woord tayar (toerist), en onze woorden ’toerist’ en ’touringcar’ komen van hetzelfde stamwoord.

De twaalf waren niet bedoeld als verkenners of spionnen, maar als toeristen! Net als toeristen moesten ze het land bezoeken en de prachtige beziens­waar­dig­heden bekijken, niet de verster­kingen en zwakke punten van de legers. God had het machtige Egyptische leger al verslagen, zouden een paar Kanaänitische stammen een probleem voor Hem zijn? Deze missie ging niet om militaire doelen, maar om het volk een voorproefje te geven van hun toekomstige thuis. Moses had hen een land beloofd dat vloeide van melk en honing, maar hij had het nooit gezien en het volk had niet het voordeel van Google Maps.
Rabbi Sacks stelde dat de tien negatieve spionnen hun missie gewoon niet begrepen, terwijl de andere twee zich realiseerden waarvoor ze waren gestuurd.

De twee verspieders die Jozua uitzond naar Jericho kregen wel de opdracht om te spioneren, hoe sterk die stad was. Ze kwamen terug met een bemoedigende boodschap: ‘Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u.

Toen Jezus zijn twaalf discipelen riep, gaf Hij hen een duidelijke opdracht: Ga naar de verloren schapen van het huis van Israël. En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ Pas na Jezus lijden, sterven, opstanding en hemelvaart, en nadat de apostelen de heilige Geest en kracht hadden ontvangen, veranderde de opdracht, en het evangelie verspreide zich in steeds wijdere kringen: de Joden, Samaritanen, heidenen, inwoners van Klein-Azië, Griekenland en Rome, en de gehele wereld.

Wat is Gods opdracht voor ons?

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Verstaan wij onze opdracht?"

Geef een reactie