Shabbatslezingen: Wees niet trots op eigen prestaties

Wat is het toch moeilijk te leven uit Gods genade! Hoe gemakkelijk denken we, dat we iets hebben gepresteerd in eigen kracht, waarop we trots kunnen zijn En hoe vaak denken we dat God het met ons wel bijzonder heeft getroffen, en dat Hij ons daarvoor beloont.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Ekev (Wanneer je volgt) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 7:12 – 11:25,
✡ Profetenlezing: Jesaja 49:14 – 51:3,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 11:8-13.

In verband met het thema wijken we daarvan af.

Een gedeelte uit de Torahlezing
Luister, Israël! U gaat heden de Jordaan oversteken om het land binnen te gaan en in bezit te nemen van volken die groter en machtiger zijn dan u, met grote en hemel­hoog versterkte steden; een groot en lang volk, de Enakieten, die u zelf kent en over wie u zelf gehoord hebt: Wie kan standhouden tegenover de Enakieten?
Daarom moet u heden weten dat het de HEERE, uw God, is Die voor u uit de Jordaan overtrekt, een verte­rend vuur. Hij zal hen wegvagen en Hij zal hen aan u onderwerpen. U zult hen uit hun bezit verdrijven en hen al snel ombrengen, zoals de HEERE tot u gesproken heeft.
Wanneer de HEERE, uw God, hen van voor uw ogen verjaagd heeft, zeg dan niet in uw hart: Vanwege míjn gerech­tig­heid heeft de HEERE mij in dit land gebracht om het in bezit te nemen. Want het is vanwege de godde­loos­heid van deze volken dat de HEERE hen van voor uw ogen uit hun bezit verdrijft. Niet vanwege uw gerechtigheid of vanwege de oprechtheid van uw hart komt u hun land in om het in bezit te nemen, maar vanwege de godde­loos­heid van deze volken verdrijft de HEERE, uw God, hen van voor uw ogen uit hun bezit, en om het woord gestand te doen dat de HEERE, uw God, uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft.
Daarom moet u weten dat het niet vanwege uw gerech­tig­heid is dat de HEERE, uw God, u dit goede land geeft om het in bezit te nemen, want u bent een hals­starrig volk.
Houd in gedachten en vergeet niet dat u de HEERE, uw God, zeer toornig hebt gemaakt in de woestijn: vanaf de dag dat u uit het land Egypte vertrokken bent, totdat u op deze plaats kwam, bent u ongehoorzaam geweest aan de HEERE.

Deuteronomium 9:1-7 (HSV).

Voordat het volk Israël de Jordaan oversteekt, en volken voor zich uit verdrijft, versterkte steden inneemt en zich in het land vestigt, waarschuwt Mozes hen om niet trots te worden op eigen prestaties: ‘zeg dan niet in uw hart: Vanwege míjn gerech­tig­heid heeft de HEERE mij in dit land gebracht om het in bezit te nemen. Want het is vanwege de goddeloosheid van deze volken dat de HEERE hen van voor uw ogen uit hun bezit verdrijft.’
Het bezit van het land is geen eigen verdienste, geen eigen prestatie, zelfs geen beloning voor het getrouw houden van de Torah, de Wet. Er is niets om je op te beroemen, niets om trots op te zijn, het is God die het land uit genade in bruikleen geeft aan zijn volk.

Gedeelten uit de Profetenlezing
Na verloop van twaalf maanden was (koning Nebukad­nezar) aan het wandelen op (het dak) van het koninklijk paleis van Babel. De koning nam het woord en zei: Is dit niet het grote Babel, dat ik als een huis voor het konink­rijk gebouwd heb, door mijn sterke macht en ter ere van mijn majesteit?
Dit woord was nog in de mond van de koning of er klonk een stem vanuit de hemel: U, koning Nebukadnezar, wordt aangezegd: Het koningschap is van u weggegaan! Men zal u uit de mensen­(wereld) verstoten en u zult uw verblijf hebben bij de dieren van het veld. Men zal u gras te eten geven zoals aan de runderen, en er zullen zeven tijden over u voorbij­gaan, totdat u erkent dat de Aller­hoogste Heerser is over het koning­schap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil.
Op hetzelfde ogenblik werd dat woord over Nebukad­nezar voltrokken. Hij werd uit de mensen­(wereld) verstoten, hij at gras zoals runderen, en zijn lichaam werd bevochtigd door de dauw van de hemel, totdat zijn haar zo lang werd als (de veren) van arenden en zijn nagels als die van vogels.

Na verloop van die dagen sloeg ík, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel, want mijn verstand kwam in mij terug, en ik loofde de Allerhoogste en prees en verheer­lijkte Hem Die eeuwig leeft. Zijn heerschappij is immers een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van generatie op generatie.
Al de bewoners van de aarde worden als niets geacht. Hij doet naar Zijn wil met de legermacht in de hemel en de bewoners van de aarde. Er is niemand die Zijn hand kan wegslaan of tegen Hem kan zeggen: Wat doet U?

Op datzelfde tijdstip kwam mijn verstand weer in mij terug. Ook kwamen, tot eer van mijn koninkrijk, mijn majesteit en mijn waardigheid weer op mij terug. Mijn raadslieden en machthebbers maakten hun opwachting bij mij. Ik ben in mijn koningschap hersteld. Mij werd uitzonderlijke grootheid verleend.
Ik, Nebukadnezar, prijs, roem en verheerlijk nu de Hemelkoning, omdat al Zijn daden waarheid zijn en Zijn paden gerechtigheid: Hij is in staat te vernederen wie in hoogmoed (hun weg) gaan.

Daniël 4:29-37 (HSV).

Koning Nebukadnezar van het Nieuw Babylonische Rijk had veel bereikt in deze wereld. Veel steden en tempels in zijn land liet hij bouwen of restaureren. Onder zijn regering werd de hoofdstad Babylon in zijn vroegere luister hersteld, waaronder de herbouw van de tempel van Mardoek en de bouw van een paleis­burcht, gelegen op een terras­gewijs verlopende, met planten begroeide heuvel. Dit waren de beroemde Hangende tuinen van Babylon.
Hij onderwierp Syrië en regeerde tot aan de grens van Egypte. Het opstandige Judea werd veroverd, waarbij veel inwoners in balling­schap werd wegge­voerd, waar­onder Daniël en zijn vrienden.

Reden genoeg om trots te zijn op zijn prestaties, en er over op te scheppen. Maar hij was gewaar­schuwd in een droom: een geweldige grote en mooie boom was op bevel van een wachter uit de hemel omgehakt. De wijze Daniël kreeg van God de uitleg: die boom, dat bent u, o koning. U zult uw verblijf hebben bij de dieren op het veld. Daniël gaf de koning ook raad om aan dit lot te ontkomen: ‘breek met uw zonden door gerechtigheid te betrachten en met uw onge­rechtig­heden door genade te bewijzen aan de ellendigen. Misschien zal er dan verlenging van uw voorspoed zijn.’ Maar de koning heeft niet geluisterd, en Gods oordeel kwam.

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, gerechtig­heid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is. Maar Israël, dat de wet van de gerechtig­heid najaagde, is aan de wet van de gerech­tig­heid niet toegekomen.
Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots, zoals geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een struikelblok. En: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.
Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Omdat zij immers de gerechtig­heid van God niet kennen en een eigen gerech­tig­heid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onder­worpen.

Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerech­tig­heid voor ieder die gelooft. Want Mozes schrijft over de gerech­tig­heid die uit de wet is: ‘De mens die deze dingen gedaan heeft, zal daardoor leven.’
De gerechtigheid echter die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal naar de hemel opklim­men? Dat is Christus naar beneden brengen. Of: Wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden naar boven brengen. Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken: Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden.

Romeinen 9:30 – 10:3 (HSV)

Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: Wees niet trots op eigen prestaties"

Geef een reactie