De Bijbelgedeelten over het houden van de shabbat, het shabbatsjaar en het Jubeljaar willen ons niet alleen onderwijzen om niet altijd met werk en geld bezig te zijn maar ook rust te nemen, ze wijzen ons ook op de shabbatsrust van het Koninkrijk van God.
De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Behar (Op de berg) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 25:1 – 26:2,
✡ Profetenlezing: Jeremia 32:6-27,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 4:14-22.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Een gedeelte uit de Torahlezing
De HEERE sprak tot Mozes bij de berg Sinaï: Spreek tot de Israëlieten, en zeg tegen hen: Wanneer u gekomen bent in het land dat Ik u geven zal, dan moet het land rust krijgen, een sabbat voor de HEERE.
Zes jaar mag u uw akker bezaaien, zes jaar mag u uw wijngaard snoeien en de opbrengst ervan inzamelen. Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van volledige rust, een sabbat voor de HEERE. Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet snoeien.
Wat er na uw (laatste) oogst opkomt, mag u niet oogsten, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken. Het is een jaar van volkomen rust voor het land.
(De opbrengst van) de sabbat van het land zal voor u als voedsel dienen: voor u en uw slaaf en uw slavin, uw dagloner en uw bijwoner, die bij u als vreemdeling verblijven. Ook voor uw vee en voor de (wilde) dieren die in uw land (leven), mag heel de opbrengst ervan als voedsel dienen
Leviticus 25:1-7 (HSV).
De opdracht om na zes jaar bewerken van de akker deze (en jezelf) een jaar rust te geven wordt hier uitgewerkt. En soms zijn mensen na jaren hard werken ook uitgewerkt, en ze nemen een sabbatical, een shabbatsjaar, een jaar van rust en leuke dingen doen. In zijn wijsheid en zorgzaamheid heeft onze Schepper er aan gedacht, dat we niet alleen nachtrust, en de rust van de shabbat of zondag, maar ook af en toe een langere periode van rust nodig hebben. Het is ook een verwijzing naar de rust van God Koninkrijk.
Het Joodse jaar 2021/2022 is een shabbatsjaar. Veel Joodse boeren in Israël houden zich hieraan, en hebben afgelopen herfst niet geploegd, gezaaid, geplant of gesnoeid. Dat vraagt veel zelfopoffering en een enorm geloof in God. Dit getuigt ervan dat een mens beseft dat niets werkelijk van hem is. Zelfs het land dat men ‘bezit’ en cultiveert behoort in feite aan God – het is aan ons uitgeleend om gebruikt te worden volgens Zijn wil.
Het shabbatsjaar herinnert ons er aan, dat hard werken niet het hoogste doel is in het leven. Wanneer we dood gaan, kunnen we niets van ons zwoegen meenemen.
Rabbi Ari Enkin citeert een bekend verhaal dat dit illustreert. De beroemde wijze, Rabbi Yisrael Kagan (1838-1933), bekend als de Chafetz Chaim, werd eens bezocht door een rijke bewonderaar. Toen de bezoeker het kleine huis van de rabbi binnenkwam, kreeg hij de schrik van zijn leven: De woonkamer was ingericht met niets anders dan een oude tafel en een gammele bank. De keuken was piepklein en primitief. Er waren geen moderne voorzieningen. De man wendde zich tot de Chafetz Chaim en vroeg: ‘Hoe kan je zo leven? Waar zijn al je bezittingen?’
De Chafetz Chaim vroeg hem: ‘Hoe ben je hier gekomen?’
‘Met de koets’ antwoordde de bezoeker.
De Chafetz Chaim ging naar buiten om de koets te zien. Na het te hebben onderzocht, merkte hij op aan zijn gast: ‘Ik zie geen eetkamer, keuken of zelfs een bed in dit ding!’
‘Maar Rabbi, ik reis alleen maar door uw stad. Reizigers nemen hun bedden en keukens niet mee!’
De Chafetz Chaim antwoordde: ‘Ook ik ben op reis… op reis door deze wereld naar de Komende Wereld. Dit leven is tijdelijk. Waarom zou ik voorzieningen en bezittingen vergaren?’
Dit is de les van shmita: Het leven is tijdelijk. Het leven is breekbaar. We zijn slechts op doorreis in deze wereld, we stoppen hier voor 80 of 90 jaar alleen om Zijn wil te doen. We moeten ons niet laten meeslepen door luxe en overbodige voorzieningen.
Een gedeelte uit de Profetenlezing
De HEERE, de God van hun vaderen, zond hun vroeg en laat waarschuwende woorden door de hand van Zijn boden, want Hij wilde Zijn volk en Zijn woning sparen. Maar zij spotten met de boden van God, verachtten Zijn woorden en maakten Zijn profeten belachelijk, tot de grimmigheid van de HEERE tegen Zijn volk zo hoog opsteeg dat er geen genezing meer mogelijk was.
Toen deed Hij de koning van de Chaldeeën tegen hen optrekken, die hun jongemannen in het huis van hun heiligdom met het zwaard doodde. Hij spaarde de jongemannen, de meisjes, de ouderen en de stokouden niet. God gaf hen allen in zijn hand.
Alle voorwerpen van het huis van God, de grote en de kleine, de schatten van het huis van de HEERE en de schatten van de koning en zijn vorsten: dat alles bracht hij naar Babel. Zij verbrandden het huis van God, en braken de muur van Jeruzalem af. Ook alle paleizen van Jeruzalem verbrandden zij met vuur, zodat alle kostbare voorwerpen ervan te gronde werden gericht.
En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, tot het koninkrijk van Perzië ging regeren, om het woord van de HEERE, bij monde van Jeremia gesproken, te vervullen, totdat het land behagen zou scheppen in zijn sabbatsjaren. Het rustte al de dagen van de verwoesting, totdat de zeventig jaar vervuld waren.
2 Kronieken 36:15-21 (HSV)
Al zeker vijf eeuwen lang hadden de Israëlieten zich niets aangetrokken van het Shabbatsjaar en de andere geboden van God. Toen de grond al die jaren niet de voorgeschreven rust had gekregen van het volk, nàm God die rust, en verdreef het volk zeventig jaar uit het land, opdat dit kon rusten.
Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Laten wij er dan beducht voor zijn dat iemand van u ooit schijnt achter te blijven, terwijl de belofte om in Zijn rust binnen te gaan nog van kracht is. Want ook aan ons is het Evangelie verkondigd, evenals aan hen. Maar het gepredikte woord bracht hun geen voordeel, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen die het hoorden.
Wij die tot geloof gekomen zijn, gaan immers de rust binnen, zoals Hij gezegd heeft: Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Mijn rust zullen zij niet binnengaan! En dat terwijl Zijn werken al sinds de grondlegging van de wereld voltooid zijn. Want Hij heeft ergens over de zevende dag als volgt gesproken: En God heeft op de zevende dag van al Zijn werken gerust. En op deze plaats opnieuw: Zij zullen Mijn rust niet binnengaan!
Omdat dus het feit blijft dat sommigen deze rust binnengaan, en dat zij aan wie het Evangelie eerst verkondigd was, niet binnengegaan zijn vanwege hun ongehoorzaamheid, bepaalt Hij opnieuw een zekere dag, namelijk heden, wanneer Hij zo lange tijd daarna door David zegt (zoals al eerder gezegd is): Heden, als u Zijn stem hoort, verhard dan uw hart niet. Want als Jozua hen al in de rust gebracht had, zou God daarna niet gesproken hebben over een andere dag. Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God, want wie Zijn rust binnengegaan is, die heeft zelf ook van zijn werken gerust, zoals God van de Zijne.
Laten wij ons dan beijveren om die rust binnen te gaan, opdat niemand door het volgen van dit voorbeeld van ongehoorzaamheid ten val zal komen.
Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.
Hebreeën 4:1-11 en 13:14 (HSV).
Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: Wij hebben hier geen blijvende stad"