Shabbats­lezingen: Zou de rechter van de hele aarde geen recht doen?

Torahrol.

Het waren geen kleine zonden die in Sodom werden bedreven. Er werd slechts één recht­vaardige gevon­den, en God besloot de stad te vernietigen. Het is in Gods ogen geen kleinigheid, dat Hamas probeert Israël van de kaart te vegen.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Wayera (En Hij verscheen) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 18 – 22,
✡ Profetenlezing: 2 Koningen 4:1-37,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 1:26-38, 24:36-53.

Gedeelten uit de Torahlezing
Toen stonden de mannen vandaar op en keken in de richting van Sodom; en Abraham ging met hen mee om hen uitgeleide te doen.
Verder zei de HEERE: ‘De roep van Sodom en Gomorra is groot en hun zonde heel zwaar. Ik zal nu afdalen en zien of zij werkelijk alles gedaan hebben zoals de roep luidt die over haar tot Mij gekomen is. En zo niet, Ik zal het weten.’ Toen keerden die mannen vandaar om en gingen naar Sodom, maar Abraham bleef nog staan voor het aangezicht van de HEERE.

De twee engelen kwamen ’s avonds in Sodom aan, terwijl Lot in de poort van Sodom zat. Toen Lot hen zag, stond hij op om hun tege­moet te gaan, en boog hij zich met zijn gezicht ter aarde. Hij zei: ‘Zie toch, mijne heren, wijk toch af van uw weg en kom naar het huis van uw dienaar en overnacht daar en was uw voeten; morgen­vroeg kunt u opstaan en uw reis vervolgen.’ Maar zij zeiden: ‘Nee, wij zullen wel op het plein over­nachten.’ Hij drong echter sterk bij hen aan, zodat zij van hun weg afweken naar hem toe, en zijn huis binnen­gingen. Hij richtte een maaltijd voor hen aan. Hij bakte onge­zuur­de broden en zij aten.
Nog voor zij zich te slapen legden, omsingelden de mannen van die stad, de mannen van Sodom, van jong tot oud, het huis; heel het volk, niemand uitge­zonderd. Zij riepen naar Lot en zeiden tegen hem: ‘Waar zijn die mannen die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen naar buiten, naar ons toe, zodat wij gemeen­schap met hen kunnen hebben.’
Toen ging Lot naar buiten, naar hen toe, bij de deur­opening, en sloot de deur achter zich, en hij zei: ‘Mijn broeders, doe toch geen kwaad! Zie toch, ik heb twee dochters, die met geen man gemeen­schap gehad hebben; laat mij die toch bij u brengen en doe met hen wat goed is in uw ogen. Alleen, deze mannen moet u niets aandoen, want om die reden zijn ze onder de bescherming van mijn dak gekomen.’ Toen zeiden zij: ‘Ga opzij!’ Ook zeiden ze: ‘Deze ene is gekomen om hier als vreemdeling te verblijven en nu wil hij zeker rechter over ons zijn! Nu zullen we u meer kwaad aandoen dan hun.’
Zij drongen erg op de man, op Lot, aan en kwamen dichterbij om de deur open te breken. Maar die mannen staken hun hand uit, trokken Lot naar zich toe het huis in en sloten de deur. Zij sloegen de mannen die bij de deur­opening van het huis waren, van klein tot groot, met blind­heid, zodat zij tever­geefs moeite deden om de deur­opening te vinden.
Toen zeiden die mannen tegen Lot: ‘Wie hebt u hier verder nog? Een schoon­zoon, uw zonen, of uw dochters: breng allen die u in de stad hebt, uit deze plaats naar buiten. Want wij gaan deze plaats te gronde richten, omdat de roep van haar zonden groot geworden is voor het aangezicht van de HEERE. Daarom heeft de HEERE ons gezonden om haar te gronde te richten.’ Toen ging Lot naar buiten en sprak tot zijn schoon­zonen, die zijn dochters tot vrouw zouden nemen, en zei: ‘Sta op! Ga naar buiten, uit deze plaats! Want de HEERE gaat deze stad te gronde richten.’ Maar hij was in de ogen van zijn schoon­zonen als iemand die grappen maakte.
Toen de dageraad aangebroken was, drongen de engelen bij Lot aan. Zij zeiden: ‘Sta op! Neem uw vrouw en uw twee dochters, die zich hier bevinden, anders wordt u om de ongerechtigheid van de stad weg­ge­vaagd.’ Lot aarzelde echter; daarom grepen die mannen zijn hand, de hand van zijn vrouw en de hand van zijn twee dochters, omdat de HEERE hem wilde sparen. Zij brachten hem naar buiten en leidden hem buiten de stad. En het gebeurde, toen zij hen buiten de stad gebracht hadden, dat Hij zei: Vlucht voor uw leven, kijk niet achter u en blijf nergens op heel deze vlakte staan; vlucht naar het bergland, anders wordt u weggevaagd.

Toen liet de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. Het kwam van de HEERE uit de hemel. Hij keerde deze steden en heel de vlakte onder­ste­boven, met alle inwoners van de steden en het gewas op het land.
Genesis 18:16 en 20-22, 19:1-17 en 24-25 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Sodom, uw zuster, zij en haar dochters hebben niet zo gedaan als u en uw dochters gedaan hebben! Zie, dit was de onge­rech­tig­heid van uw zuster Sodom: trots, over­vloed van voedsel en zorge­loze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige onder­steunde zij echter niet. Zij verhie­ven zich en deden een gruwel­daad voor Mijn aangezicht. Daarom deed Ik hen weg, zodra Ik het gezien had. Samaria heeft nog niet de helft van uw zonden gedaan, en u hebt uw gruweldaden talrijker gemaakt dan zij. U hebt uw zusters rechtvaardig doen lijken, vergeleken bij al uw gruweldaden, die u gedaan hebt!
Ezechiël 16:48-51 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
(En als) God de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand en tot de vernietiging veroordeeld heeft en tot een voorbeeld gesteld heeft voor hen die goddeloos zouden leven; en (als God) de recht­vaardige Lot, die leed onder de los­ban­dige levens­wandel van norm­loze mensen, verlost heeft – want deze recht­vaardige, die in hun midden woonde, heeft dag in dag uit (zijn) recht­vaardige ziel gekweld bij het zien en horen van hun wetteloze daden – dan weet de Heere (ook nu) de god­vruch­tigen uit de verzoeking te verlossen, maar de onrecht­vaar­digen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden.
2 Petrus 2:6-9 (HSV)

Zou de rechter van de hele aarde geen recht doen?
Het was geen kleinigheid wat er in Sodom was gebeurd. Twee mannen, gasten van Lot, waren bijna het slacht­offer geworden van een schaam­te­loze groeps­ver­krach­ting. Blijkbaar was dat daar een normaal verschijn­sel, zo diep waren Sodom en omstreken gezonken.
Ongetwijfeld kende Abram de reputatie van de steden. Toch bad hij God om de steden te sparen, omwille van de schaarse recht­vaardigen, die misschien nog in de stad waren. Zo worstelde hij met God. Vijftig? Vijfen­veertig? Dertig misschien? Twintig? vraagt Abram onbe­schaamd. Tien? Nee, zelfs geen tien. Alleen de recht­vaardige Lot werd gevon­den en uit de stad geleid, met zijn vrouw en dochters. Zijn schoon­zonen lachten hem uit, toen hij hen waarschuwde de stad te verlaten. Ze bleven achter en kwamen om.

Wisten de inwoners van Sodom en Gomorra dan niets van God? Jazeker. Een aantal jaren daarvoor waren zij weggevoerd door een leger van de koningen van Sinear, Elassar en Elam. Een legertje van de knechten van Abram en zijn bond­genoten achter­volgde dit leger, ver­sloeg het, ‘en hij bracht alle bezit­tingen terug, en ook zijn broeder Lot en zijn bezit­tingen bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.’ (Genesis 14:16).
Ook in het leven van Lot hadden zij iets kunnen zien van hoe God wil dat we leven.

‘Vlucht naar het bergland, anders wordt u weggevaagd,’ hadden de engelen gezegd. Zo kregen ook de inwoners van Gaza-stad de opdracht naar het zuiden te vluchten, voordat het Israëlische leger het ‘bastion‘ Gaza zou gaan aan­val­len. Maar een deel van de inwoners ging niet, wilde niet of mocht niet weg. U hoort ze elke dag jam­meren in het journaal.
In het TV-journaal zie je mensen in Gaza die jammeren ‘Waarom overkomt mij dit? Ik ben onschuldig, ik heb toch niets gedaan!’ Ik denk dat de mensen in Sodom en Gomorra ook zo gemopperd en geklaagd hebben. God strafte de gehele stad, de gehele bevolking. De een had actief deel­ge­no­men aan de misdaad, de ander had zich er niet tegen uitge­sproken, zich er niet tegen verzet, en was daarom mede-schuldig door nalatig­heid.

De meerderheid van de Gazanen heeft Hamas aan de macht gebracht en aan de macht gehouden, wetend dat Hamas als zijn doelstelling de verovering van geheel Israël heeft, ‘van de rivier tot de zee’, en het verdrijven van het Joodse volk. Maar wie Israël aanraakt, raakt Gods oogappel aan, en zal de gevolgen van zijn daden ondervinden. Helaas moeten daarbij veel onschuldigen onder de schuldigen lijden. Dat doet me enorm verdriet, maar het is onvermijdelijk, en komt geheel voor rekening van Hamas.

Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereld­beheer­sers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geeste­lijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten. (Efese 6:12)

1 reactieop"Shabbats­lezingen: Zou de rechter van de hele aarde geen recht doen?"

  1. Pakkende titel en hoe waar!
    Ja als je werkelijk gelooft dat JHWH dezelfde is, Hij die was, is en komen zal, dat Zijn Woord, HEEL Zijn Woord waar is, dan is Hij de rechter die recht zal doen. Niet de vraag of maar wanneer? Ik ben alleen bang dat Zijn rechtzaak niet overeenkomt met die van de mensen. Het is verschrikkelijk en meer dan onmenselijk wat op 7 Okt jl gebeurde, en ik zou willen dat Israel direct van AL haar vijanden verlost werd. EN ja dat zal ook op een dag gebeuren, alleen niet door kracht of geweld. (hoe zeer ik 100% ook achter Israels verdediging sta). Lees het hele hoofdstuk van de ‘profetenlezing’. Dat de wereld doet wat die doet tw: de dingen van hun vader de duivel, tja dat is niet anders. Het punt is dat Zijn volk moet doen wat Hij zegt, terugkeert naar de ‘oude paden’, vergeving vraagt over het voorgeslacht en het land. Dan pas zal Hij Zijn volk weer terugbrengen in een land wat van Hem is, waar Hij regeert. En om dat te laten gebeuren, laat JHWH vijanden toe. Kijk naar de geschiedenis elke keer als JHWH Zijn volk riep en het volk luisterde keer op keer niet, kwam er altijd iets verschrikkelijks over hen. Leuk nee absoluut niet maar blijkbaar nodig. Maar denk niet dat het alleen bij het huidige ‘land’ Israel blijft, daar zit maar een fractie van Zijn heel volk. De rest van Israel zit nog in de wereld onbekend met hun afkomst. De vraag voor mij is niet of God recht gaat doen maar wanneer, wanneer zal er niet meer over de exodus uit alleen Egypte worden gesproken maar:
    14 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat er niet meer zal gezegd worden: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd!
    15 Maar: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die de kinderen Israëls heeft opgevoerd uit het land van het noorden, en uit al de landen waarhenen Hij hen gedreven had! want Ik zal hen wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. Shalom Raymond

Geef een reactie