De geschiedenis lijkt zich te herhalen. Op hun tocht door de woestijn werden de Israëlieten aangevallen door de Amalekieten. In oktober werd Israël aangevallen door de Gazanen. Achter beide aanvallen zit de tegenstander, die Gods plannen wil verhinderen.
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Beshalach (Toen hij wegzond) zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 13:17 – 17:16,
✡ Profetenlezing: Rechters 4:4 – 5:31 ,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 19:1 – 20:6.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Een gedeelte uit de Torahlezing
Toen kwam Amalek en bond de strijd aan met Israël in Rafidim. Mozes zei tegen Jozua: Kies mannen voor ons uit en trek op, bind de strijd aan met Amalek. Morgen zal ik op de top van de heuvel staan met de staf van God in mijn hand.
Jozua deed zoals Mozes tegen hem gezegd had door de strijd aan te binden met Amalek. Mozes, Aäron en Hur klommen echter op de top van de heuvel. En het gebeurde, als Mozes zijn hand ophief, dat Israël de overhand had, maar als hij zijn hand neerliet, dat Amalek de overhand had. De handen van Mozes werden echter zwaar; daarom namen zij een steen en legden die onder hem, zodat hij erop kon gaan zitten. Aäron en Hur ondersteunden zijn handen, de een aan de ene en de ander aan de andere kant. Zo bleven zijn handen onbeweeglijk, totdat de zon onderging. Zo overwon Jozua Amalek en zijn volk met de scherpte van het zwaard.
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek en prent het Jozua in dat Ik de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel zal uitwissen.
En Mozes bouwde een altaar en gaf het de naam: De HEERE is mijn Banier! Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! De strijd van de HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!
Denk aan wat Amalek u onderweg aangedaan heeft, toen u uit Egypte wegtrok: hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet.
Exodus 17:8-16 en Deuteronomium 25:17-18 (HSV)
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb acht geslagen op wat Amalek Israël aangedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gekeerd heeft op de weg, toen hij uit Egypte kwam.
Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet, maar dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling, van rund tot schaap, en van kameel tot ezel. Saul riep het volk op en telde hen in Telaïm: tweehonderdduizend man voetvolk, en tienduizend mannen van Juda. Toen Saul bij de stad van Amalek kwam, legde hij een hinderlaag in het dal,
Saul versloeg de Amalekieten vanaf Havila tot in de richting van Sur, dat tegenover Egypte ligt. Agag, de koning van de Amalekieten, greep hij levend, maar al het volk sloeg hij met de ban, met de scherpte van het zwaard. Maar Saul en het volk spaarden Agag, de beste schapen en runderen, en wat bijna het beste was, de lammeren en alles wat goed was. Zij wilden die niet met de ban slaan. Maar elk gebruiksvoorwerp dat waardeloos en vergaan was, sloegen zij met de ban.
Toen kwam het woord van de HEERE tot Samuel: Ik heb er berouw over dat Ik Saul tot koning aangesteld heb, omdat hij zich van achter Mij afgekeerd heeft en Mijn woorden niet uitgevoerd heeft. Samuel was hierdoor diep geschokt en hij riep de hele nacht tot de HEERE.
1 Samuël 15:2-5 en 7-11 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen. Hij had een Naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf.
En Hij was bekleed met een in bloed gedoopt bovenkleed, en Zijn Naam luidt: Het Woord van God.
En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos.
En uit Zijn mond kwam een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou slaan. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn van de almachtige God.
Er stond op Zijn bovenkleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren.
En ik zag één engel dicht bij de zon staan, en hij riep met luide stem naar alle vogels die hoog aan de hemel vlogen: Kom en verzamel u voor het avondmaal van de grote God, om te eten vlees van koningen, en vlees van oversten over duizend, en vlees van machtigen, en vlees van paarden en van hen die daarop zitten, en vlees van alle vrijen en van slaven, kleinen en groten.
En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers bijeen verzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die op het paard zat, en tegen Zijn leger.
En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen gedaan had, waardoor hij hen misleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbeden hadden. Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt.
En de overigen werden gedood met het zwaard van Hem Die op het paard zat, namelijk het zwaard dat uit Zijn mond kwam. En alle vogels werden verzadigd met hun vlees.
Openbaring 19:11-21 (HSV)
Gedenk wat Amalek u gedaan heeft
Onverwacht duikt een vijand op in de eindeloze woestijn: de Amalekieten. Dat zijn de nakomelingen van Amalek, een kleinzoon van Esau, de broer van Jakob, de stamvader van de Israëlieten. Het zou dus een broedervolk moeten zijn van de Israëlieten, maar zo gedragen zij zich niet. Laf zijn ze wel, in plaats van de hoofdmacht aan te vallen, vallen zij de achterhoede aan, waar de vrouwen en kinderen voortsjokten.
Dat betekent strijden voor de mannen van Israël. Dat waren zij niet gewend, als slaven in Egypte. Jozua kiest sterke mannen uit om het volk te verdedigen – maar wat kunnen zij uitrichten tegen die geoefende Amalekieten? Daarom klimt Moses op een heuvel en heft zijn handen in gebed op naar God in de hemel. Aäron en Hur steunen hem daarbij. Zo, door dit gebed, overwon Jozua Amalek en zijn stam.
De Rechters hebben, na de vestiging van Israël in het land, veel te stellen gehad met de Amalekieten en andere stammen. Zo veel, dat God koning Saul opdroeg dit volk uit te roeien. Dat deed hij kennelijk niet volledig, want in 1 Koningen 30 komen we ze weer tegen, als zij de stad Ziklag overvallen en verbranden.
De geschiedenis lijkt zich te herhalen in onze dagen. Onverwacht duikt een vijand op uit de Gazastrook en valt de zwakken aan: feest vierende jongeren op het Nova festival, vreedzame agrarische kibboetsen die in vrede willen leven met de Arabische inwoners van de Gazastrook, ongewapende burgers. Honderden worden gedood of ontvoerd als gijzelaars. En dit was niet de eerste aanval vanuit Gaza: al jarenlang wordt de grensstrook geplaagd door raketaanvallen en brandstichting.
Waarom? Toen Israël in 2005 de Gazastrook overdroeg aan de Palestijnen, waren er bloeiende landbouwbedrijven. Met goede investeringen van de miljoenen aan buitenlandse hulp had de Gazastrook een welvarend gebied kunnen worden. Maar ze maakten een andere keuze.
Wie zit er achter deze keuze? Wie zit er achter de aanval van Amalek? ‘De oorlog van Amalek was geen oorlog uit zelfverdediging of een willekeurige daad van woestijnstropers. Het was een berekende, koelbloedige poging om de intocht van het Joodse volk in het land Kanaän te verstoren en Gods goddelijke plan te verstoren, schreef rabbi Elchanan Samet. De bedreigingen door groepen zoals Hamas ‘zijn moderne weerspiegelingen van de oude strijd, waarbij het overleven en de welvaart van het Joodse volk en de verwezenlijking van hun nationale bestemming op het spel staan.’
‘Als Hamas de wapens neerlegt, volgt er vrede. Als Israël de wapens neerlegt, volgt een nieuwe holocaust.’
‘Vrede zal er pas komen wanneer de Arabieren meer van hun kinderen gaan houden dan zij ons haten.’
Citaten van Israëls vierde premier Golda Meir.
Lees ook: ‘Van bittere wateren naar slagvelden’
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Gedenk wat Amalek u gedaan heeft"