De Heer kan zijn beslissingen aan zijn volk doen weten door dromen, door visioenen en door de profeten. Vandaag lezen we over de Oerim en de Toemim, die de hogepriester in de borsttas op zijn hart droeg.
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Tetzaveh (U zult bevelen) zijn:
✡ Torahlezingen: Exodus 27:20 – 30:10,
✡ Profetenlezing: Ezechiël 43:10-27,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 13:10-16.
In verband met het thema wijken we daarvan af.
Een gedeelte uit de Torahlezing:
Vervolgens moet u een borsttas van de beslissing maken, werk van een kunstenaar. U moet hem maken op dezelfde manier als de efod: van goud, van blauwpurperen, roodpurperen, en scharlakenrode wol, en van dubbeldraads fijn linnen moet u hem maken. Vierkant moet hij zijn en dubbelgevouwen, zijn lengte moet een span zijn en zijn breedte een span.
Dan moet u hem opvullen met een edelsteenvulling, vier rijen edelstenen: een rij van een robijn, een topaas en een karbonkel; dit is de eerste rij. De tweede rij: een smaragd, een saffier en een diamant. De derde rij: een hyacint, een agaat en een amethist. Ten slotte de vierde rij: een turkoois, een onyx en een jaspis; ze moeten in hun zettingen in goud gevat zijn. En de stenen moeten twaalf in getal zijn, overeenkomstig de namen van de zonen van Israël, overeenkomend met hun namen. De stenen moeten zegelgraveringen krijgen, ieder met zijn naam. Zij zijn voor de twaalf stammen bestemd.
Zo zal Aäron de namen van de zonen van Israël op de borsttas van de beslissing, op zijn hart dragen, als hij in het heiligdom binnenkomt, tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht van de HEERE. En u moet in de borsttas van de beslissing de urim en de tummim doen, zodat die op het hart van Aäron zijn, als hij binnenkomt voor het aangezicht van de HEERE. Zo zal Aäron de beslissing voor de Israëlieten voortdurend op zijn hart dragen voor het aangezicht van de HEERE.
Exodus 28:15-21 en 29-30 (HSV)
Gedeelten uit de Profetenlezing:
Het boek 1 Samuël vermeldt meerdere gelegenheden waarbij het lot wordt geworpen met de Oerim en de Toemmim.
In 1 Samuël 14:36-42 wordt het lot geworpen om te bepalen wie tijdens het gevecht tegen de Filistijnen heeft gegeten, tegen het bevel van de koning in.
Men vertelde David: Zie, de Filistijnen strijden tegen Kehila en zij plunderen de dorsvloeren. En David raadpleegde de HEERE en vroeg: Zal ik op weg gaan en deze Filistijnen verslaan? De HEERE zei tegen David: Ga, u zult de Filistijnen verslaan en Kehila verlossen. De mannen van David zeiden echter tegen hem: Zie, wij zijn hier in Juda al bevreesd; hoeveel te meer als wij naar Kehila, naar de gelederen van de Filistijnen zullen gaan. Toen raadpleegde David de HEERE opnieuw, en de HEERE antwoordde hem en zei: Sta op, trek naar Kehila, want Ik geef de Filistijnen in uw hand. Zo gingen David en zijn mannen naar Kehila. Hij streed tegen de Filistijnen, dreef hun vee weg en bracht hun een grote slag toe. Zo verloste David de inwoners van Kehila.
1 Samuël 23:1-5 (HSV)
David en zijn mannen kwamen bij de stad [Ziklag], en zie, die was met vuur verbrand; en hun vrouwen, hun zonen en hun dochters waren als gevangenen meegevoerd. Toen begonnen David en het volk dat bij hem was, luid te huilen, totdat er geen kracht (meer) in hen was om te huilen. Davids beide vrouwen waren ook als gevangenen meegevoerd: Ahinoam, uit Jizreël, en Abigaïl, de vrouw van Nabal, uit Karmel.
David werd zeer benauwd, want het volk sprak erover hem te stenigen. De zielen van het hele volk waren namelijk verbitterd, ieder over zijn zonen en over zijn dochters. David echter sterkte zich in de HEERE, zijn God. En David zei tegen de priester Abjathar, de zoon van Achimelech: Breng mij toch de efod. En Abjathar bracht de efod bij David. Toen raadpleegde David de HEERE en zei: Zal ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen? En Hij zei tegen hem: Achtervolg ze, want u zult ze zeker inhalen, en u zult (de gevangenen) zeker bevrijden. David ging op weg, hij en de zeshonderd mannen die bij hem waren; en toen zij bij de beek Besor kwamen, bleven de overgeblevenen achter, maar David achtervolgde hen, hij en vierhonderd mannen; maar tweehonderd mannen, die zó moe waren dat zij de beek Besor niet konden oversteken, bleven achter.
1 Samuël 30:3-10 (HSV)
Na de ballingschap keerden duizenden terug naar Judea, waaronder veel priesters: en van de nakomelingen van de priesters: de nakomelingen van Habaja, de nakomelingen van Hakkoz en de nakomelingen van Barzillai, die een vrouw genomen had uit de dochters van Barzillai uit Gilead, en naar hun naam genoemd was. Dezen zochten naar hun inschrijving onder hen die in het geslachtsregister waren ingeschreven, maar zij werden niet gevonden; daarom werden zij als onrein van het priesterschap geweerd. En Zijne Excellentie [de stadhouder] zei tegen hen dat zij niet van de allerheiligste dingen mochten eten, totdat er een priester zou aantreden met de urim en met de tummim.
Ezra 2:61-63 (HSV)
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament:
En in die dagen kwamen enkele profeten vanuit Jeruzalem naar Antiochië. En een van hen, van wie de naam Agabus was, stond op en gaf door de Geest te kennen dat er een grote hongersnood zou zijn over heel de wereld, die ook gekomen is onder keizer Claudius. En de discipelen besloten, ieder naar vermogen, iets te sturen ten dienste van de broeders die in Judea woonden, en dat deden zij ook. En zij stuurden het naar de ouderlingen door de hand van Barnabas en Saulus.
Handelingen 11:27-30 (HSV)
Hoe kun je God raadplegen?
Temidden van de beschrijving van de prachtige kleding van de hogepriester wordt de borsttas van de beslissing genoemd, met daarin de Oerim en de Toemmim, ‘de beslissing voor de Israëlieten’. Die werden gebruikt om in bijzondere omstandigheden een beslissing van God te verkrijgen. Dit kon ja zijn, of nee, en soms zweeg God, zoals toen koning Saul in zijn benauwde laatste dagen God zocht: ‘Toen Saul het leger van de Filistijnen zag, was hij bevreesd en zijn hart beefde zeer. En Saul raadpleegde de HEERE, maar de HEERE antwoordde hem niet; niet door dromen, niet door de urim, en ook niet door de profeten.’ (1 Samuël 28:5-6)
Wat betekent de Hebreeuwse term הָאוּרִים וְהַתֻּמִּים, ha-Oerim vehaToemmim? Mogelijke vertalingen luiden ‘Lichten en volkomenheden’ of ‘Licht en waarheid’
Hoe zagen de Oerim en de Toemmim er uit? We weten het niet. Waren het stenen met verschillende kleuren die God aan Moses had gegeven? Was het een stuk tekst waarop woorden konden oplichten? De Nieuwe Bijbelvertalingen gebruikt de term ‘orakelstenen’, maar die doet tekort aan Gods bedoeling, het waren geen dobbelstenen.
In het Oude testament kunnen we zien dat de geschiedenis een ontwikkeling doormaakt. God past zich in zijn openbaring eerst aan bij de cultuur van die tijd om verstaanbaar te zijn. Toen werden orakels gebruikt om de wil van de goden te leren kennen. Ook Israël moest leren naar Gods wil te vragen. In de vroegste geschiedenis gebeurde dat door een soort lotsorakel. Dat was maar van korte duur. Na Davids tijd worden de Urim en de Tummim niet meer genoemd. Men kon Gods wil vragen aan de ‘zieners’, de profeten aan wie men Gods wil kon vragen. Met de komst van Christus wordt alles anders. Hij geeft ons zijn heilige Geest om ons te leiden.
Zie ook deze Sjabbatslezingen:
Jezus is onze Hogepriester, Exodus 29,
God hoort naar onze gebeden, Exodus 30,
Priester tussen God en mensen, Exodus 28.
Met dank aan Wikipedia, Bijbelse Plaatsen. Zie ook Bijbelinfo.
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Hoe kun je God raadplegen?"