Sjabbatslezingen: U bent het zout der aarde

Zout was oudtijds een kostbaar goedje. Als con­ser­veer­middel, en als symbool van ver­bon­den­heid, van een verbond. Daarom moest aan de offers zout worden toege­voegd. En Jezus noemde ons het zout van de aarde.

De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Wayikra (En Hij riep) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 1:1 – 6:7,
✡ Profetenlezing: Jesaja 43:21 – 44:23,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 10:1-18.
In verband met het onderwerp wijken we daar van af.

Een gedeelte uit de Torahlezing
Wanneer een persoon de HEERE een graanoffer als offergave aanbiedt, moet zijn offergave meelbloem zijn. Dan moet hij er olie op gieten en er wierook op leggen. Dan moet hij het naar de zonen van Aäron, de priesters, brengen. En één van hen moet een handvol nemen van die meelbloem en die olie, met al de bijbe­ho­ren­de wierook, en de priester moet dit als gedenk­offer ervan in rook laten opgaan op het altaar. Het is een vuuroffer, een aange­name geur voor de HEERE. Wat nu van het graanoffer overblijft, is voor Aäron en zijn zonen. Het is het aller­heiligste van de vuuroffers van de HEERE.
En wanneer u als offergave een graanoffer aan­biedt dat in de oven gebakken is, moeten het ongezuurde koeken van meelbloem zijn, met olie gemengd, en onge­zuurde platte koeken, met olie bestreken.
Als uw offergave echter een graanoffer is dat op de bakplaat is (bereid), moet het van meelbloem zijn, met olie gemengd en ongezuurd. Breek het in stukken en giet er olie op. Het is een graanoffer. Maar als uw offer­gave een graanoffer is dat in de pan is (bereid), moet het bereid worden uit meel­bloem met olie.
Dan moet u het graanoffer dat daarmee bereid is, bij de HEERE brengen. Men moet het de priester aanbieden, en die moet het naar het altaar brengen. De priester moet (een deel) van dat graan­offer (als) gedenk­offer ervan omhoog­heffen en op het altaar in rook laten opgaan. Het is een vuur­offer, een aan­ge­name geur voor de HEERE. Wat nu van het graanoffer overblijft, is voor Aäron en zijn zonen. Het is het allerheiligste van de vuuroffers van de HEERE.
Geen enkel graanoffer dat u de HEERE aanbiedt, mag met zuurdeeg bereid worden. Want u mag niets van (wat) met welk zuur­deeg of welke honing dan ook (bereid is), als een vuur­offer voor de HEERE in rook laten opgaan. Als offergave van eerste­lingen mag u die aan de HEERE aan­bie­den, maar ze mogen niet als een aange­name geur op het altaar komen.
Elke offergave van uw graanoffers moet u met zout bereiden. Het zout van het verbond met uw God mag u aan uw graanoffer niet laten ontbreken. Bij al uw offer­gaven moet u zout aanbieden.

Leviticus 2:1-13 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Toen ging Abia boven op de berg Zemaraïm staan, die zich in het bergland van Efraïm bevindt, en hij zei: Luister naar mij, Jerobeam en heel Israël! Weet u niet dat de HEERE, de God van Israël, voor eeuwig het koning­schap over Israël aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, door een (met) zout (bekrach­tigd) verbond? Toch stond Jerobeam, de zoon van Nebat, de dienaar van Salomo, de zoon van David, op en kwam hij in opstand tegen zijn heer. Bij hem kwamen leeg­lopers, verdor­ven lieden, bijeen, en die hebben zich sterk gemaakt tegen Reha­beam, de zoon van Salomo, toen Rehabeam (nog) jong en onervaren was, zodat hij zich tegen hen niet sterk kon maken. En nu denkt u dat u zich sterk kunt maken tegen het koningschap van de HEERE, dat in de hand van de zonen van David is. U bent weliswaar met een grote troepenmacht, maar u hebt gouden kalveren bij u, die Jerobeam voor u tot goden gemaakt heeft. Hebt u de priesters van de HEERE, de nako­me­lin­gen van Aäron, en de Levieten niet verdre­ven en voor uzelf priesters gemaakt, zoals de volken in (andere) landen? Ieder die komt om zich te laten wijden met een jonge stier en zeven rammen, kan priester worden voor wat geen goden zijn. Maar wat ons betreft, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten. En de priesters die de HEERE dienen, zijn nakomelingen van Aäron, en de Levieten (staan hen bij) in het werk.
2 Kronieken 13:4-10 (HSV)

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weg­ge­wor­pen en door de mensen vertrapt te worden.
U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verbor­gen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de koren­maat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheer­lijken.

Wandel met wijsheid bij hen die buiten zijn, en buit de geschikte tijd uit. Laat uw woord altijd aange­naam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u ieder­een moet antwoorden.
Matteüs 5:13-16, Kolossenzen 4:5-6 (HSV)

U bent het zout der aarde
Dit hoofdstuk gaat over het spijsoffer, waarmee iemand God wil danken en eren voor alles wat Hij aan levens­onder­houd en welvaart heeft gegeven. Het bestaat uit meel, of gebakken ongerezen koeken. Een deel daarvan werd verbrand op het altaar, ‘als een aangename reuk voor de HEERE’, de rest was voor de priester.

Twee dingen vallen mij op: er mag geen zuurdeeg (gist) of honing worden gebruikt, en het offer moet worden gezouten.
Zuurdeeg (gist) en honing doen brood rijzen. Gisting is een soort verdervingsproces, en daarom verboden bij een offer. Gisting symboliseert ook een kwalijke eigen­schap van mensen: trots, opge­bla­zen­heid, zelf­genoeg­zaam­heid, eerzucht. Denk aan Jezus’ com­men­taar op een huiche­laar, die in het open­baar stond te bidden om door de mensen gezien te worden (Matteüs 6:5).

Zout was in die tijd kostbaar, als een specerij. Het kon alleen gewonnen worden door aan de kust zeewater te laten indampen tot er zoutkristallen verschenen, en dit zout moest dan over grote afstanden worden vervoerd. Onze term ‘salaris’ is etymologisch gezien ontleend aan het Latijnse salarium, dat ‘zoutrantsoen’ of salaris betekent, beschrijft Historiek.net. In de tiende eeuw voor Christus waren de Kelten de eersten die zout als betaal- en ruilmiddel gebruikten. De Romeinen namen dit over en betaal­den hun soldaten door­gaans uit in zout­rant­soe­nen, het ‘witte goud’. Ook rond­trek­kende ambte­naren in het Romeinse Rijk kregen dit soort honoraria. Nog eeuwen­lang bleef zout een kost­baar goedje, dat voor­behou­den bleef aan de elite.

Zout is een symbool van het blijvende en duurzame, van een verbond tussen twee mensen. De Arabieren plegen het gezamenlijk eten van brood en zout op te vatten als teken van vriend­schap en een verbond. Ik denk, dat het zouten van een offer dient als beves­ti­ging van het zout­verbond dat God met zijn volk Israël heeft gesloten. ‘Weet u niet dat de HEERE, de God van Israël, voor eeuwig het koning­schap over Israël aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, (door) een (met) zout (bekrach­tigd) verbond?’ (2 Kronieken 13:5).

Zout is bederfwerend. Denk maar aan onze voorouders, die geen vriezer hadden, maar in hun kelders potten gezouten groenten en vlees bewaarden voor de winter­dagen. Zo behoren christenen ook een bederf­werende rol te spelen in deze wereld.
Zout is niet alleen bederfwerend, het geeft ook smaak aan voedsel, zoals Job zei ‘Wordt het smake­loze gege­ten zonder zout? Zit er smaak aan het wit van een ei?’ (Job 6:6). Een beetje zout in het eten is smakelijk, maar als te veel zout gaat over­heer­sen is het niet lekker meer.

‘Laat uw woord altijd aange­naam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u ieder­een moet antwoorden’, schreef Paulus. Niet alleen ons eten, ook ons spreken kan wel een snufje zout gebruiken om de mensen te prikkelen tot luisteren. Daar gaf Paulus zelf een voorbeeld van, toen hij in Athene de inwoners verraste met een toespraak over ‘de onbekende God’ die zij met een altaar vereerden. En Jezus onderwees het volk vaak met herken­bare verhalen. Maar een snufje zout is voldoende. Wie te veel met de zoutpot strooit, bereikt sarcasme, dat mensen afstoot.

Zie ook deze Sjabbatslezingen:
De offers wijzen op Christus Leviticus 1-4,
Na berouw schenkt God vergeving Leviticus 4,
Wie zwijgt is toch schuldig Leviticus 5.

Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: U bent het zout der aarde"

Geef een reactie