Mijn vriendschap met een sjoa-overlevende

Frederik (l), Levi (m) en een andere Joodse vriend (r).

Zo’n zes jaar geleden bad ik onze God Jahweh om in contact te kunnen komen met een Sjoa-overlevende. Ik wilde zo iemand – die een van de donkerste nachten van de (Joodse) geschiedenis doorstond – bijstaan en bemoedigen. Maar zachtmoedige ouderen bemoedigen eerder de jeugd. En vriendschap betekende meer dan alleen elkaar bemoedigen…

Door L.Z.

Ik ontmoette Frederik thuis, nadat zijn vrouw ergens met me aan de praat raakte over mijn tsietsiet (Bijbelse gedenkkwasten). Hij nam mij even op van top tot teen, en zag het wel zitten – er was gelijk een klik. Ondanks de verschrikkingen die hij doorstaan heeft, bleek hij een allemansvriend te zijn.

Achtergrond

Zijn ouders waren niet uitgesproken gelovig, maar wel nobele mensen. Frederiks Duits-Joodse vader had al tijdens de toenemende Jodenvervolging een huis gekocht dat letterlijk op de grens tussen Nederland en Duitsland stond, waardoor vele Duitse Joden het Naziland konden ontvluchten. Pas in de kampen werd de jonge Frederik ervan bewust dat hij Joods was. Na de kampen heeft hij het Jodendom en Israël nog ten dele kunnen ‘ontdekken’ (waarover later meer).

Bij mijn bezoeken (en later ook met mijn vrouw) praatte hij veel over wat hij door een – toch – positieve levenshouding bereikt had. Hij benadrukte dat elk mens zonder aanzien des persoons bejegent dient te worden. In de kampen leerde hij dat niet de belijdenis, maar de daden van de gelovige het luidste spreken. Deze basishouding is natuurlijk Bijbels. Gezonde kritiek op bijvoorbeeld de rooms-katholieke kerk en de islam konden dan ook samen gaan met goede banden met de aanhangers van die geloven.

Dit principe van gelijkwaardigheid was slechts een deel van zijn edelmoedige karakter, dat op jonge leeftijd gevormd werd in het puissant rijke gezin, dat hoge normen en waarden kende. Het huis in Nederland-Duitsland waarin hij opgroeide, kreeg hij als erfgenaam bij terugkomst niet terug. Het is tegenwoordig een hotel, dat hij nog bezocht heeft met zijn vrouw.

Vriendschap

Ik heb veel van Frederik en zijn vrouw, een christin, geleerd en er ontstond een warme band. Hij gaf mij raad in allerlei zaken en zag hoe ik mij een vrouw verwierf, die ook zwanger mocht raken. Ik sprak en hielp hem ook op de moestuin – een bijzonder mooie, met zesendertig fruitbomen, een druivenkas en honingkasten -, die hij tot zijn 87ste (!) zelf onderhield.

Later kon ik hem meer bemoedigen, al wist hij zich gelukkig al geborgen in God, in wie hij geloofde. In het geloof heeft hij zich nooit veel kunnen verdiepen, wellicht ook omdat dit veel wonden zou openhalen. Maar hij geloofde dus dat zijn leven door Hem geleid werd. Op zijn (korte) sterfbed, maar ook een zomer daarvoor, leidde hij aan een verschrikkelijke jeuk, welke door een zeldzame blaarziekte werd veroorzaakt.

Terwijl ik hem op zijn rug krabde, herinnerde ik hem aan Job en de potscherven, waarmee hij zich krabde. Ik vroeg hem wat hij van de geschiedenis van Job en zijn vrouw vond. Hij zei: ‘Waarom zou ik zoals Job boos zijn op God? Ik heb zoveel goeds gekregen.’ Dit toont zijn zachtmoedige aard aan. Na de begrafenis hoorde ik dat hij het vaak over mij en mijn vrouw had gehad. Ik had hem meer dan geholpen: ik was een vriend voor hem geweest.

Frederik en zijn vrouw bezochten ons meerdere malen in ons huis. Ik hees hem ook op de fiest bij een bezoek aan Kinderdijk. Bij het laatste bezoek las een gezamenlijke vriend – een stadsgenoot van Frederik – een gebed uit de Siddoer op, dat ook voor de slachtoffers van de Sjoa gelezen kan worden. Dit gebed had hij – door het buitensluiten van informatie over het verleden – nog nooit gehoord en de tranen sprongen hem nu dan ook in de ogen. Een paar dagen voor zijn dood zonden wij andere gebeden op.

Levensverhaal

Over zijn kampervaringen had hij elke dag nog wel nachtmerries. De schoorstenen van Auschwitz en hun stank herinnerde hij zich maar al te goed. Hij dankte zijn overleving aan vele goede harten. Zijn lieve, christelijke vrouw hielp hem om dit voor het eerst een klein beetje te verwerken, samen met de gebeden van velen. Een jaar voordat hij stierf heeft hij nog een deel van het hartenzeer kunnen verwerken. Iets waarvoor ik mocht bidden.

Zijn levensverhaal hoefde hij niet op schrift te zetten. Hij wilde niet alles oprakelen, maar hij wilde wel dat zijn verhaal verteld zou worden. Maar trots was hij wel dat hij verder is gegaan met zijn leven en nog bijzonder veel bereikte.

Gelukkig was ik in de gelegenheid zijn leven toch in een korte film te zetten in de hoop dat dit opgepikt zou worden door scholen:

Hij vond na terugkomst uit de kampen werk in het groen en later bij een horeca-gelegenheid, waar hij veel amandelen kon eten, om bij te sterken. Hij bleek een geweldige kok, maar ontwikkelde zich eerst tot schenker. Op de Holland-Amerika-lijn werd hij hofmeester. Hij sloeg ook zijn vleugels uit en werkte als chef-kok in een Parijs’ toprestaurants, alsook in Engeland. Ook bezat hij een tijd een razend populaire broodjeszaak in Utrecht met zijn eerste vrouw. Daarna werd de overstap naar de Provincie gemaakt, waar hij aan honderd man leiding gaf. En: De eerste vrouwelijke minister assisteerde hij nog tot in de ministerraad toe en ook bediende hij eens de toenmalige koningin.

Afscheid

Anderhalve maand voor zijn dood in 2016 vroeg ik een joodse zielzorger die ik bij een herdenking ontmoette of deze goede man Frederik wilde bezoeken. Hij kwam al snel en zij hadden een goed gesprek. Zijn Joodse hart ging er sneller van kloppen, zei Frederik. Dhr. Katz stuurde nog een prachtige brief voor de begrafenisplechtigheid. Een stuk hieruit:

Dhr. Katz: ‘Fred was zijn gehele leven joods. Hij werd geboren op chanoeka, op het feest van het licht, op het inwijdingsfeest, nu bijna 90 jaar geleden. Hij maakte veel mee in die 90 jaar. De dag dat hij overleed was de dag van de volgende zin uit de Tora. En in alle landen die u bezit zult u het land vrij laten zijn (leviticus 28,24). In het kort vatten deze twee zaken het leven van Fred samen. 

Hij was er trots op joods te zijn, deel te zijn van het volk dat het licht van de Judeo- christelijke beschaving naar de wereld heeft gebracht. Tegelijkertijd heeft hij ervaren wat het betekent als een land bezet wordt door vreemden die kwaad willen en het op anderen gemunt hebben. Met de wonden uit die tijd heeft hij ook zijn hele leven geworsteld. Tijdens ons gesprek van ongeveer anderhalve maand geleden hebben we het daar nog over gehad. Hij heeft met 140.000 anderen wat het betekent als een land niet vrij is.

We kunnen aan die zin uit leviticus ook een tweede connotatie geven. Vandaag is de dag dat Fred bevrijd wordt uit het verdriet en de last die hij 70 jaar lang met zich meedroeg.Niet het land is vrij, maar Fred zelf. Fred keert terug naar degenen die hem altijd dierbaar waren. Hij stijgt op en wordt opgenomen in liefde bij en door hen die moesten wijken voor die vijand.

Op zijn kist lag een Davidsster van glas-in-lood. Die hing in de woonkamer. Ik had er ook een, maar die mocht volgens hem wel wat groter – want hij was voor niemand niet bang meer: ‘Ze mogen mij doden, maar ik dood hen dan wel eerst’, zei hij eens.

Hij was een nederig, zachtmoedig man. Hij kwam om de week met zijn christelijke vrouw in een geloofsgemeenschap. Die gemeente is Israëlgezind en zo ging hij ook met een groepsreis naar het heilige land. Op zijn wat oudere dag kwam hij dan toch eindelijk in het beloofde land. Een middagprogramma in die week vulde hij zelf in door in de gaarkeukens te werken. Ook in Nederland bracht hij via een organisatie jarenlang in de avonduren eten rond aan mensen in nood. Ook bezocht hij er het kantoor van het Messiaans-Joodse tijdschrift Israel Today. Dit blad deelde hij ook rond in de gemeente. Ik vertaalde in die tijd hiervoor, wat ook mooi samenkwam. Andere reizen naar Israël volgden. Ook las hij Joodse bladen uit de ons omringende landen, ook om mogelijk in contact te komen met overlevende familieleden.

Frederik kon dus niet over de Sjoa praten, maar toch kwam dit onderwerp elke keer wel terug. ‘Het was zo vréselijk’, zei hij de heer Katz bijvoorbeeld, toen deze ernaar vroeg. Gelukkig kon hij toch welslagen in het maatschappelijk leven en in de liefde en triomferen over allerlei uitdagingen.

Hiervoor moest hij wel de grote haatgevoelens na de oorlog kwijtraken. Daarom klom Frederik een jaar na de oorlog op de fiets voor een zogenaamde studiereis door Duitsland. Hij wilde in feite weten hoe de burgerbevolking was in het eens door zijn grootouders geliefde Duitsland. Hij ervoer er toch medemenselijkheid en zelfs gastvrijheid. Dit heeft een (klein) deel van de wonden genezen.

Als afscheid voerden mijn vrouw en ik het bekende Shirim ad Kan (‘Een laatste lied’, hier door een Quintet) op de begrafenis uit. Daar werd ook het Kaddiesj gezegd door de Messiaans-Joodse broeder.

Fred, bedankt voor je voorbeeld van geloof, hoop en liefde. We kijken ernaar uit je in de opstanding terug te zien. 

Update: In 2021 begon ikFrederik zijn levensverhaal te verbeelden en ik hoop hier nog  lesmateriaal bij te maken.

1 reactieop"Mijn vriendschap met een sjoa-overlevende"

  1. Boeiend en ontroerend verhaal over Frederik.
    Toda raba.

Geef een reactie