De apostel Paulus kreeg in de christenheid de hoofdrol. Dat kwam niet alleen omdat niet-Joden de meerderheid gingen vormen. De christenheid richtte zich ook op (politieke) erkenning in de Romeinse wereld. Juist Paulus leek beiden te faciliteren. Dat resulteerde in een anti-Judaïstische christenheid. Maar is dat wel terecht? Wat staat erover in de Bijbel?
Paulus richtte zich, als zendeling onder de niet-Joden, tegen het (meteen) opleggen van Jodendom aan de hele geloofsgemeenschap. Wie in de latere christenheid nog Jodendom naar voren bracht werd Judaïseren van christenen[1] verweten. Het zou gaan om het beschermen van het ware[2] Evangelie. Jodendom verkondigen werd als ketters beschouwd.
Sommigen herhalen tegenwoordig nog steeds de bewering die al in de dagen van Paulus werd gescandeerd; hij zou als apostel de Torah (het onderricht) van Mozes terzijde hebben gesteld (Hnd 6:13; 21:21)[3]. Er werden allerlei redenen aangevoerd, maar toch vooral dat Paulus christelijk geloof als universele religie had verkondigd[4].
Paulus zou niet alleen verboden hebben om christenen uit de volken het Jodendom op te leggen[5], maar ook dat die christenen zich niet erop mochten toeleggen het Jodendom aan te nemen. Paulus zou dan dus het proselietenschap[6] van het toenmalige Jodendom als Godslasterlijk hebben beschouwd. Zelfs ook de staat van Godvrezenden[7].
Hoewel tegenwoordig de meeste christenen geen bezwaar zullen hebben met al deze beweringen, is het goed te beseffen dat die vergaande gevolgen hebben. Niet alleen zou Paulus dan tegen de in zijn dagen bestaande Joodse godsdienstige leer ingegaan zijn, maar hij zou ermee ook een zwaar verbod hebben uitgevaardigd aan het Joodse volk voor het vervullen van hun opdracht een licht voor de volken te zijn!
Zulke beweringen passen bij de traditioneel christelijke overtuiging dat Paulus het Joodse volk als niet langer relevant en voor eeuwig door God vervloekt zou hebben geacht. Maar dat staat in schril contrast met de expliciete woorden van Paulus dat zijn Joodse volksgenoten volstrekt niet door God waren verstoten (Rm 11:1). Als het Joodse volk niet verstoten is, dan moet ook het Jodendom en de Bijbelse Torah voor alle christenen blijvende betekenis hebben. Hoe zit dat?
Woordstudie
In het Nieuwe Testament (NT) worden een aantal niveaus in het eerste eeuwse Jodendom genoemd van het trouw zijn aan Gods Verbond. Het minimale niveau is dat van de Godvrezende (Grieks: phobos Theos). Soms vertaalt als ‘vereerder van God’ (Hnd 10:2). In het NT blijken alle gewone gelovige Joden zo benoemd te worden, maar het blijkt ook een speciale status van niet-Joden die de Joodse godsdienst aannamen.
Er was ook een hoger niveau voor niet-Joden dat ‘Jodengenoot’ (Grieks: proselutos) werd genoemd. Het Griekse woord komt van het werkwoord dat ‘naderbij komen’ betekent. Het gaat om volwaardige toetreders (niet-Joden) tot het Joodse volk. Het betekende in elk geval dat ze aangetrouwd waren in een Joodse familie en daardoor vrijwel alle godsdienstige bepalingen en gebruiken hielden.
In hoeverre dat mannelijke Jodengenoten ook altijd besneden werden is niet zeker. Maar waarschijnlijk werd dit na enige gewenningstijd wel als gepast geacht. Om zo uit te drukken zich volledig in te willen voegen in het Joodse volk.
Het hoogste niveau van geloven was dat van de ijveraar (Grieks: zelotes). Die hield zich heel nauwgezet aan alle bepalingen en gebruiken en was daardoor in hoge achting[8]. Paulus behoorde van jongsaf tot deze groep (22:3; Gal 1:14).
Zelfs geleerden en godsdienstige leiders waren niet altijd ijveraars. Later is het begrip zeloten overgenomen door een activistische beweging van vrijheidsstrijders die steeds meer terroristisch werden en zich daardoor afwende van het oorspronkelijk meer naar binnen gerichte geloven. Dit zal ook grote spanningen[9] hebben gegeven onder de zeloten[10].
Torahbegrip
Volgens het NT was de Torah een tuchtmeester (Grieks: paidagogos) tot de komst van wat de Here Jezus had bewerkt met Zijn plaatsvervangend offer (3:24)[11]. Wat betekent dat? Dat de Torah gegeven is opdat Gods volk besef zou krijgen niet in staat te zijn om God volkomen te eren en dienen.
Dit verkondigt dus de negatieve uitwerking van de Torah, omdat het niet permanent kon verlossen van zonde. Dat bleek ook uit Isra’Els geschiedenis. De Mozaïsche Torah was niet in staat het probleem van de spirituele macht van de zonde over de gelovige weg te nemen. Het kwam niet verder dan eenmalige vergeving en verzoening van omschreven zonden. Zo had God het tot dan toe bedoeld.
Vandaar dat Mozes ook profeteerde over de komst van betere tijden. Een Profeet zou komen Die de nodige verlossing zou bewerken; de Messias. Maar die Mozaïsche verwachting is de eeuwen daarna[12] door alle verschrikkelijkheden die Isra’El grotendeels door eigen falen, weerspannigheid en zonden onderging sterk op de achtergrond geraakt.
Menselijke bepalingen
Het gevolg van al die verschrikkingen was, dat Joodse gelovigen het heft in eigen handen gingen nemen. Deels was dat terecht en van Godswege. Er traden nogal wat Bijbelse personen op die messiaans genoemd moeten worden, zoals Ezra en Nehemia.
Leidende geleerden in het Jodendom gingen zich daarom toeleggen op het vaststellen van nieuwe geloofsbepalingen. Natuurlijk sterk geënt op de Bijbelse bepalingen, maar deels waren het ook bepalingen en gebruiken die de situatie waarin Isra’El terecht was gekomen moesten faciliteren[13].
Probleem is wel dat na geruime tijd het gevaar optrad dat niet duidelijk meer was wat nog Bijbelse bepalingen en gebruiken waren en welke slechts door mensen waren verzonnen. Ook niet welke echt nodig waren om God te eren en dienen en welke secundair waren?
Daarnaast begon doorgeschoten geloofsijver het te winnen van boerenverstand. Dit leidde ertoe dat godsdienstige werken belangrijker werden gezien dan het eenvoudige geloofsvertrouwen. Feitelijk begon het Jodendom daarmee af te raken van het Bijbelse geloven en op een heidense religie te lijken. Godsdienstige werken (doen van mitswot) werden opgevat als de enige manier om God te manipuleren en punten bij Hem te verzamelen.
Nodige onderscheid
Het ging Paulus met zijn verzet om het Jodendom (meteen) op te leggen aan niet-Joodse gelovigen echter in de kern niet om dit verkeerd begrijpen en toepassen van de Torah en om de menselijke bepalingen en gebruiken van de Joden. Dan zou Paulus immers niets anders hebben beweerd dan de Here Jezus, Die ook stelde dat het Jodendomsbegrip van de Joden niet deugde (Mt 15:9; 23:23). Het ging Paulus om wat anders. Iets wat veel wezenlijker was.
Paulus ging het erom dat het Nieuwe Verbond (NV) logischerwijs een herdefinitie van geloven in God betekende. Door de werken van de Here Jezus was de wetmatigheid of machtsbestel van satan over het leven van gelovigen opgeheven. Op de eerste plaats richtte Paulus zich met die boodschap tot de gelovige Joodse gemeenschap. Die verandering betekende een ander begrip en functie van de Torah. Dat kernpunt valt echter buiten het kader van dit artikel.
Als Joodse gelovigen dus al huiswerk hadden gekregen door het NV, des te meer de niet-Joodse gelovigen. Het ging Paulus erom dat vooral die laatsten gewenningstijd moest worden gegeven[14]. De apostelen hebben die boodschap aanvaard en kwamen daarom met het bekende voorstel van Handelingen 15:20. Maar dat ontsloeg niemand (Joden en niet-Joden) van huiswerk (vs 21).
Meerdere soorten ‘wet’
Opmerkzame Bijbellezers moet het opgevallen zijn dat Paulus het woord ‘wet’ (Grieks: nomos) met verschillende betekenissen is gebruikt. De bedoelde betekenis moet uit de context afgeleid worden.
• De Torah[15]
Het totaal van bepalingen, regels, onderwijzingen en voorbeelden van een Verbond van God die in de Bijbel staan.
• De wet(matigheid) van de zonde
Satans spirituele macht over de schepping. Hij is tiran geworden gericht op weerspannigheid tegen God en daarmee corrumpeert hij continue de schepping.
• De wet(matigheid) van de menselijke wil/seculiere wereld
De mensheid maakt onderdeel uit van de schepping. Omdat die schepping steeds verder corrumpeert hebben mensen daar deel aan.
Vaak wordt nomos alleen opgevat als de Torah van Mozes. Maar zelfs als Paulus er inderdaad de Torah mee bedoelde, moet nog onderscheiden worden met welk Verbond van God hij het in verband bracht. Het NV of een eerder Verbond.
Judaïsten volgens Paulus
Als Paulus zich keert tegen hen die niet-Joodse gelovigen opleggen om meteen het hele Jodendom aan te nemen, dan bestrijdt hij dat om de volgende redenen:
• Geloof en godsdienst
Het geloof gaat op de eerste plaats niet om godsdienst, maar het aannemen van Gods aanbod tot persoonlijk verlossing en heil. Alleen, het laatste betekent van Godswege wel dat toegetreden moet worden tot Zijn Verbond en diens godsdienst. Persoonlijk verlossing en heil kunnen immers niet op zichzelf voortbestaan. Paulus wilde de bekeringsvolgorde scherp houden. Eerst geloven en vandaaruit de godsdienst aanleren[16].
• Fundamentele vernieuwing Gods Verbond
Het NV heeft spiritueel een definitieve en grondige verandering gebracht ten opzichte van het Mozaïsche Verbond. Velen wisten/weten dat nog niet te bevatten. De Joodse christenen die Paulus bestreed wilde Mozes ‘oude stijl’ opleggen, terwijl zijzelf ook nog moesten gaan begrijpen wat het NV voor hen ging betekenen. Het ging Paulus dus te snel en hij vond daarom dat de traditionele wijze van proselieteren niet zomaar mocht worden voortgezet.
• Juist beeld van Joodse volk
Volgens Paulus is er een blijvende aparte plaats voor het Joodse volk binnen Gods volk. Maar besnijdenis werd traditioneel verbonden met het toetreden tot het Joodse volk. Ook Paulus begon te begrijpen dat besnijdenis was bevolen aan Abraham die geen Jood was en niet alleen was gegeven om Joden van heidenen te onderscheiden (Jh 7:22; Rm 4:11). Het is het zegel van geloofsgerechtigheid. Toch begreep Paulus ook dat niet-Joden besnijdenis als afstotelijk en een groot struikelblok zagen. Het mocht geen punt worden waardoor zending onder de volken zou vastlopen.
• Zelfrechtvaardiging
Er werd door veel Joden te grote nadruk gelegd op het veronderstelde heil van godsdienstige werken. Dat is Godslasterlijk. De Joodse christenen moesten zich volgens Paulus op dat punt bekeren.
Nergens staat dat Paulus zich keerde tegen niet-Joden die zich logischerwijs in toenemende mate gingen toeleggen op het houden van de Bijbelse bepalingen en gebruiken van de Torah[17]. Alleen speelde in zijn dagen eerder het tegenovergestelde (Hb 5:12). De eerste christenen dreigden steeds van hun geloof af te raken. Ook door zich met een verkeerd begrepen en toegepast Jodendom[18] in te laten.
Pot verwijt de ketel
Het is opmerkelijk dat christenen medegelovigen verketteren als die zich op het Jodendom oriënteren of als ze daarbij geholpen worden. Dat zou Judaïseren zijn of een wettische gerichtheid. Naar de huidige stand van kennis zouden die ‘traditiegetrouwe’ christenen die anderen Judaïseren verwijten echter toch allang moeten weten hoe innig en diep hun ‘christelijke’ traditie gebaseerd is op en verweven is met het heidendom?
Het is opmerkelijk dat zich inmiddels niet allang een zelfreinigende werking heeft voltrokken om zich van de lasterlijkheid, perversiteit, onreinheid en onheiligheid van het heidendom te ontdoen. In de Bijbel staat immers herhaaldelijk onverbloemd dat die twee (Bijbelse leer en heidendom) niet te combineren zijn (1 Kor 10:21; 2 Kor 6:14).
Maar deze ‘traditiegetrouwe’ christenen zijn zo verknocht geraakt aan die traditie, dat ze verblind zijn geraakt voor diens incompatibiliteit met de Bijbel. Ze werken de Heilige Geest tegen. Jodendom verwerpen kan per definitie weerspannigheid tegen God zijn! Het is echter wel ook van belang om Jodendom te definiëren. Vast te stellen wat daarin Bijbels is en naar het NV[19].
Christelijk antisemitisme
Er is echter nog ernstigere zonde te benoemen. Tegen Judaïseren zijn, kan ook als vertrekpunt anti-Judaïsme hebben. Maar welke niet-Joodse christen heeft echt goed verstand van Jodendom? Oudtestamentisch Jodendom representeert echter Bijbels geloof.
Christenen die zich tegen dat wat (in hun ogen) Joods is keren zijn dus feitelijk op weg om ‘christelijke’ antisemieten te worden. Het moet aangezegd worden dat dit Godlasterlijk is en volledig strijdig met de Bijbel. Dat blijft nooit zonder schadelijke gevolgen!
+++
[1] In dit artikel wordt de bijnaam ‘christenen’ gebruikt om de leerlingen van de Here Jezus (Joods of niet) te onderscheiden van andersgelovigen. Maar deze bijnaam werd pas in de tweede eeuw gemeengoed. Het gebruik van deze bijnaam in dit artikel stemt dus niet overeen met de historische werkelijkheid van de eerste eeuw, maar wordt gebruikt voor begrijpelijkheid.
[2] Dat veronderstelt dat de boodschap van de Here Jezus en van de Bijbel al volledig begrepen is. Dat wordt echter niet bevestigd door de geschiedenis van de Bijbelinterpretatie. In de christenheid bestaan steeds bepaalde interpretaties ervan.
[3] Paulus heeft die bewering expliciet bestreden in woord (Hnd 28:23) en daad (16:3; 21:26). Ook andere apostelen bevestigden Torahnavolging (21:24).
[4] In tegenstelling van het exclusieve Jodendom.
[5] In het bijzonder de Torah verplicht stellen voor niet-Joodse gelovigen.
[6] Dat was een in de dagen van Paulus een status in het Jodendom waartoe niet-Joden konden toetreden. Zij namen het geloof in de God van Isra’El aan en traden zonder fysieke afstamming ook volledig toe tot het Joodse volk en diens godsdienst.
[7] Dat was ten tijde van Paulus een andere toegestane status van het Jodendom waartoe niet-Joden konden toetreden. Zij namen het geloof in de God van Isra’El aan, maar namen vrijwillig enkele van de bepalingen en gebruiken van het Jodendom over zonder toe te treden tot het Joodse volk.
[8] Volgens het NT waren nogal wat Joodse volgelingen van de Here Jezus ijveraars van Torah (Mt 10:4; Hnd 21:20).
[9] In de eerste eeuw ontstonden er steeds meer verschillende zelotengroeperingen, die ook nog eens onderling rivaliserend en vijandig waren.
[10] Zo’n militante zeloot was Flavius Josefus en hij heeft die spanning tussen zelotische groeperingen beschreven in een boek (De Joodse Oorlog).
[11] Dit is een achteraf evaluatie van de functie van de Torah. Vanuit het oogpunt van het Nieuwe Verbond (NV). Dit is dus geen kennis die het Mozaïsche Jodendom kan hebben.
[12] Tot de komst van de Here Jezus, maar zelfs ook daarna.
[13] De niet-Joodse wereld was dus het richtpunt bij het bepalen van deze gebruiken van het Jodendom door het wonen onder de natiën, vandaar dat veel van die menselijke bepalingen en gebruiken, zoals die in de Talmoediem, feitelijk een heidense context hebben of ervan afgeleid.
[14] Dat bood de Joodse gelovigen zelf ook tijd om de impact van het NV te doordenken. Een win-win dus. Alleen is deze verstandige opdracht van Paulus aan gelovigen tot op heden nog steeds niet opgepakt.
[15] Zoals die op dat moment bekend was aan Isra’El. Torah ‘groeit’ echter voortdurend. De Torah opvatting van Paulus moet dus als tijdgebonden worden begrepen.
[16] Volgens de Torah heeft iemand die niet gelooft ook geen toegang tot de Bijbelse godsdienst.
[17] Het gaat dan niet op het toeleggen van niet-Joden om zich als leden van het Joodse volk te beschouwen. Nergens in het NT staat er dat niet-Joodse christenen plotseling massaal naar het beloofde Land verhuisde en/of onder de Joden ging leven.
[18] Het Jodendomsbegrip dat van verkeerde uitgangspunten uitgaat, zoals in dit artikel beschreven.
[19] Zelfs voor wat Bijbels is blijft er onderscheid tussen wat alleen het Joodse volk betreft en wat algemeen voor alle christenen geldt.
Dank voor deze uiteenzettingen;m.i. dient de Bijbel complementair worden gelezen;het eerste en primaire testament blijft zogezegd van continu essentieel belang en kan alleen verstaan worden binnen de geloofshorizon van Gods Verbond;vanuit deze context begint het tweede testament zich te openen met een specifieke toespitsing vanuit het optreden van Jezus,waarbij dan Saulus-Paulus vanuit een zeker veronderstelde openbaring een recreatieve vernieuwing zich ziet voltrekken,centraal georienteerd aan de meegegeven betekenis van Jezus’Kruis en Opstanding;het is deze omslag en doorbraak in de NT-verbondsvernieuwing,welke het OT niet krachteloos maakt,maar juistde scherpe confrontatie met Wet oproept en pijnlijk ’s mensen ontoereikendheid aan het licht brengt;zowel OT als NT verwijzen naar de alsnog genadige God,waarbij volgens de uiteindelijke strekking van het NT er een definitieve heilstoekomst is geimpliceerd in het beslissend ‘ levenswerk ‘ van Jezus van Nazareth;genade ligt voor zowel jood als christen beyond ons voorstellingsvermogen,tenzij de Geest inleidt en inwijdt,maar betekent existentiele levenscrisis,want o.i.voltrekt zich via dit gegeven en ontvangen geloof de levensvernieuwing,waartoe de Wet onmisbare levensvoorwaarde is;buiten deze orientatie en interpretatie worden onze motieven en gedragingen niet zo uitputtend gepeild als vanuit genade noodzakelijk blijkt.Ik heb dit probleem uiteengezet in mijn boekje Christos Kurios. Met vriendelijke groet,Jan Hoekstra/Wormer