Archeologie: Wanneer vielen de muren van Jericho?

Jericho werd ooit beschouwd als een ‘Bijbelprobleem’ vanwege de schijnbare tegenstelling tussen de archeologie en de Bijbel. Wanneer de archeologie echter correct wordt geïnterpreteerd, is het tegenovergestelde het geval.

Het archeologische bewijs ondersteunt de historische nauw­keurigheid van het Bijbelse verslag in elk detail. Elk aspect van het verhaal dat mogelijk geverifieerd zou kunnen worden door de bevindingen van de archeologie is ook geverifieerd.

Als je de naam ‘Jericho’ hoort, denk je natuurlijk aan marcherende Israëlieten, trompetten die schallen en muren die vallen. Het is een prachtig verhaal over geloof en overwinning dat we graag lezen en vertellen in de zondagsschool, maar is het echt gebeurd? Een scepticus zou zeggen van niet, het is slechts een volksverhaal om de ruïnes van Jericho te verklaren.

De reden voor deze negatieve kijk is de opgraving die in de jaren 1950 werd uitgevoerd onder leiding van de Britse archeologe Kathleen Kenyon. Zij concludeerde, dat er van de stadsmuren uit de Late Bronstijd (ca 1400 v. Chr), binnen welke periode de aanval van de Israëlieten moet vallen volgens elke datering, geen spoor meer over is. ‘De opgraving van Jericho heeft daarom geen licht geworpen op de muren van Jericho waarvan de verwoesting zo levendig wordt beschreven in het Boek Jozua’.

Volgens het onderzoek van Kathleen Kenyon bestond er geen grote ommuurde stad Jericho toen Jozua rond 1400 of rond 1200 v. Chr. met de Israëlieten het land binnentrok. De enorme ruïnes van de Hyksos stad zouden aanleiding hebben gegeven tot het volksverhaal dat verbonden is aan de held Jozua. Het Jericho van Jozua’s tijd kon niet gevonden worden – het was verloren gegaan!

Vestingwerken van Jericho
Voordat de Israëlieten het beloofde land binnentrokken, zei Mozes tegen hen: ‘U gaat heden de Jordaan oversteken om het land binnen te gaan en in bezit te nemen van volken die groter en machtiger zijn dan u, met grote en hemelhoog versterkte steden.’ (Deuteronomium 9:1). Het nauwgezette werk van Kenyon toonde aan dat Jericho inderdaad zwaar versterkt was en dat het door vuur was verbrand.
Helaas dateerde ze haar vondsten verkeerd, waardoor er een tegenstrijdigheid leek te zijn tussen de ontdekkingen van de archeologie en de Bijbel. Ze concludeerde dat de stad Jericho uit de Bronstijd rond 1550 voor Christus was verwoest door de Egyptenaren. Een diepgaande analyse van het bewijsmateriaal onthult echter dat de verwoesting plaatsvond aan het einde van de 15e eeuw voor Christus, dat het moment waarop volgens de Bijbel de verovering plaatsvond Zo vond de archeoloog John Garstang opvallend aardewerk, versierd met rode en zwarte geome­trische patronen. Dit was pas in gebruik in de 15e eeuw voor Christus, de tijd van de Israëlitische verovering volgens de Bijbelse chronologie.

Dubbele muur
De ruïneheuvel of ’tel’ van Jericho was omgeven door een grote aarden wal of talud, met aan de basis een stenen steunmuur. De keermuur was vier tot vijf meter hoog. Daar bovenop stond een muur van leemstenen van zo’n 1,5 meter dik en zo’n zes tot negen meter hoog. Op de top van het talud stond een soort­gelijke lemen muur. waarvan de basis ongeveer 14 meter boven het maaiveld buiten de keermuur lag. Dit is wat hoog boven de Israëlieten uittorende toen ze zeven dagen lang elke dag om de stad heen marcheerden. Menselijk gesproken was het onmogelijk voor de Israëlieten om het onneem­bare bastion van Jericho binnen te dringen.

Naar schatting van archeologen kan de bovenstad een bevolking van 600 personen hebben gehad. Uit opgravingen door een Duits team in het eerste decennium van deze eeuw weten we dat er ook mensen woonden op de wal tussen de bovenste en onderste stadsmuren. Bovendien zouden de Kanaänieten die in de omliggende dorpen woonden naar Jericho zijn gevlucht voor veiligheid. We kunnen dus aannemen dat er enkele duizenden mensen binnen de muren waren toen de Israëlieten tegen de stad opkwamen.

De gevallen muren
De inwoners van Jericho waren goed voorbereid op een belegering. Binnen de stadsmuren lag een overvloedige bron, die zowel het oude als het moderne Jericho van water voorzag. Op het moment van de aanval was volgens Jozua 3:15 de oogst net binnengehaald, dus de inwoners hadden een overvloed aan voedsel. Dit wordt bevestigd door de vele grote kruiken vol graan die in de huizen van de Kanaänieten werden gevonden door John Garstang bij zijn opgravingen in de jaren 1930 en ook door Kenyon. Met een overvloedige voedselvoorraad en voldoende water konden de inwoners van Jericho het meerdere jaren uithouden.

Na de zevende rondgang om de stad op de zevende dag vertelt de Schrift ons dat de muur ‘plat viel’ (Jozua 6:20). Een meer accurate weergave van het Hebreeuwse woord hier zou zijn ‘viel onder zichzelf’. Is er bewijs voor een dergelijke gebeurtenis in Jericho? Het blijkt dat er voldoende bewijs is dat de lemen stadsmuur instortte en werd neergeworpen aan de voet van de stenen steunmuur op het moment dat de stad aan zijn einde kwam.

Kathleen Kenyon beschreef haar opgravingen nauwkeurig. Aan de westkant van de tel, aan de voet van de keermuur, vond ze gevallen rode bakstenen, die zich bijna tot de top van de beschoeiing opstapelden. Deze kwamen waarschijnlijk van de muur op de top van de helling, en/of het metselwerk boven de keermuur. Ze vond dus een hoop bakstenen van de gevallen stadsmuren!
In 1997 vonden nieuwe Italiaans-Palestijnse opgravingen precies hetzelfde aan het zuidelijke uiteinde van de heuvel. De bakstenen van de ingestorte muren vielen op zo’n manier dat ze een helling vormden tegen de steunmuur. De Israëlieten konden gewoon over de stapel puin omhoog klimmen, de wal op en de stad binnengaan.

Door het vuur aan de ban gewijd
De Israëlieten ‘verbrandden de hele stad en alles wat zich daarin bevond’, vermeldt Jozua 6:24. De ontdekkingen van de archeologie bevestigden de waarheid van dit verslag. Een gedeelte van de stad die door de Israëlieten werd verwoest, werd aan de oostkant van de tel opgegraven. Overal waar de archeologen dit niveau bereikten, vonden ze een laag verbrande as en puin van ongeveer 2 meter dik. Muren en vloeren waren zwartgeblakerd of roodgeblakerd door het vuur en elke kamer lag vol met gevallen bakstenen, hout en huishoudelijke gebruiksvoorwerpen.

Zowel Garstang als Kenyon vonden veel voorraadpotten vol graan dat in de vurige verwoesting terecht was gekomen. Dit is een unieke vondst, want graan was waardevol, niet alleen als voedselbron, maar ook als handels­waar. Onder normale omstan­dig­heden zouden kostbaar­heden zoals graan door de verove­raars zijn geplunderd.
Waarom werd het graan in Jericho achter­gelaten om verbrand te worden? De Bijbel geeft het antwoord. Jozua beval de Israëlieten: ‘Maar de stad moet met de ban aan de HEERE gewijd zijn, de stad zelf en alles wat erin is. Alleen Rachab, de hoer, zal in leven blijven, zij en allen die bij haar in huis zijn, omdat zij de boden die wij uitgestuurd hadden, verborgen heeft. Past ú echter op voor wat met de ban gewijd is. Anders slaat u zichzelf met de ban, als u neemt van wat met de ban gewijd is; en dan maakt u van het leger van Israël een met de ban geslagen leger en stort u het in het ongeluk. Maar al het zilver en goud en de koperen en ijzeren voorwerpen moeten heilig zijn voor de HEERE; ze moeten bij de schat van de HEERE komen.’(Jozua 6:17-19).

Het huis van Rachab
Aan de noordkant van de stad Jericho hebben archeologen een aantal verbazingwekkende ontdekkingen gedaan die verband lijken te houden met Rachab. De Duitse opgraving van 1907-1909 ontdekte dat aan de noordkant een kort gedeelte van de onderste stadsmuur niet was ingestort zoals overal elders. Een gedeelte van die lemen muur stond nog overeind tot een hoogte van 2 meter. Bovendien waren er huizen tegen de muur gebouwd!

Volgens de Bijbel werd het huis van Rachab opgenomen in het verdedigingssysteem. Als de muren instortten, hoe kon haar huis dan gespaard blijven? De verspieders hadden Rachab opgedragen om haar familie in haar huis te brengen, zodat ze gered zouden worden. Toen de Israëlieten de stad bestormden, werden Rachab en haar familie gered zoals beloofd (Jozua 6: 15, 17, 22-23).
Het is goed mogelijk dat het huis van Rachab zich hier aan de noordkant bevond. Omdat de stadsmuur de achtermuur van de huizen vormde, konden de spionnen gemakkelijk ontsnappen. Vanaf deze locatie aan de noordkant van de stad was het maar een klein stukje naar de heuvels van de Judeese wildernis waar de verspieders zich drie dagen verborgen hielden

Een aardbeving op Gods tijd?
Er zijn een aantal theorieën over hoe de muren van Jericho naar beneden kwamen. Zowel Garstang als Kenyon vonden bewijs voor aardbevingen op het moment dat de stad aan haar einde kwam. Als God inderdaad een aardbeving gebruikte om Zijn doelen die dag te bereiken, dan was het nog steeds een wonder omdat het precies op het juiste moment gebeurde en op zo’n manier plaatsvond dat het huis van Rachab werd beschermd. Welk middel God ook gebruikte, het was uiteindelijk het geloof van de Israëlieten dat de muren neerhaalde: ‘Door geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat het volk er zeven dagen lang omheen getrokken was’ (Hebr. 11:30).


De oudste en laagst gelegen stad Jericho is nu ook een toeristische attractie geworden.

Bron: Biblearcheology
Zie ook: Video Jericho Unearthed (2 min), Video The Archaeology of Jericho Explained (44 min), Encyclopedia Britannica, Biblearcheologyreport.

2 Reactiesop"Archeologie: Wanneer vielen de muren van Jericho?"

  1. Helemaal mee eens Raymond!

  2. Er is veel verknoeid door de zogenaamde niet ‘gelovende archeologie’ en of ‘wetenschap’, maar o wat is er ook veel gevonden waar de meest sceptici geen tegenwoord voor heeft. En langzaam wint de Waarheid terrein, doordat door nieuwe technieken en of vondsten het bewijs wordt neergelegd. Zal het bewijs mensen doen geloven of doen omkeren? Helaas, maar in de praktijk een enkele misschien. Voor mij is de Bijbel 100% waar maar het wordt alleen Waarheid als je de Auteur 100% op Zijn Woord gelooft. Daar zal geen enkele vondst iets aan veranderen, of zoals de Bijbel zegt: “Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen”.
    Shalom Raymond

Geef een reactie