Shabbats­lezingen: Door hun geloof – door hun ongeloof

Hebreeën 11 geeft ons een lange lijst geloofshelden, mannen met een groot geloof, met een onbegrensd vertrouwen op God, die met Hem grote dingen durfden doen. Maar niet alzo tien van de twaalf verspieders, die met beang­sti­gen­de verhalen terugkeerden.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Devarim (Woorden) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 1:1 – 3:22,
✡ Profetenlezing: Jesaja 1:1-27,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Handelingen 7:51 – 8:4.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Een gedeelte uit de Torahlezing
Toen zei ik tegen u: U bent gekomen tot aan het bergland van de Amorieten, dat de HEERE, onze God, ons geven zal. Zie, de HEERE, uw God, heeft het land aan u gegeven; trek op, neem het in bezit, zoals de HEERE, de God van uw vaderen, tot u gesproken heeft; wees niet bevreesd en wees niet ontsteld.
Toen kwam u allen naar voren, naar mij toe, en zei: Laten wij mannen voor ons uit sturen, die het land voor ons verkennen en ons verslag uitbrengen langs welke weg wij het moeten intrekken en bij welke steden wij zullen komen. Deze zaak nu was goed in mijn ogen. Dus nam ik twaalf mannen uit uw midden, één man per stam. Zij keerden zich om en trokken het bergland in; zij kwamen tot aan het dal Eskol en verkenden dat. Zij namen van de vrucht van het land mee, daalden weer naar ons af en brachten ons verslag uit en zeiden: Het land dat de HEERE, onze God, ons geven zal, is goed.
Maar u wilde niet verder trekken, u was het bevel van de HEERE, uw God, ongehoor­zaam. U morde in uw tenten en zei: Omdat de HEERE ons haat, heeft Hij ons uit het land Egypte geleid, om ons in de hand van de Amo­rieten te geven, om ons weg te vagen. Waar moeten wij heen trekken? Onze broeders hebben ons hart laten smelten door te zeggen: Het is een volk, groter en langer dan wij; de steden zijn groot en hemelhoog versterkt; wij hebben er zelfs Enakieten gezien.
Toen zei ik tegen u: Schrik niet voor hen terug en wees niet bevreesd voor hen. De HEERE, uw God, Die voor u uit gaat, Hij zal voor u strijden, overeenkomstig alles wat Hij voor uw ogen in Egypte voor u gedaan heeft, en in de woestijn, waar u gezien hebt dat de HEERE, uw God, u gedragen heeft, zoals een man zijn zoon draagt, op heel de weg die u gegaan bent, totdat u op deze plaats gekomen bent. Maar ondanks deze woorden geloofde u niet in de HEERE, uw God, Die voor u uit ging op de weg, om voor u een plaats te zoeken om uw tenten op te zetten; ’s nachts met het vuur, om u de weg te tonen die u moest gaan, en overdag met de wolk.
Toen de HEERE uw woorden hoorde, werd Hij zeer toornig en zwoer: Niemand van deze man­nen, van deze slechte generatie, zal het goede land zien dat Ik gezwo­ren heb aan uw vaderen te geven! Behalve Kaleb, de zoon van Jefunne: die zal het zien en aan hem zal Ik het land geven dat hij betreden heeft, en aan zijn kinderen, omdat hij erin volhard heeft de HEERE na te volgen.

Deuteronomium 1:20-36 (HSV).

Gedeelten uit de Profetenlezing
Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders? Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevel­hebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen.
Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken? Toen zei de Bevelhebber van het leger van de HEERE tegen Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilig. En Jozua deed dat.
Jericho was volkomen gesloten vanwege de Israëlieten: er ging niemand uit en er ging niemand in. Toen zei de HEERE tegen Jozua: Zie, Ik heb Jericho met zijn koning en (zijn) strijdbare helden in uw hand gegeven. U, alle strijdbare mannen, moet rondom de stad gaan, de stad één keer rondtrekken. Zo moet u zes dagen doen. Zeven priesters moeten voor de ark uit zeven ramsbazuinen dragen. En u moet op de zevende dag zeven keer rondom de stad gaan, en de priesters moeten op de bazuinen blazen.

De zeven priesters die de zeven ramsbazuinen droegen, voor de ark van de HEERE uit, liepen alsmaar door en bliezen op de bazuinen. Zij die toegerust waren voor de strijd, gingen voor hen uit en de achterhoede kwam achter de ark van de HEERE aan, terwijl men al lopend op de bazuinen blies. Zo gingen zij op de tweede dag eenmaal rondom de stad, en zij keerden terug in het kamp. Zo deden zij zes dagen lang.
En het gebeurde op de zevende dag dat zij vroeg opstonden, zodra de dageraad aanbrak, en dat zij op dezelfde wijze rondom de stad gingen, zevenmaal. Alleen trokken zij op die dag zevenmaal rondom de stad.
En het gebeurde, toen de priesters de zevende maal op de bazuinen bliezen, dat Jozua tegen het volk zei: Juich, want de HEERE heeft u de stad gegeven! Maar de stad moet met de ban aan de HEERE gewijd zijn, de stad zelf en alles wat erin is. Alleen Rachab, de hoer, zal in leven blijven, zij en allen die bij haar in huis zijn, omdat zij de boden die wij uitgestuurd hadden, verborgen heeft.
Past ú echter op voor wat met de ban gewijd is. Anders slaat u zichzelf met de ban, als u neemt van wat met de ban gewijd is; en dan maakt u van het leger van Israël een met de ban geslagen leger en stort u het in het ongeluk. Maar al het zilver en goud en de koperen en ijzeren voorwerpen moeten heilig zijn voor de HEERE; ze moeten bij de schat van de HEERE komen.
Het volk juichte, toen zij op de bazuinen bliezen. En het gebeurde, zodra het volk het bazuingeschal hoorde, dat het volk een luid gejuich aanhief. En de muur stortte in en het volk klom de stad in, ieder recht voor zich uit, en zij namen de stad in.

Jozua 5:13 – 6:4 en 13-20 (HSV).

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. Hierdoor immers hebben de ouden een (goed) getuigenis gekregen.

Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang door zijn ouders verborgen, omdat zij zagen dat het een heel bijzonder kind was. En zij waren niet bevreesd voor het bevel van de koning.
Door het geloof heeft Mozes, toen hij groot geworden was, geweigerd een zoon van de dochter van de farao genoemd te worden. Hij koos ervoor liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan voor een ogenblik het genot van de zonde te hebben. Hij beschouwde de smaad van Christus als grotere rijkdom dan de schatten in Egypte, want hij had het loon voor ogen.
Door het geloof heeft hij Egypte verlaten zonder bevreesd te zijn voor de toorn van de koning. Want hij bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare.
Door het geloof heeft hij het Pascha ingesteld en het besprenkelen met het bloed, opdat de verderver van de eerstgeborenen hen niet zou treffen.
Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over het droge. Toen de Egyptenaren dat (ook) probeer­den te doen, zijn ze verdronken.
Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, nadat ze tot zeven dagen toe omringd waren geweest.

Hebreeën 11:1-2 en 23-30 (HSV)

Door hun geloof – Door hun ongeloof
‘Door het geloof’. Zeventien keer begint een geloofs­getuigenis in Hebreeën hoofdstuk 11 met deze woorden. Henoch, Noach, Abraham, Jozef. Moses en Jozua worden ons ten voorbeeld gesteld als geloofshelden.

Het waren mannen met een groot geloof, met een onbegrensd vertrouwen op God, die met Hem grote dingen durfden doen. Op zijn woord verlieten zij huis en familie en vertrokken naar een onbekend land. Op zijn woord liet Jozua het volk een week lang rond de stad Jericho lopen, tot spot van de strijders op de muren van de stad – tot de muren omvielen.

Maar niet alzo tien van de twaalf verspieders, die niet alleen de vruchten van het land meebrachten, maar ook beangstigende verhalen over de grote inwoners van het land en hun sterke steden. Waren die verhalen dan niet waar? Jawel, ze waren waar, maar is onze God niet groter en machtiger? Heeft Hij niet laten zien dat Hij machtiger is dan de Egyptische Farao en zijn leger? Heeft Hij niet gezorgd voor een pad door de Schelfzee, zodat ze met droge voeten aan de overkant kwamen? Heeft Hij niet gezorgd voor voedsel en water tijdens hun tocht door de wildernis?
Maar ze hadden geen geloof dat hun God ook in het land Kanaän wonderen kon doen. Maar zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. ‘Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.’ (Hebreeën 11:6). Zij onderschatten wat hun God kan doen, en daarmee onderschatten zij wat God met hen kon doen.

Nadat God de deur geopend had om het land binnen te gaan, had het volk Israël de verantwoordelijkheid om dat ook daadwerkelijk te doen, las ik op de website Shalom­gemeente. (Deuteronomium 1:8). Zo ook had het volk in 1948 de verant­woor­de­lijk­heid om in Israël te gaan wonen en in 1967 in het erbij gekomen gebied. God gaf de gebieden aan Israël om daar te gaan wonen. De nederzettingen in Judea en Samaria zijn opgezet in antwoord op deze goddelijke opdracht.
Wees in het gaan in het plan van God niet bang maar ga vooruit om tot je bestemming te komen. Stilstand lijkt veilig maar is eigenlijk dodelijk: trek op, neem het in bezit (1:21). Leven met God is een weg van vooruitgang en verder gaan.

‘Maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen’ (Daniël 11:32b NBG)

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Door hun geloof – door hun ongeloof"

Geef een reactie