Beriet Chadasjah geschriften nader bekeken – 1 Petrus 3

white and blue cloudy sky

Gelovigen kennen meestal de hoofdlijnen van de Bijbel wel, maar zijn niet altijd bekend met bijzonderheden die naar voren komen in opmerkelijke teksten. Kennis van de grondtekst en de context kan dan nieuw licht werpen op de bedoeling van de opsteller van een Bijbelgeschrift. Maar cruciaal is ook om daarbij begrip te hebben van de centraliteit van de Torah. Dat kan helpen deze teksten beter te doorgronden, waardoor soms een betere of andere kijk op geloofszaken kan worden verkregen.

In de vorige hoofdstukken bracht de auteur van de eerste Petrusbrief de volgende punten naar voren:
• De brief is gericht tot de talmoediem (leerlingen van de Here Jezus) in Anatolië. Joods of niet.
• Zij moeten zichzelf zien als door God uitgekozenen en aan Hem gewijdenen. Dit werd mogelijk door de opwekking van de Here Jezus door God, de Vader. Ze zijn erfgenamen van een erfenis die nu al deels wordt vergoed.
• Hun huidige verdrukking heeft een gunstige bedoeling.
• Zij horen begeerten van het vlees los te laten en zich toe te leggen op Bijbelse liefde.
• Zij dienen zich als levende stenen van een geestelijke tempel[1] in te zetten, want ze zijn ingeënte leden van Gods volk geworden.
• Ze worden opgeroepen om de Here Jezus na te volgen in Zijn aardse optreden.

H3: Sjim’on richt zich vervolgens tot de vrouwen van de geloofsgemeenschap. Hij roept hen op gehoorzaam, rein en Godvrezend te zijn in doen en laten (vss 1-2). Hun sieraden horen niet uitwendig te zijn, naar de regel van de wereld, maar inwendig. Op God hopend. Zulke vrouwen noemt hij dochters van ‘Avraham, onder de voorwaarde dat ze goed doen en zich niet bang laten maken (door hun man en/of mannen meer in het algemeen, zoals hun vader of godsdienstige leiders) (vss 3-6).

Vervolgens geeft Sjim’on een instructie aan getrouwde mannen. Net als de vrouwen wijst hij hen op de bijzondere betekenis van het geloof voor het huwelijk. Hun vrouwen zijn dan wel aan hen ondergeschikt, maar ook mede-erfgenamen van de genade van het leven. Als mannen zo niet met hun vrouwen omgaan, dan zal God hun gebeden niet (meer) verhoren (vs 7).

Sjim’on komt dan met instructies voor de broeders (vss 8-12):
• Weest gelijkgezind[2]
• Deel elkaars lijden
• Heb elkaar lief[3]
• Heb erbarmen en weest nederig
• Vergeldt geen kwaad met andere kwade daden
• Zegent, want gelovigen zijn geroepen om zegen (van God en de naaste) te ontvangen[4]

Petros vraagt zich af wie gelovigen kwaad zal doen als zij het goede doen (vs 13). De manuscripten van deze brief hebben hier verschillende woorden:
• Dzelootai (zeloten/ijveraars om goed te doen (=Torahnavolging)), of
• Mimitai (imitators van het goede)

Zeloten voor Torah ligt natuurlijk voor de hand (Hand 21:20), want imitators missen vaak de juiste intentie (geen hartszaak). Maar zelotisme kan vaak geen begrip of steun ontvangen van koele westerlingen, maar des te meer van oosterlingen.

Sjim’on is realistisch genoeg om te onderkennen dat de goede daden van gelovigen aanleiding kan zijn om hen te verdrukken. Maar zelfs dan zijn die gelovigen door zulke verdrukking gezegend. Hij noemt het goed doen didaiosunin – gerechtigheid en daarmee is natuurlijk Torahnavolging bedoeld (vs 14). Hij roept op niet bang te zijn voor de dreiging van verdrukking.

In vers 15 staat in belangrijke manuscripten Theon – God, maar de meeste andere manuscripten hebben Christon. De betere vertalingen hebben de combinatie hiervan en vertalen ‘de Here God’, maar de meeste ‘vertalingen’ hebben echter onjuist ‘de Here, Christus’. Bij de context past God, de Vader, want vers 16 noemt de Here Jezus als secundair Persoon.

Hetzelfde doet Sjim’on in de volgende verzen 17-18, waarin hij de Here Jezus beschrijft als gehoorzaam en ondergeschikt aan de wil van God en in die zin dus een secundair Persoon[5]. De Bijbelse leer is consequent Theocentrisch (gericht op God, de Vader)[6].

Over de dood van de Here Jezus schrijft Sjim’on:
• thanatootheis men sarki – gestorven naar vlees
• dzooopoietheis de [en] pneumati – maar levend gemaakt (voor God) [naar] geest

De manuscripten verschillen hier. Sommigen laten doorschemeren dat Hij door de Heilige Geest zou zijn opgewekt. Dat is niet alleen strijdig met het volgende vers, waarin ook geesten zonder bepaling worden genoemd, maar het past ook niet bij de context. Waar Sjim’on het in deze verzen over heeft is dat Hij na Zijn dood als geest verder leefde[7]. Het gaat er dus niet om hoe Hij later uit de dood is opgewekt. Dat was namelijk als fysiek Mens[8]. Hij kon immers daarna aangeraakt worden en eten (Luk 24:39, 43). Om dat specifiek toe te schrijven aan de Heilige Geest zou vreemd zijn. God, de Vader, heeft Hem opgewekt uit de dood.

Het lijkt erop dat Sjim’on hier over geheime kennis beschikt over wat er met de Here Jezus gebeurde na Zijn dood. Maar de Here Jezus had ook aangegeven dat mensen na hun dood geesten zouden worden net zoals de engelen (vs 19; Luk 20:35). Ze blijven geesten totdat ze door God worden opgewekt uit de dood en een nieuw lichaam[9] ontvangen. De dood en opwekking van de Here Jezus, zoals Sjim’on het hier en in de volgende verzen samenvat, laat dus in zekere zin zien wat elk mens zal overkomen.

Het woord dzooopoietheis wijst in elk geval op een daad van God[10]. Door het woord pneumati op te vatten als de Heilige Geest (bepaald) kan ook een poging zijn om het probleem op te lossen dat dit Griekse woord onbepaald is[11]. Van belang is het verband tussen de hier genoemde twee zaken te zien: Wel gestorven naar vlees, maar levend (naar) geest. Het gaat dus over Zijn complete Mens-zijn. Het gaat niet om de Heilige Geest Die logischerwijs buiten de mens bestaat. Zoals alle mensen ging de Here Jezus vervolgens naar de Sje’oel (het dodenrijk)[12].

Dat Hij als geest de goede boodschap bracht aan de rechtvaardige geesten (lees: doden[13]) in die gevangenis is wel geheime kennis (vs 19). Zij kregen zo ook deel aan de verzoening die de Here Jezus van de Vader had verkregen door Zijn plaatsvervangende marteldood[14]. Zij konden namelijk op geen andere wijze deelgenoot daarvan worden. In 4:6 komt Sjim’on op die doden terug en geeft hij aan dat ook zij, die deelgenoot werden van de verzoening door Zijn evangelie aan te nemen zullen leven in geestelijke zin.

Van de Nieuwe Verbondswaterdoop stelt Sjim’on dat het niets te maken heeft met afwassen van onreinheid, waartoe onderdompelen in levend water volgens Mosjéh (Mozes) voorgeschreven is. Dat laatste uit zijn Torah blijft immers ook, ondanks de Nieuwe Verbondswaterdoop, gewoon van kracht. Maar het heeft dus ook niets te maken met afwassen van een vermeende erfzonde[15] en al helemaal niets met de beriet mielah (besnijdenis van de mannelijke voorhuid)[16].

Volgens Petros staat de Nieuwe Verbondswaterdoop in verband met Gods eindoordeel over de mensen[17]. Namelijk als smeekbede van een goed geweten. Maar die smeekbede is, in tegenstelling tot de Nieuwe Verbondswaterdoop, geen eenmalig iets, maar de oprechte levenswandel in Torahnavolging die de belijdenis van de waterdoop bevestigd (vs 21).

Pas aan het einde van dit gedeelte noemt Petros de opwekking van de Here Jezus uit de dood. Die opwekking door God, de Vader, had tot doel dat Hij tot de Vader zou terugkeren. Daar plaatste God Hem in een machtige ambtspositie (vs 22). Hij maakte Hem kohen gadol (Isra‘Elitisch hogepriester) in de Tempel die al sinds de Schepping in de hemelen staat[18].

Hij had met Zijn terugkeer naar de hemel geen fysiek lichaam meer nodig[19]. Dit laat zien dat Hij geen aardse plaats en afkomst heeft, maar een hemelse. Zijn lichaam ‘verdween’ na Zijn hemelvaart[20]. Mensen zal zoiets niet overkomen. Zij zullen altijd alleen hun plaats voor God hebben in Zijn fysieke schepping en dus na de opwekking uit de dood een fysiek lichaam nodig hebben[21].

+++
[1] Bij gebrek aan een fysieke Tempel op aarde, maar dat neemt niet weg dat Gods fysieke Tempel – het middelpunt van Torahnavolging – overbodig is geworden of erdoor vervangen zou kunnen worden.
[2] Dat betekent niet dat ze het met elkaar eens moeten zijn, maar dat ze hetzelfde doel voor ogen hebben.
[3] In het bijzonder voor hen die een bepaalde roeping, ambt of bediening hebben.
[4] De God-lozen daarentegen om tegenwerking (van Hem) te ontvangen.
[5] Dat is ook logisch, want Hij is en zal altijd Gods dienaar zijn.
[6] Het zou vreemd zijn als de geschriften van het Nieuwe Verbond opeens een andere leer zouden verkondigen dan dat van de Tenach. Toch herinterpreteert de traditionele christenheid op basis van die geschriften de hele Bijbel christocentrisch. Alles zou alleen nog om de Here Jezus gaan. Een ernstige vergissing die het monotheïsme van de Tenach weerspreekt en ook nog eens lijkt op polytheïsme.
[7] Sommigen dachten/denken dat Hij ook als geestelijke Persoon is opgewekt uit de dood, maar dat is terecht door de christenheid verworpen.
[8] Natuurlijk was er wel wat bijzonders en unieks met Hem gebeurt. Hij werd na enkele dagen meteen weer opgewekt in Zijn fysieke Lichaam dat de zichtbare sporen droeg van Zijn kruisiging. Slechts enkele mensen hebben dit ook ondergaan, zoals Lazarus (Jh 11:44).
[9] Echter nog steeds een lichaam dat corrupt was, zoals de huidige schepping. Mensen worden immers uit de dood opgewekt voordat God de huidige schepping vervangt door de nieuwe in het einde der tijden.
[10] In de christenheid wordt echter steevast gesteld dat de Here Jezus alles Zelf deed, namelijk als de goddelijke Held.
[11] Elders in deze brief wordt het woord pneumatos ook onbepaald gebruikt, maar waar de context laat zien dat het over de Heilige Geest moet gaan.
[12] De christenheid stelt onjuist dat Hij naar de hel zou zijn gegaan. De hel is echter een oordeelsplaats bestemd voor de satan en de zijne, wat pas in gebruik zal worden genomen in het einde der tijden.
[13] Het gaat volgens 1 Petrus 3:20 vooral om de mensen die door de wereldwijde watervloed omgekomen waren.
[14] De Here Jezus is niet door mensen (Joden noch Romeinen) gedood, maar door God, de Vader.
[15] Er is in de Nieuwe Verbondsleer dus geen basis voor de kinderdoop.
[16] Nergens in de Bijbel is er een verband tussen beriet mielah en wegnemen van zonden of fysieke onreinheid.
[17] Net zoals met de wereldwijde watervloed in de dagen van Noach.
[18] De Here Jezus zou dus het bestaande ambt van kohen gadol op aarde vervangen, wat laat zien dat God afscheid nam van de toenmalige Tempel op aarde.
[19] Sommige christenen hebben hier een onzinnige gedachte over. Na de opwekking uit de dood zou men een zogenoemd ‘verheerlijkt lichaam’ ontvangen om zo ‘boven’ vermeende fysieke begrenzingen te kunnen staan. Maar de Here Jezus demonstreerde dat laatste al voor Zijn dood (Mat 14:25). Denk ook aan de wonderlijke genezingen die Hij en Zijn talmoediem konden verrichten.
[20] Ook om relikwie verering te voorkomen.
[21] Uitzondering is als ze in het dodenrijk zijn, wat aangeeft dat God deze plaats nooit voor mensen bedoeld heeft. Het is hun verbanningsplaats met een gunstig en ongunstig compartiment (Luk 16:22-23).

Wees de eerste die reageert op "Beriet Chadasjah geschriften nader bekeken – 1 Petrus 3"

Geef een reactie