Mensen reageren op deze pandemie op zeer menselijke wijze. Meestal erkennen de mensen de verifieerbare gebeurtenissen. Onmiddellijk daarna breken er felle discussies uit over de werkelijke betekenis van deze gebeurtenissen.
De grimmige realiteit van deze pandemie is voor veel mensen verontrustend. Zo wordt onder meer verklaard dat er enorme samenzweringen aan het werk zijn, waarbij zogenaamd opzettelijke complotten van China, de CIA of de Israëlische Mossad de schuld krijgen van de verspreiding van het virus. Anderen ontkennen dat de pandemie zelfs maar een probleem is en beweren dat de hele zaak een manipulatieve list is van politici die hun eigen heerschappij proberen te ondersteunen.
Waar is God in dit alles?
Alleen een alwetende God weet precies hoeveel mensen door dit virus zullen worden aangeraakt en in welke mate. Het perspectief van de Bijbel wordt verbluffend weerspiegeld in het op Rosh Hashana en Yom Kippur (Grote Verzoendag) uitgesproken rabbijnse gebed ‘Unetana tokef’, dat verklaart dat God zowel goed als soeverein is in al deze gebeurtenissen:
‘En Gij zult het lot van al Uw schepselen verdelen en hun oordeel opschrijven… hoeveel er op de aarde zullen sterven en hoeveel er zullen worden geschapen; wie zal leven en wie zal sterven; wie zal sterven na een lang leven en wie voor zijn tijd; wie door water en wie door vuur, wie door het zwaard en wie door een beest, wie door honger en wie door dorst, wie door onrust en wie door plagen, wie door wurging en wie door steniging.’
Het is het waard om de realiteit in gedachten te houden dat God ‘een dag vastgesteld heeft, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft.’ (Handelingen 17:31). In het licht daarvan belijden we in alle ernst: ‘Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal staande blijven? Maar bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt.’ (Psalm 130:3-4).
De eerste steen werpen
Als er slechte dingen gebeuren, willen we weten waarom. Wie is er schuldig? Naar wie wijzen we met de vinger? Twee gedachten hierover:
De sjiitische Irakese Islamitische geleerde Hadi Al-Modarresi, gevestigd in Qom, Iran, zei op 28 februari 2020 dat de verspreiding van het coronavirus ongetwijfeld een daad van Allah’s goddelijke straf tegen China is voor hun gebrek aan respect voor moslims en de Islam:
‘Het is duidelijk dat de verspreiding van dit virus een daad van Allah is. Hoe weten we dit? De verspreiding van het coronavirus begon in China, een oud en uitgestrekt land, waarvan de bevolking een zevende deel van de mensheid uitmaakt. (…) De autoriteiten in dat land (…) hebben meer dan een miljoen moslims belegerd (…) Allah stuurde een ziekte op hen af en deze ziekte legde een belegering op 40 miljoen [Chinezen] (…) En daar heb je het, deze ziekte verspreidt (…) en het heeft de mensheid in zijn geheel bang gemaakt.’
Begin maart meldden online bronnen dat Hadi Al-Modarresi het coronavirus heeft opgelopen.
Messias Yeshua stelde de kwestie van de individuele verantwoordelijkheid aan de orde in een van Zijn opmerkingen over de instorting van een gebouw in de wijk Shiloach in Jeruzalem: ‘Denkt u dat deze Galileeërs grotere zondaars zijn geweest dan alle andere Galileeërs, omdat zij zulke dingen geleden hebben? Ik zeg u: Nee…’ (Lukas 13:1-5). Yeshua vertelt ons dat we niet snel moeten zijn bij het toeschrijven van specifieke schuld aan mensen die lijden aan tragedies. Het feit is dat we allemaal de heerlijkheid van God missen. Niemand van ons is rechtvaardig (zie Psalm 14:1-3), en we hebben allemaal berouw nodig. De juiste reden voor tragedies en oordelen is misschien niet openbaar voor ons in het heetst van de strijd.
Gods tuchtwapens, die ons wakker schudden
Hoewel veel gelovigen zich er niet van bewust zijn, neemt de Bijbel geen blad voor de mond als het gaat om Gods vermogen om oordeel te brengen over een natie of zelfs een hele planeet (denk aan Noach). Jeremia, Ezechiël en de openbaring aan Johannes verwijzen naar vier wapens in de handen van de HEER – hongersnood, wilde beesten, het zwaard van de oorlog en plagen (Openbaringen 6:8) – die Hij heeft gebruikt in het verleden, die Hij gebruikt en die Hij zal gebruiken om te spreken tot een dove en opstandige wereld. Zie ook 2 Samuël 24:13; 2 Koningen 8:1; 2 Kronieken 20:9; Psalm 105:16; Jeremia 5:12; 14:12,15; 15:2; 21:7; 24:10; 27:8; 29:17-18; 34:17; 44:12-13; Ezechiël 5:12, 17.
Een pandemie raakt alle naties van deze wereld. Of het nu specifieke zonden zijn die het middelpunt vormen, of gewoon de algemene houding van de wereld die God, Zijn waarden en richtlijnen negeert – misschien weten we dat op dit punt niet duidelijk. Maar er is geen twijfel over dat we, zoals koning David in 2 Samuël 24, het moeten uitroepen tot de God van Israël en Hem moeten vragen Zijn hand terug te trekken, genadig te zijn en de plaag van mensen af te wenden (2 Samuël 24:21). De stem van koning David weerklinkt door de bladzijden van de geschiedenis heen naar ons toe en zou ook de onze moeten worden. Toen 70.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen omkwamen, riep hij uit tot de HEER en vroeg: ‘maar deze schapen, wat hebben zij gedaan?’ (2 Samuël 24:15-17).
Hoe moeten we reageren?
De profeet Jesaja vertelt ons dat mensen op twee tegengestelde manieren reageren op Gods oordelen:
‘Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert niet wat gerechtigheid is’ (Jesaja 26:9-10).
De huidige pandemie zet ons ertoe aan om het aangezicht van God te zoeken, om gerechtigheid te leren en om tot Hem te roepen om internationale genade. Bid God om barmhartigheid te hebben met uw volk en om de gebieden waarover berouw nodig is, te onthullen. Bid voor de redding van vele levens en de genezing van velen die ziek zijn. Bid dat de genezingsgaven op aarde toenemen door het bidden van gelovigen.
Dit artikel van Avner Bosky is door Israel Today ingekort gepubliceerd met toestemming van davidstent.org.
Wees de eerste die reageert op "Wat de Bijbels ons zegt in tijden van het coronavirus"