Assimilatie en geloofsafval, dat is de vloek van deze tijd. Meedoen met wat iedereen doet en de bijzondere relatie met je Schepper en Heer vergeten. Daartegen streden de Makkabeeën die we tijdens het Chanoekahfeest gedenken.
De Bijbelgedeelten voor de sjabbat Mikets (Na verloop van) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 41:1 – 44:17,
✡ Profetenlezing: 1 Koningen 3:15 – 4:1,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 27:15-46.
✡ In verband met Chanoekah worden gedeelten gelezen uit Numeri 7 en Zacharia 2.
De geschiedenis van de opstand der Makkabeeën tegen de Griekse overheersers vindt u in de NBV-vertaling bij de Deuterocanonieke boeken 1 Makkabeeën en 2 Makkabeeën, en in dit uittreksel uit het werk van de Joods-Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus.
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Daniël 8 beschrijft in een visioen, hoe de Griekse koning Alexander de Grote de Meden en Perzen versloeg, stierf, en zijn grote rijk werd verdeeld onder vier of vijf generaals. De opvolger van een ervan, Antiochus IV Epiphanus, koning over Syrië en omstreken, wilde de Joden dwingen tot assimilatie aan de Griekse humanistische filosofie, en verbood daarom de besnijdenis, die de Grieken beschouwden als verminking van het mooie mannenlichaam, het houden van de sjabbat en de offerdienst. Hij beroofde de tempel van kostbaarheden, wijdde aan Zeus Olympius, en offerde daar een (onrein) varken. Hij dwong de Joden in het land ook aan zijn afgoden te offeren.
Ik sloeg mijn ogen op, en ik zag, en zie, er stond een ram voor het kanaal. Hij had twee hoorns. Die twee hoorns waren hoog, maar de ene was hoger dan de andere, en de hoogste kwam het laatst tevoorschijn. Ik zag dat de ram (met de hoorns) naar het westen stootte, naar het noorden en naar het zuiden. Geen enkel dier kon tegen hem standhouden, en er was niemand die uit zijn macht kon redden. Hij deed naar eigen goeddunken en maakte zich groot.
Ík bleef opletten – en zie, er kwam een geitenbok aan, vanuit het westen, over heel het aardoppervlak, zonder de aarde aan te raken. De bok had tussen zijn ogen een opvallende hoorn. Hij kwam tot bij de ram met de twee hoorns, die ik had zien staan voor het kanaal, en schoot met zijn grimmige kracht op hem af. Ik zag hoe hij, vlak bij de ram gekomen, zich tegen hem verbitterde, de ram een stoot gaf en zijn beide hoorns brak. In de ram was geen kracht om tegen hem stand te houden. (De bok) wierp hem tegen de grond en vertrapte hem, en er was niemand die de ram uit zijn macht kon redden.
De geitenbok maakte zich uitermate groot. Maar toen hij machtig geworden was, brak de grote hoorn af en in plaats daarvan kwamen er vier opvallende op, overeenkomstig de vier wind(streken) van de hemel. Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd, naar het zuiden toe, naar het oosten toe en naar het Sieraad(land) toe. Hij werd groot, tot aan het leger van de hemel. Van dat leger, namelijk van de sterren, liet hij er (sommige) ter aarde vallen en vertrapte ze. Hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger. Het steeds (terugkerende offer) werd aan Deze ontnomen en Zijn heilige woning neergeworpen. En het leger werd overgegeven vanwege de afvalligheid tegen het steeds (terugkerende offer), en hij wierp de waarheid ter aarde. Hij deed het en het gelukte.
Toen hoorde ik een heilige spreken, en een heilige zei tegen de Ongenoemde Die sprak: Hoelang zal het visioen van het steeds (terugkerende offer) en de verwoestende afvalligheid (gelden, en hoelang) zal zowel het heiligdom als het leger overgegeven worden (om) vertrapt te worden? Hij zei tegen mij: Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens. Dan zal het heiligdom in rechten (hersteld) worden.
En hij zei: Zie, ik laat u weten wat er zal gebeuren aan het einde van deze (periode van) gramschap, want op de vastgestelde tijd zal het einde er zijn. De ram met de twee hoorns die u gezien hebt, (dat) zijn de koningen van Medië en Perzië. En de harige geitenbok is de koning van Griekenland, en de grote hoorn die tussen zijn ogen zat, dat is de eerste koning. En dat die afbrak en er vier voor in de plaats kwamen: vier koninkrijken zullen uit (dat) volk ontstaan, maar zonder de kracht ervan. Aan het einde van hun koningschap, wanneer de afvalligen (de maat) hebben volgemaakt, zal er een meedogenloze koning opstaan, bedreven in slinkse streken. Zijn kracht zal groot worden, maar niet door eigen kracht. Op wonderlijke wijze zal hij verderf aanrichten, het zal (hem) gelukken, hij zal (het) doen. Machtigen zal hij te gronde richten, ook het heilige volk. Door zijn sluwheid zal hij het bedrog onder zijn hand doen slagen. Hij zal zich in zijn hart verheffen.
In (hun) zorgeloze rust zal hij velen te gronde richten. Ja, tegen de Vorst der vorsten zal hij opstaan, maar zonder (mensen)hand zal hij gebroken worden.
Daniël 8:2-14 en 19-25 (HSV)
Nog een gedeelte uit de Profetenlezing
Ik sloeg mijn ogen op en zag, en zie: vier hoorns. En ik zei tegen de Engel Die met mij sprak: Wat betekenen deze hoorns? En Hij zei tegen mij: Dat zijn de hoorns die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.
Vervolgens liet de HEERE mij vier smeden zien. Toen zei ik: Wat komen die doen? Hij zei: Dat waren de hoorns die Juda verstrooid hebben, zozeer dat niemand zijn hoofd kon opheffen. Maar dezen zijn gekomen om hun schrik aan te jagen en om de hoorns van de heidenvolken neer te werpen, die de hoorn opgeheven hebben tegen het land Juda om het te verstrooien.
Zacharia 1:18-21 (of 2:1-4) (HSV).
Een gedeelte uit de apocriefen
De priester Mattathias in de stad Modiïn weigerde een offer aan de afgoden te brengen. Hij doodde een Jood die wel wilde offeren, en ook de soldaten die hen tot dit offer wilden dwingen. Daarmee ontketende hij een opstand, die vooral door zijn zoon Judas werd geleid, die de bijnaam ‘Makkabeüs’, Strijdhamer, kreeg. Na twee jaar strijd werd Jeruzalem bevrijd, de tempel gereinigd, en de grote zevenarmige menorah-kandelaar werd weer aangestoken. Nadien werd een groter gedeelte van het land bevrijd en dit werd weer een Joodse Staat, geregeerd door het geslacht der Hasmoneeën.
Judas Makkabeüs en zijn mannen namen, geleid door de Heer, de tempel en de stad weer in bezit. De altaren die door vreemdelingen op het marktplein waren neergezet, haalden ze omver, en ook de heiligdommen die daar waren gebouwd. Nadat ze de tempel hadden gereinigd, maakten ze een nieuw altaar. Ze sloegen nieuw vuur en brachten voor het eerst na twee jaar weer offers. Ook brandden ze wierook, verzorgden de lampen en legden weer toonbroden neer. Toen dit alles gedaan was, bogen ze diep voorover en smeekten de Heer om hen nooit meer met zulke rampen te overvallen, maar hen, wanneer ze ooit weer zouden zondigen, met mildheid te straffen en niet uit te leveren aan heidense barbaren.
Op dezelfde dag van dezelfde maand dat deze door vreemdelingen was ontwijd, op 25 kislew, vond de reiniging van de tempel plaats. Vol vreugde vierden ze acht dagen lang feest, zoals dat ook voor het Loofhuttenfeest gebruikelijk is, en ze dachten eraan hoe ze nog maar zo kort geleden het Loofhuttenfeest hadden moeten vieren in holen in de rotsen, als dieren in het wild. Ze droegen met loof versierde stokken, groene twijgen en palmtakken en zongen lofliederen op Hem die hen in staat had gesteld zijn huis te reinigen. Bij algemeen besluit werd bepaald dat het hele Joodse volk voortaan ieder jaar deze dag zou vieren.
2 Makkabeeën 10:1-8 (NBV)
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Ook Jezus vierde het Chanoekahfeest in de Tempel:
En het was het feest van de inwijding van de tempel in Jeruzalem, en het was winter. En Jezus liep rond in de tempel, in de zuilengang van Salomo. De Joden dan omringden Hem en zeiden tegen Hem: Hoelang houdt U ons in het onzekere? Als U de Christus bent, zeg het ons vrijuit. Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en u gelooft het niet. De werken die Ik doe in de Naam van Mijn Vader, die getuigen van Mij. Maar u gelooft niet, want u bent niet van Mijn schapen, zoals Ik u gezegd heb. Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.
Johannes 10:22-28 (HSV)
Chanoekah, verzet tegen assimilatie
Onze tijd verschilt niet zo veel van de tijd van de Makkabeeën. Alleen de vorm van de onderdrukking is anders. Het is nu niet meer een koning met zijn soldaten die ons dwingen tot geloofsafval en assimilatie. In deze tijd zijn het andere gevaren die ons trachten te verleiden: welvaart en verlangen naar nog meer welvaart, de publieke opinie, gestuurd door TV, kranten en andere media, de spottende lach van collega’s op je werk wanneer je bidt voor het eten, een maatschappij die alle problemen oplost zodat we niet meer tot God behoeven te bidden.
Het resultaat is het zelfde: we denken God niet meer nodig te hebben, we nemen geen tijd voor Bijbel lezen, kerkgang en gebed, en langzaamaan verdwijnt God uit ons leven.
Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar (elkaar) aansporen, en (dat) zoveel te meer als u de (grote) dag ziet naderen. (Hebreeën 10:25 HSV)
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Chanoekah, verzet tegen assimilatie"