Haftarah – Hammisjpatiem – De verordeningen

Haftarah Hammisjpatiem gaat over de parallel tussen de Verbondsaanvaarding bij Horeb en de Verbondsvernieuwing ten tijde van Koning Zedekia.

Ontrouw van Isra‘Elim door God bestraft
God maakte aan Jirmejahoe (Jeremia) bekend dat Zijn Verbond met de Isra‘Elim onherroepelijk was (Jr 33:25). Het is als de zekerheid van de dag en de nacht en Zijn andere Scheppingsverordeningen. Toch twijfelde de Isra‘Elim, omdat toen het leger van Babylonië oorlog tegen hen voerde.

Koning Tsidqiejahoe (Zedekia (Mijn rechtvaardigheid is van God); 597-586 BCE) had de Isra‘Elim Gods Verbond opnieuw laten bevestigen (vss 8, 15) in de hoop dat God hen zou verlossen in deze oorlog. Dit moest in het bijzonder duidelijk worden door de specifieke Verbondsverordening over de dienstknechten na te volgen (34:8): hun vrijlating in het Sjabbatsjaar van hun dienst (vs 14; Ex 21:2).

Maar later gingen de Isra‘Elim opzettelijk tegen deze Verbondsverordening in door de vrijgelaten dienstknechten terug te halen (vss 11, 16). Omdat ze dat gedaan hadden zou God straffen op de Isra‘Elim vrijlaten. (Let op de woordspeling met het woord ‘vrijlating’ (deror) die God hier toepast). Maar dat niet alleen. God zou allen die zich aan deze verordening ontrokken hadden zo behandelen als ze met hun offerdier voor de Verbondsvernieuwing hadden gedaan. Hij zou ze overgeven aan de Babyloniërs. Die zouden hun afslachten en de lijken overgeven aan de dieren. Een diepe vernedering voor aan God gewijde mensen.

Parallellen
Sidra‘ Hammisjpatiem (Ex 21:1-24:18) gaat over de verordeningen (Verbondsbepalingen ‘onder’ de Verbondsbevelen (mitswot) die bijna dezelfde zwaarte hebben, maar in tegenstelling veranderd of verbeterd kunnen worden) over een heel scala van onderwerpen, zoals over dienstknechten (21:2-11), schades (21:12-15, 18-36; 22:5-6, 14-15) en diefstal (21:16; 22:1-4, 7-8, 12). (Onderwerpen waarover het ook gaat in de rabbinale halachah, zoals in de Talmoedim.) Ze laten zien wat de 10 Woorden voor de dagelijkse praktijk betekenen en de verordeningen definiëren Isra‘El als godsdienstige natie en niet zozeer als Gods volk. (De verordeningen zijn dus niet algemeen en altoosdurend van toepassing.) Toen Isra‘El bij Chorev (Horeb) deze (Gods 10 Woorden en verordeningen) accepteerden werd het Verbond door hun bevestigd.

De haftarah (Jr 33:25-26; 34:8-22) is overduidelijk parallel aan de twee hoofdonderwerpen van de sidra‘: Verbondsverordeningen en Verbondssluiting. Meest in het oog springend is het directe verband met de verordening over de dienst van knechten dat eindigde in het Sjabbatsjaar (7de jaar). In Jeremia blijkt dat op overtreding van misjpatiem dezelfde straf staat als op overtreding van mitswot: de doodstraf.

In Jeremia gaat het echter ook om iets uitermate boosaardigs. Eerst hadden de Isra‘Elim demonstratief Gods Verbond vernieuwd. Bij de Verbondssluiting bij Chorev liet Mosjéh (Mozes) brandoffers (’olot) en slachtoffers van vergeldingen (zevachiem sjelamiem) van stieren (pariem) brengen (Ex 24:5). Bij de Verbondsvernieuwing bij Jeruzalem eeuwen later liet Tsidqiejahoe een kalf (’egél) slachtofferen (Jr 34:18). (Waarschijnlijk was er een gebrek aan stieren door de oorlog in het Land.) Ze kozen voor de oude handeling die Avraham had gevolgd bij de Verbondssluiting (Gn 15:10, 17). Waarschijnlijk om hun daad kracht bij te zetten. Overeenkomstig hadden ze hun dienstknechten vrijgelaten.

Maar later, toen de Babyloniërs inderdaad vertrokken waren, keerden ze weer terug naar hun oude praktijk van Verbondsovertreding. Hierdoor werd duidelijk dat hun Verbondsvernieuwing geen hartszaak was. Een grove belediging van God en een schandelijke daad van onbarmhartigheid aan de dienstknechten. Vandaar dat God Zijn doodstraf in gelijke maat vereffend (Jr 34:17, 20). Maar Hij rekende niet slechts af met de overtreders en spotters, maar ook met de Isra‘Elitische leiders die niet hadden opgetreden (vs 21) en even boosaardig waren. Jirmejahoe’s profetische waarschuwing zou vervuld worden: ook Jehoedah zou door God verbannen worden (vs 22). Maar God liet weten dat Hij in tegenstelling wel trouw zou blijven aan Zijn Verbond met de Isra‘Elim (12 stammen; 33:25-26).

Torahgedeelten

De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:

21:5-6 Het kon zijn dat een dienstknecht hield van zijn meester en van het gezin dat hij tijdens zijn dienstijd had verkregen. In de Bijbel wordt er dus vanuit gegaan dat leven als dienstknecht gunstig kan/hoort te zijn. Dan kon de dienst door een godsdienstige handeling in een permanente staat worden omgezet. Dat vergt veel vroomheid van de eigenaar van de dienstknechten.
• H21-23 Allerlei verordeningen (misjpatiem) bij de mitswah van de 10 Woorden (Ex 20:2-17) worden gegeven om te laten zien hoe deze mitswah bedoeld zijn en toegepast moeten worden.
• 21:24-25 Een oog voor een oog, tand voor een tand, etc. is het principe van het Verbond van de Sienaj, maar het Nieuwe Verbond gaat uit van barmhartigheid (Ex 23:4-5, 19; Mt 5:38-41; Lc 10:37). Maar ook dat wraak van God verwacht wordt en Hij dat zal nemen (Rm 12:19).
• 22:18 Een tovenares (mechasjefah) dient in Bijbelse zin (godsdienstig) gedood te worden (Ex 20:2-3; Gal 5:20-21; Opb 22:15).
• *22:21 Een vreemdeling (ger) mag niet verdrukt worden, want Gods volk is evenzo in de wereld (Ex 23:9).
• *22:22-24 Elke weduwe en wees mag niet vernederd worden (Jk 1:27), want wie dat doet zal God vertoornen en Hij zal diens vrouw een weduwe maken en diens kind een wees. In gelijke maat wraak nemen.
• 22:25 Wie aan een ellendige onder Gods volk geld zal lenen zal geen schuldeiser voor die zijn en rente vragen.
• 22:29 Elke eerstgeborene van mens en dier zal aan God gegeven worden (Lc 2:23).
• 22:31 Vlees van een verscheurd dier (terefah) zal niet gegeten worden (Hnd 15:20).
• *23:6-8 Er moet neutraal (godsdienstig) recht worden gesproken. Het mag niet gebogen worden, bijvoorbeeld door omkoping of gericht tegen de onschuldige en de rechtvaardige.
• *23:14-17 Ook sommige dagen van de drie godsdienstige hoogfeesten gelden als een Sjabbatsdag.
23:25-27 Wie Gods Verbond aanvaardt en Hem overeenkomstig dient, diens voedsel en water wordt door Hem gezegend en ziekte, miskraam, onvruchtbaarheid en voortijdige dood wendt Hij af. Gods afschrikking van de buitenstaanders zal voor de gelovige uitgaan en Hij zal vijanden verwarren en overleveren aan Zijn volk.
• 23:31-33 God zal een grens bepalen tussen Zijn volk en de buitenstaanders en Gods volk moet die grens respecteren.
24:8 Gods verbonden worden met offerbloed gesloten.

De met een * aangegeven torot zijn door de rabbijnen vastgesteld als mitswot uit de 613. In H21-24 stellen zij maar liefst 53 mitswot vast, terwijl er in die hoofdstukken hoofdzakelijk misjpatiem (verordeningen; lagere bepalingen dan bevelen (mitswot)) staan. Maar in 22:21-24; 23:6-8, 14-17 staan zeker mitswot. De rabbijnen stellen daarin 7 mitswot vast.

Volgende week: Haftarah Teroemah over parallellen met de bouw van Gods heiligdom door Mozes met die door Salomo.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Hammisjpatiem – De verordeningen"

Geef een reactie