Haftarah – Wajera‘ – En Hij verscheen

Haftarah Wajera‘ (Gn 18-22) gaat over de parallel tussen de profeten Avraham en ‘Éliesja’ (Elisa) die een millennium na elkaar leefden.

‘Éliesja’, hoofd van de profeten

De profeet ‘Éliesja’ (zijn naam is een woordcombinatie met de stam jasja’ (redden / verlossen) en betekent: ‘Mijn God redt’) staat centraal in dit Haftarah gedeelte (2 K 4:1-37). Hij was van de stam Issaschar, dus woonde hij in het noordelijke koninkrijk Isra‘El (10 stammen), dat alleen door goddeloze koningen werd bestuurd. Hij had de bekende profeet ‘Éliejahoe (Elia) opgevolgd die ook in dat koninkrijk werkte (1 K 19:16; 2 K 2:15). Deze gebeurtenissen vinden plaats aan het einde van de 9de en begin 8ste eeuw v. Chr. en hij blijkt in zijn generatie een hoofd van de profeten te zijn.

‘Éliesja’ redt een weduwe en haar zonen

De vooraanstaande positie van ‘Éliesja’ blijkt als een van de vrouwen van de profeten van het noordelijke koninkrijk Isra‘El naar hem kwam en haar overleden man tweemaal de dienaar van ‘Éliesja’ noemde. Hij vroeg haar wat hij voor haar kon doen. Ze kermde (tsa’aq) bij hem omdat toen haar man stierf een schuldeiser was gekomen en haar en haar beide kinderen als slaven wilde nemen (vs 1). (Let erop dat 3de keer het woord ’avad wordt gebruikt). Dit is opmerkelijk, want het was Isra‘Eliem verboden om mede-Isra‘Eliem als slaven te nemen (Lv 25:39), maar blijkbaar golden voor vrouwen en kinderen (ook als ze mannelijke waren) andere bepalingen. Schijnbaar was er geen genade voor de ellende van een alleenstaande vrouw met kinderen. Maar Mozes had expliciet de weduwe genoemd als een van de uitzonderingsgroepen in Isra‘El (Dt 10:18; 24:17). De moraal in het noordelijke koninkrijk was zo vervallen dat geen enkele godsdienstige bepaling meer werd gevolgd. Als antwoord op de vraag van de vrouw aan ‘Éliesja’ gebeurde er een wonder met het enige bezit dat zij nog had. Olie in een vat. Door bemiddeling van de profeet bleek zij in staat om heel veel vaten vanuit haar ene vat olie te kunnen vullen. Door de verkoop van de olie kon ze haar schuld betalen en vrij met haar zonen overleven.

‘Éliesja’ wekt een zoon van Sjoenem op

Enige tijd later was ‘Éliesja’ in zijn stamgebied op weg naar Sjoenem (Sunem) bij het dal van Jizre’é‘l (vs 8). Daar woonde een vrouw van aanzien. Elke keer als hij Sjoenem aandeed als hij op reis was, drong zij aan om bij haar te komen eten. (Schijnbaar had zij de terechte veronderstelling dat het hebben van een man Gods in haar huis een zegen zou brengen). De vrouw overreedde haar man op een zeker moment om voor ‘Éliesja’ een bovenkamer te laten maken, zodat ‘Éliesja’ daar kon verblijven zolang hij wilde. Toen ‘Éliesja’ daar weer eens was en de bovenkamer zag, accepteerde hij het en verbleef er (vs 11). Hij bleek ook een jonge bediende te hebben. Zijn naam, Gechazie (Opgang van mijn profetisch schouwen), lijkt erop te wijzen dat hij een profetenleerling was van ‘Éliesja’. Hij vroeg haar wat ze als vergoeding wilde voor haar genegenheid. Zij verlangde een zoon. ‘Éliesja’ kondigde haar aan dat ze over precies een jaar een zoon zou krijgen. (‘Éliesja’ kondigde het dus 3 maanden voor de conceptie aan). Toen de jongen echter groter werd kreeg hij op een dag verschrikkelijke hoofdpijn. Hij ging op zijn moeders schoot zitten tot de middag en stierf daar. Zij legde haar zoon op het bed van ‘Éliesja’ in de bovenkamer, sloot de deur af en ging naar ‘Éliesja’ toe. (Opvallend is dat haar man er zich over verbaasde dat zij naar de profeet ging buiten een Sjabbat of Ro‘sj Chodesj (nieuwe maan) om (vs 23). Blijkbaar negeerden de mensen het reisverbod op Sjabbat. De profeet scheen dus erediensten te verzorgen op die gedenkdagen). Aangekomen bij ‘Éliesja’ greep ze zijn voeten (vergelijk Mt 28:9 en Mc 7:25). Gechazie wilde haar van zijn meester aftrekken, maar ‘Éliesja’ hield hem tegen. (Waarschijnlijk ging zijn leerling ervan uit dat een vrouw onrein kan zijn en dat zijn meester heilig was). Hij wees hem erop dat de vrouw overduidelijk diep verbitterd was, maar dat hij dat niet van tevoren van Godswege geweten had. Ze vertelde wat er gebeurd was. Meteen gaf ‘Éliesja’ zijn leerling opdracht om zijn staf te nemen, snel naar Sjoenem te rennen en zijn staf op de jongen te leggen zodat hij zou genezen. Gechazie ging meteen weg, maar de vrouw bleef bij de profeet dus begreep ‘Éliesja’ dat zij wilde dat hijzelf naar de overleden zoon zou gaan. Onderweg erheen kwam Gechazie hun tegemoet om te zeggen dat de jongen onveranderd was gebleven. Aangekomen in de bovenkamer in Sjoenem bad ‘Éliesja’ alleen met de dode zoon en bracht het leven terug in de jongen tot grote eerbied en dankbaarheid van de vrouw. (Opwekkingen uit de dood zijn dus geen uniek wonder van de Here Jezus).

Parallellen

Parallel met de sidra‘ (Gn 18-22): Opnieuw lijkt het verband raadselachtig of vergezocht. Maar scherp lezen is van.
• ‘Éliesja’ nam, net als Avraham, een houding van de dienstknecht aan (Mt 23:11; Rm 9:12). ‘Éliesja’ vraagt beiden vrouwen wat hij voor hen kan doen (vss 2, 14). Vergelijk Avrahams omgang met de drie bezoekers (Gn 18:2-8). Ook vroeg hij God om Lot en zijn gezin te redden (Gn 18:23). Avraham bad ook voor Avie-Méléch (Gn 20:7, 17).
• ‘Éliesja’ kondigde de geboorte van een zoon over een jaar aan, net zoals de drie bezoekers bij Avraham dat deden (Gn 18:10). Opvallend genoeg is de gelijke reactie van ongeloof van de Sjoenemitische vrouw (2 K 4:16) en die van Sarah (Gn 18:12).
• Door ‘Éliesja’ optreden werd de zoon van de vrouw in Sjoenem gered van de dood. Zo ook Jitschaq (Gn 22:10-22; Hb 11:18-19)).

Geconcludeerd moet worden dat ‘Éliesja’ dezelfde godsdienstige daden verricht als Avraham. Beiden worden ook als hoofd (patriarch) beschouwd van een gemeenschap. Avraham van Gods volk, maar ‘Éliesja’ van de natie Isra‘El.

Van belang is nog te letten op de vrouwen in 2 Koningen. Zie het contrast tussen de twee vrouwen. De eerste was weduwe geworden. Zeer arm en dreigde samen met haar kinderen slaaf te worden. De plaats waar ze woonde is niet vermeld. De tweede vrouw was zeer rijk, haar woonplaats wordt genoemd, ze heeft een man, het gezin heeft minstens een ezelin, jonge bedienden en eigen velden. Maar beiden vrouwen zijn in nood om haar zonen. Dat laatste gaat zeker ook op voor Sarah (Gn 16:2), maar niet minder voor Hagar (Gn 21:16).

Maar hoe zit het dan met het wonder van de olie? Het gaat hierbij niet zozeer om het wonder of de olie, maar dat de vrouw en haar zonen worden gered van slavernij en de kans dat ze als familie van elkaar gescheiden worden. Dat zien we ook terug in wat Avraham overkwam bij Avieméléch die Sarah tot zich neemt (Gn 20:2). God zorgt ervoor dat het gezin verenigd blijft.

Afsluitend is het goed te benadrukken dat beiden gedeelten uit de Bijbel (van Sidra‘ en Haftarah) ook op zichzelf een betekenis hebben. Dus het zoeken van parallellen is een afzonderlijke oefening. De parallellen laten zien dat God Dezelfde blijft. Dat wordt zichtbaar in Zijn heilswerk dat voortdurend aan het werk is. God doet wat Hij zegt. Ook als dit onmogelijk lijkt in de ogen van mensen (Gn 18:14).

Torahgedeelten

De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:

• 18:19 Gods Weg staat voor rechtvaardigheid (tsedaqah) en recht (misjpat) en dit leidt tot inlossing van Zijn beloften.
• 18:25 God spaart de rechtvaardigen onder de kwaden (2 Kor 5:10; 2 Pe 2:8-9).
• 18:32 God spaart een plaats als er minstens 10 rechtvaardigen (minjan) daarin zijn (Jk 5:16).
• 19:7 Vreemdelingen geweld aan doen is kwaad (1 Pe 4:9). Homofilie is kwaad (Lv 18:22; Rm 1:26-27).
• 20:7 Een profeet is ook een voorbidder (Jr 27:18).
• 22:12 God wil dat de gelovige Hem boven alles vreest (Mt 10:37-38; 16:24; Lc 12:5).
• 22:18 Door de gehoorzaamheid van Avraham zullen in zijn nageslacht (Gods volk) alle natiën gezegend worden (Gn 12:8; Gal 3:8-9).

Haftarah Chajjej Sarah gaat over de dood van Sarah en Avraham en de opkomst van Jitschaq.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Wajera‘ – En Hij verscheen"

Geef een reactie