Parasjah Peqoedej: de lossingen

Deze sidra‘ (Ex 38-40) beschrijft het afronden van de werkzaamheden aan het heiligdom. Al de objecten, onderdelen en gerijen werden aan Mozes aangeboden. Toen gebood God Mozes om het heiligdom op te richten en het in te wijden. Vervolgens werden de kohaniem (priesters) gewijd. Toen daarna de wolk en de heerlijkheid van God plaatsnamen in het heiligdom was daarmee bevestigd dat Hij hun werk had geaccepteerd. Isra‘El was klaar voor hun gang naar het beloofde Land.

Toen het maken van het heiligdom tot een afronding kwam werd de eindafrekening gemaakt van het totaal van de lossingen (peqoedej) die geheven waren van de zonen van Isra‘El (Ex 30:12-16); hun zoengeld (kofér). Aan goud 29 talenten en 730 sjéqéliem van het heiligdom. Aan zilver 100 talenten en 1775 sjéqéliem van het heiligdom. Aan koper 70 talenten en 2400 sjéqéliem van het heiligdom. Hiermee werden alle onderdelen van edelmetaal voor het heiligdom gemaakt.

Dan wordt uitgebreid beschreven hoe de kleding en de attributen voor de aankleding van de kohaniem en de kohen gadol (Hogepriester) werden gemaakt (vergelijk Exodus 28). Daarin staan details over het maken die niet eerder waren genoemd. Zoals over de twaalf edelstenen die werden aangebracht op de tas op de borst van de kohen gadol (39:10-13). Bijbelvertalers hebben zich allerlei vrijheden veroorloofd om de unieke Hebreeuwse benaming van die edelstenen te duiden. Toch is het onbekend welke stenen precies zijn gebruikt. Er bestaan alleen vermoedens.

Het heiligdom opgericht

Alle objecten en gerijen van het heiligdom. Al diens onderdelen brachten de werkers bij Mozes. Toen hij zag dat het volledig overeenstemde met al wat God hem op de berg Gods had getoond, nam hij het in ontvangst en zegende hen (39:43). God beval hem daarna dat de Verblijfplaats (‘ét-Misjkan) van de Tent van samenkomst opgericht moest worden op de eerste van de eerste maand van het godsdienstige jaar (op de dag van het begin van de maanden). Daarin moest hij de Kist van het Bewijs (‘et ‘Aron ha’edoet) opstellen. Die moest hij afschermen met het afschermingsgordijn (‘et-hapParochét).

In de ruimte ervoor moest aan de noordkant de Tafel (‘ét-haSjoelchan) worden geplaatst met daarop alles geplaatst en gerangschikt zoals bevolen. Aan de zuidkant moest de kandelaar (‘ét-hamMenorah) worden opgesteld en de lampen ervan worden aangestoken. Voor het afschermingsgordijn moest hij het gouden Altaar (‘ét-Mizbach hazZahav) voor het reukwerk opstellen. Recht tegenover de plek op ha‘Aron haqqodésj waar God de mens zou ontmoeten. Aan de ingang van de Verblijfplaats moest het bedekkingsgordijn (‘ét-Masach) worden opgehangen.

Tegenover de ingang van de Misjkan moest het slachtofferaltaar (‘et Mizbach) worden geplaatst. Daartussen moest het bekken (‘ét-hakKiejor) met water komen te staan. Daaromheen moest het hof (‘ét-héChatser) worden opgezet met het bedekkingsgordijn (‘ét-masach) aan diens poort (sja’ar). Dit benadrukt dat het eigenlijke heiligdom Gods Verblijfplaats, de Misjkan, was. Het hof werd later terecht ‘Voorhof’ genoemd.

Zalfolie

Alle objecten, onderdelen en gerijen van het heiligdom moest Mozes zalven met zalfolie (‘ét-sjémén hammisjachah). Daarna moesten Aäron en zijn zonen komen. Mozes moest hen wassen, aankleden en zalven. Daarmee had Mozes alles gecompleteerd wat God hem bevolen had en zo was het heiligdom opgericht op de eerste dag van het tweede jaar sinds de Uittocht uit Egypte.

Toen liet Mozes reukwerk opgaan voor Gods Aangezicht op het gouden altaar in de Misjkan (40:27). Daarna liet hij het brandoffer (‘ét-ha’olah) en het spijsoffer (‘ét-hamminchah) opgaan op het koperen slachtofferaltaar in de hof (40:29). Vervolgens verliet iedereen de Tent van samenkomst, waarna de wolk van God het bedekte en Zijn heerlijkheid (chevod) de Misjkan vervulde.

Zolang de wolk op de Misjkan was bleven de Isra‘Eliem op hun plaats, maar als de wolk werd opgeheven en zich verplaatste dan braken ze de legerplaats op en volgde de wolk.

In de volgende parasjah zullen we de functie zien van de verschillende offers die op het koperen slachtofferaltaar gebracht moesten worden.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Parasjah Peqoedej: de lossingen"

Geef een reactie