Deze sidra‘ (Ex 25-27) beschrijft de indrukwekkende modellen die God aan Mozes liet zien van het heiligdom waarin Hij wilde verblijven onder de Isra‘Eliem. De modellen die hij zag begonnen met de heilige objecten die in de directe omgeving van God moesten worden opgesteld. Daarna kreeg hij het hele plaatje te zien; Gods Verblijfplaats (Misjkan) en de Tent van het heiligdom eromheen. Mozes zal diep onder de indruk zijn geweest.
God droeg Mozes op alle Isra‘Eliem een bijdrage (teroemah) te vragen voor dat wat voor Hem gemaakt moest worden. Die bijdrage moest vrijwillig gegeven worden (vanuit het hart, uit liefde). Zo kwam het heiligdom dus direct in verband met hen. Daarna liet God aan Mozes de eerste groep modellen zien van dat wat zij ervan moesten maken.
In volgorde zag Mozes (25:9, 40):
• ha‘Aron haqqodesj – de heilige kist
Een kist van acaciaplanken die van binnen en buiten geheel overdekt was van goud met een gouden omlijsting. Aan de hoeken van die kist zaten vier gouden ringen, waarin permanent draagstokken van acaciahout zaten die ook overtrokken waren van goud. In de kist zou het bewijs (‘ét-ha’edoet), dat God Mozes zou geven, bewaard worden. Op de kist lag een verzoendeksel (chaporét) van zuiver goud. Daarop zag hij aan beide uiteinden twee kunstzinnig gemaakte Keroeviem (leidende engelen) met uitgespreide, naar boven gerichte vleugels, waarmee ze het verzoendeksel overdekten. De Keroeviem keken elkaar aan, maar hun gezicht was gekeerd naar het verzoendeksel. Ze symboliseren Gods wake. God zou tot Mozes spreken vanuit het midden van de Keroeviem boven het verzoendeksel en zo Zijn verdere bevelen (tsawah) aan de Isra‘Eliem geven (25:22).
• haSjoelchan haqqodesj – de heilige tafel
Een tafel van acaciaplanken geheel overdekt van goud met een gouden omlijsting. Op de tafel zag hij een insluiting (misggérét) met een gouden omlijsting rondom. Ook aan de tafel zaten gouden ringen, zodat het met acaciahouten draagstokken, overtrokken van goud, gedragen kon worden. Op de tafel zag Mozes gouden schalen, kommen, kannen, bekers en het ‘brood van aanzien’ (léchém paniem), dat voortdurend (tamied) voor Gods Aangezicht was.
• hamMenorah haqqodesj – de heilige kandelaar
De kandelaar van zuiver goud die kunstzinnig was gevormd met een basis, een schacht en armen. Op de armen waren kelken met uitspruitsels als bloesemknoppen. Aan sommige armen waren kelken met bloemknoppen. Aan enkele armen zag hij uiteinden. De kandelaar had zeven lampen die aan de voorzijde ervan schenen. Bij de kandelaar hoorden zuiver gouden tangen en bluskapjes.
Het heiligdom (Miqdasj)
Toen liet God Mozes het hele heiligdom zien dat voor Hem gebouwd moest worden (26:30):
• hamMisjkan – De Verblijfplaats van God
Mozes zag de wanden van fijn linnen van dubbel garen, blauwpurper, roodpurper en slakkarmozijn voorzien van een borduurwerk waarop Keroeviem waren afgebeeld. De Verblijfplaats bestond uit beschuttingen van acaciaplanken die met verbinders en richels aan elkaar vastzaten en op diens vloer stonden met zilveren voetstukken. De Verblijfplaats was ingedeeld in twee vertrekken; het heilige en het heiligen der heiligen. Het achterste was afgeschermd met een afschermingsgordijn (parochét) dat eveneens van fijn linnen van dubbel garen, blauwpurper, roodpurper, slakkarmozijn was voorzien van een borduurwerk waarop Keroeviem waren afgebeeld. Het afschermingsgordijn werd gehangen tussen vier kolommen van acaciabalken bedekt met goud en eveneens op zilveren voetstukken stonden.
In die achterste ruimte moest ha‘Aron haqqodesj worden geplaatst. De achterkant van de Verblijfplaats was gericht op het westen. In het voorste vertrek stond aan de zuidkant (de zonkant) de hamMenorah haqqodesj en daartegenover aan de noordkant hasjoelchan haqqodesj. De ingang van de Verblijfplaats, gericht op het oosten, was een bedekkingsgordijn (masach) van fijn linnen van dubbel garen, blauwpurper, roodpurper en slakkarmozijn voorzien van een borduurwerk van afwisseling (roqem). Het bedekkingsgordijn moest gehangen worden aan vijf kolommen van acaciabalken bedekt met goud op koperen voetstukken.
• ‘Ohel mo’ed – Tent van samenkomst
Aan Gods Verblijfplaats was een Tent. Als eerste een tent van kleden van geitenhaar over de Verblijfplaats (26:7). Over deze tent was een dekkleed van rode rammenhuiden en daarover een dekkleed van dassenhuiden. Mozes zag voor deze tent van de Verblijfplaats staan (27:8):
• hamMizbeach haqqodesj – het heilige slachtofferaltaar
Dit was een vierkant slachtofferaltaar van acaciahout overtrokken van koper met hoornen (qaran) aan de vier hoeken. Het was hol van binnen en had daarin een rooster dat op een rand rustte. Onder het rooster hing een net waarop het vuur brandde. Daaraan zaten vier ringen. Bij het altaar hoorden potten om het as ervan te verwijderen, scheppen, plengvaten, vorken en vuurpannen. Al de onderdelen en al het gerei waren van koper. Aan de zijden van het slachtofferaltaar zaten ringen, waarin draagstokken van acaciahout overtrokken met koper gestoken konden worden om het slachtofferaltaar te dragen.
• ‘et chatsar – het hof
Het hof was afgebakend door gordijnen van fijn linnen van dubbel garen dat werd gehangen aan kolommen met voetstukken van koper en dwarsstangen van zilver. De poort (sja’ar) van het hof had een bedekkingsgordijn (masach) van fijn linnen van dubbel garen, blauwpurper, roodpurper en slakkarmozijn voorzien van een borduurwerk van afwisseling (roqem). Het was gehangen aan vier kolommen omlijst met zilver op voetstukken van koper. Al het gerei en de pinnen van het hof waren van koper. Merk op dat het aantal kolommen hier evenveel is als dat van het afschermingsgordijn van het heilige der heilige en het borduursel hetzelfde is als dat van de ingang van Gods Verblijfplaats. Binnengaan in het hof betekende dus verschijnen voor Gods Aangezicht.
Over deze objecten en onderdelen en het hele heiligdom is van alles beweerd in allegorieën en speculaties met als doel de betekenis voor de eigen generatie te tonen. Volgens het Bijbelverslag worden ze echter voor het eerst aan Mozes getoond. Hij zal begrepen hebben dat ze Gods heiligdom in de hemel representeerden en die werkelijkheid moesten tonen. Hoewel nog met het Hebreeuwse element van trekken (’avar) en ‘transportabel-zijn’. Dat verviel na de bouw van Gods Isra‘Elitische Tempel (Bejt hamMiqdasj) in Jeruzalem.
In de volgende parasjah zullen we zien hoe het heiligdom ging functioneren door de wijding van de kohaniem.
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Parasjah Teroemah: een bijdrage"