Dit gedeelte (Gn 37:1-40:23) gaat over Jakobs lange verblijf (Hebreeuws jasjav) in het beloofde Land. De daden van zijn zoons staan op de voorgrond. De nieuwe generatie dient zich aan.
Door alle voorafgaande gebeurtenissen is Judah de aangewezen opvolger. Maar ook Jozef, de eerste zoon van Rachel, dingt naar die positie. Maar het loopt helemaal fout. Jozef wordt voor dood gehouden en Judah ontspoort. Een opvolger van Jakob, de nieuwe ro‘sj, is niet in zicht.
Jozefs verheffing en vernedering
Jonge mannen kunnen nogal eens erg naïef zijn en blind voor de gevolgen van hun daden. Dat overkwam ook Jozef. Hij was de jongste onder de zonen die Jakob uitzond met zijn kudden, maar hij had een bijzondere band met zijn vader. Hij vertelde hem alle streken van zijn broers en zijn vader gaf hem een veelkleurig hemd om te dragen. Zijn broers haatten hem daardoor steeds meer. Toen hij profetische dromen van God kreeg vertelde hij die spontaan aan zijn familie. Daarin kwam uit dat hij een machtpositie zou verwerven waarvoor ze allemaal zouden moeten buigen. Jakob was hier erg verbaasd over, maar bewaarde het in zijn hart. Zijn broers echter vonden het genoeg met hem en ze wilden hem doden. Ruben, Jakobs eerstgeborene, ontraadde hen broedermoord en stelde voor hem in een droge put in de woestijn te gooien. Dat deden ze. Toen kwam Judah, zonder dat Ruben het wist, met een ander plan om definitief van hem af te komen. Ze konden hem aan Ismaëlieten uit Midjan verkopen wanneer hun handelskaravaan naar Egypte door het Land trok. Ook dat deden ze. Toen Ruben het later vernam scheurde hij in rouw zijn kleren (Gn 37:29). Hij rouwde ook om zichzelf, want hij wist dat hij hierdoor definitief nooit zijn vaders opvolger zou worden.
De broers smeerden bloed van een oude geitenbok die ze slachtte op het veelkleurige hemd van Jozef en maakte Jakob wijs dat ze het zo hadden gevonden. Ze suggereerde dat Jozef verscheurd was door een wild dier. Toen scheurde Jakob zijn kleren uit rouw om de dood van zijn geliefde zoon. Hij deed een zak om zijn lendenen en treurde om Jozef. Al zijn zonen en dochters kwamen hem troosten, maar hij kon niet vertroost worden. Jakob was toen rond de 107 jaar oud. Hij verwachtte dat hij in zijn rouw zou sterven.
Jozef werd in Egypte als slaaf verkocht aan een hoveling van Farao. Ondanks dat God hem zegende en daardoor ook het huis van zijn eigenaar, werd hij toch het slachtoffer van verleiding en bedrog. Hij belandde in de gevangenis. Maar ook daar zegende God hem en hij werd opnieuw voorspoedig. Toch zal Jozef niets anders begrepen hebben dan dat zijn leven op een doodlopend spoor zat. Ook nadat hij de dromen van twee dienaren van Farao, die in zijn gevangenis waren beland, had uitgelegd. Toen die dromen uitkwamen zoals Jozef had gezegd veranderde niets aan Jozefs situatie. Opvallend is dat Jozef zich zijn afkomst blijft herinneren en hij noemt het land waarvan hij kwam het land van de Hebreeën (Gn 40:15), hoewel dat toen nog geen feit was. Hij staat op de Landbelofte van God.
Judahs ontsporing
Judah verliet zijn familie en ging wonen onder de Kanaänieten. Wellicht kwam dat omdat Jakob geen opvolger aanwees, maar al zijn zonen en vooral Judah het verlies van Jozef verweet. Opvallend is in elk geval dat God niet lijkt te werken in Jakobs gezin. Jakob zal ook erg teleurgesteld zijn geweest in God. Zijn terugkeer naar het beloofde Land werd grotendeels overschaduwd door de dood en verlies.
Judah zag bij de Kanaänieten een van hun dochters en nam haar als vrouw tegen het verbod van Avraham in (Gn 24:3). Hij kreeg drie zonen bij haar. Voor zijn eerstgeborene nam hij een vrouw die Tamar (Palmboom) heette. Maar zijn zoons waren boosaardig. Twee van hen werden door God gedood om hun kwaad. Judah wilde zijn derde zoon een kans geven zich te beteren zodra hij volwassen was en daarom liet hij Tamar bij zich wonen. Zo kon zijn derde zoon bij haar nageslacht verwekken in de naam van zijn eerstgeborene. Na geruime tijd stierf de vrouw van Judah en hij rouwde om haar. Toen nam zijn Kanaänitische vriend hem mee naar Timnah in de Negev woestijn om er zijn schapen te scheren. Tamar werd dit verteld. Zij deed toen haar kleren van haar weduwschap af en trok ook naar Timnah, want Judahs derde zoon was groot geworden maar zij was hem niet als vrouw gegeven.
Toen Judah haar daar zag dacht hij dat ze een hoer was en wilde gemeenschap met haar hebben. Als loon zou ze een jong geitenbokje krijgen. Als waarborg daarvoor vroeg zij zijn zegelring, armbanden en staf. Ze raakte meteen zwanger. Toen Judahs vriend haar opzocht om het geitenbokje te geven en de borg terug te nemen was ze al verdwenen. Ze was snel teruggekeerd naar Judahs woonplaats. Toen na een aantal maanden bekend werd dat Tamar zwanger was veroordeelde Judah haar tot de brandstapel om haar hoererij. Hij dacht immers dat ze zwanger was geworden buiten zijn instemming om. Tamar zond Judah echter de borg die hij haar had gegeven. Toen hij zijn zegelring, armbanden en staf zag trok hij zijn veroordeling in en nam haar als vrouw. Ze kreeg twee zonen: Peres (Doorbreker), de eerstgeborene, en Zerach (Aanbreker).
In de volgende parasjah blijkt Jozef tot zegen te worden voor Egypte en voor zijn familie.
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Parasjah Wajesjév: En Jakob verbleef (in het Land)"