Rabbijnen – Ri‘sjoniem periode – deel 4

Dit is een artikel in een serie over het rabbinale Jodendom bedoeld om te laten zien waarom en hoe het dominant werd. Het leven en de wereld van enkele prominente rabbijnen wordt beschreven en wat ze eraan bijdroegen. Dit leidt tot een beantwoording van de vraag of hun positie houdbaar zal zijn.

De Kruisvaart die begon in 1096 was eigenlijk van aanvang aan al om diverse redenen gedoemd om een fiasco te worden. Maar een grote klap was toen de moslims in 1187 opnieuw Jeroesjalajim (Jeruzalem) innamen. Na amper 90 jaar van Kruisvaart ellende was dat hoofddoel weer uit handen genomen.

Kort daarna riep paus Clemens III op tot een nieuwe (4de) Kruistocht. Het leidde niet tot herovering van Jeroesjalajim, daarom volgde niet lang erna nog een kruistocht. Deze leidde echter tot de verwoesting van de Byzantijns-christelijke Constantinopel door Latijns-christelijke legers (1204), terwijl Jeroesjalajim in islamitische handen bleef.

Christenen probeerde zulke tegenslagen te compenseren door zich toe te leggen op de Scholastiek. Het op filosofisch-wiskundige wijze uitwerken van hun theologie. Het leidde tot de introductie van de filosofie van Aristoteles. De grootste scholasticus die deze periode voortbracht was de Dominicaan Thomas van Aquino (c.1225-1274) en zijn bekendste werk de Summa theologiae.

Deze herontdekking van de Griekse filosofie verscheurde ook de Joodse gemeenschap. Hoofdpersoon daarin was Rabbi Mosjéh ben Maimon (Rambam) die het meest ver ging met het eveneens vanuit de filosofie van Aristoteles uitwerken van de Joodse godsdienst. De reactie van velen was het benadrukken van het belang van studie van de Torah van Mosjéh (Mozes), overigens zonder zich af te zetten tegen wetenschap, zoals astronomie en geneeskunde.

Rabbi Sjlomo ben-‘Avraham ibn ‘Aderet (Rasjba) (c.1235-c.1310)
Sjlomo werd geboren in een rijke familie in Barcelona en hij werd een discipel van Jonah ben-‘Avraham Gerondi en van Nachmanides (Ramban). Al op jonge leeftijd hield hij zich bezig met financiële activiteiten. Zelfs voor de koning van Aragon. Maar hij trok zich daaruit terug en werd rabbijn in zijn geboortestad en bleef dat 40 jaar.

Al gauw kwam zijn buitengewone intellect en inzicht in zaken van godsdienstig recht (Torah) aan het licht. Hem werden daarom moeilijke zaken voorgedragen en zijn oordeel werd bevestigd door grote Joodse geleerden in Europa. Door zijn groeiende naamsbekendheid kreeg hij vragen van allerlei Joodse gemeenschappen rond de Middellandse zee. Van Kreta, Marokko, Israël, maar ook uit het buurland Portugal.

Veel van zijn responsa (rabbinale commentaren op en uitspraken over halachische kwesties) werden gekarakteriseerd door begrijpelijkheid en het scheppen van oplossingen over ogenschijnlijke Bijbelse en rabbinale raadsels. Doordat hij zich toelegde op Romeinse wetgeving en Spaanse rechtspraktijk wist hij de Joodse gemeenschappen te verdedigen in allerlei seculiere rechtszaken en ervoor te zorgen dat hun eigen onafhankelijke positie in zijn tijd gegarandeerd bleef.

‘Aderet, zoals hij later vaak genoemd werd, verdiepte zich in filosofie en wetenschappelijke literatuur, maar was geen voorstander om dit te delen met het grote publiek en stelde voor om hiervoor een leeftijdsgrens in te stellen. Hij verdedigde Maimonides (Rambam) tijdens de tweede golf van protest tegen Rambam in Frankrijk en Israël. Maar hij keerde zich tegen de allegorische Bijbeluitleg die toen gangbaar was onder de rationalisten in Zuid-Frankrijk en Spanje, maar ook tegen de extreme mystieke uitleg (kabbalistiek) die in opkomst was in Spanje. Hij nam een traditioneel standpunt is (behoud van de goddelijke oorsprong van de Torah). Hij schreef ook artikelen ter verdediging (polemiek) van het Judaïsme tegenover christenen en moslims.

‘Aderet werd het hoofd van een jesjievah in Barcelona die studenten vanuit heel Europa aantrok en onder zijn leerlingen kwamen later grote geleerden naar voren. Hij legde zich toe op het becommentariëren van de ‘aggadot in de Talmoed. Net als Nachmanides besteedde ‘Aderet ook aandacht aan esoterische zaken (proto-kabbalistiek) en schijnt er grote kennis van te hebben verkregen, maar hij hield dat voor zichzelf. Aanwijzingen van zijn kennis blijkt uit wat zijn discipelen later over esoterische zaken schreven.

Een ander belangrijk stuk literatuur dat ‘Aderet ontwikkelde was halachisch van aard. Zijn belangrijkste werk, Torah habBajiet (het Huis (d.i. de vrome Joodse gemeenschap)), gaat over de godsdienstige gebruiken, zoals rituele slacht, verboden voedsel, wijn van niet-Joden en de bepalingen over niddah (onreinheid).

Gesteld kan worden dat ‘Aderet sterk heeft bijgedragen aan de acceptatie van het onderwijs van zijn voorganger Nachmanides (Ramban) en zijn responsa droegen bij aan de latere Sjoelchan ’Aroech. Hij stierf in zijn geboortestad.

Rabbi ‘Asjer ben Jechie‘El (Ro‘sj) (c.1250-1327)
‘Asjer is geboren in Frankrijk en volgde op jonge leeftijd zijn Torahleraar naar Keulen en Koblenz. Toen die rabbijn werd in Worms trok ‘Asjer hem achterna en daar werd hij aangesteld in de bejt-Dien (Hoog ambt in het Rabbinaal bestuur). Omdat zijn leraar werd beschuldigd en gevangengezet probeerde ‘Asjer van alles om hem vrij te krijgen. Later werd ook hij verdacht gemaakt en daarom vluchtte hij uiteindelijk naar Barcelona.

Daar werd hij welkom geheten door ‘Aderet (Rasjba). Kort daarna werd hij gevraagd om rabbijn te worden in Toledo. Daar nam hij ook een positie in over de toenmalige strijd over de verhouding van filosofie en Torah. Hij sloot zich aan bij ‘Aderet om Torah boven filosofie te stellen maar niet afwijzend te staan tegenover wetenschap.

Hoewel zijn responsa de nederige en bescheiden kenmerken had van de Duitse school kon hij toch ook de karakteristieken van vastbeslotenheid en autoriteit laten zien (typisch voor de Spaanse cultuur) als het ging om het representeren van Spaans Jodendom. Hij introduceerde ook de studiemethode van de Tosafisten. Hij werd hoofd van de jesjievah in Toledo en wist discipelen van over heel Europa aan te trekken. Zelfs uit Rusland.

Als hij vragen kreeg over zaken die niet expliciet verboden zijn in de Torah, dan durfde hij het aan om een afwijkende positie in te nemen. Ondanks dat dit op forse tegenstand kon rekenen. Maar hij kon soms ook een heel stevige positie innemen tegen iets als dat vanuit zijn oogpunt schadelijk zou zijn voor de Joodse gemeenschap.

Hij ontwikkelde zichzelf vooral als Talmoedist (becommentariëren van de Bavlie), maar ook zijn vele responsa gaf hem bekendheid. Naast zijn bijnaam Ro‘sj werd hij ook ‘Asjerie genoemd. Zijn belangrijkste werk, een opsomming van halachische beslissingen van eerdere geleerden, heet dan ook Piskej harRo‘sj of Sefer ‘Asjerie. Maar zijn responsa werd eigenlijk alleen in Spanje gevolgd. Door zijn vlucht uit Worms had hij het grootste deel van zijn vermogen verloren en bij zijn overlijden in Toledo was hij dan ook arm.

Rabbi Jacob ben Asjer (Ba’al hatToeriem) (c.1269-1343)
Jacob was een zoon van de hiervoor beschreven Ro‘sj. Hij had zijn vader vanuit Worms vergezeld naar Toledo. Hij groeide op in armoede en weigerde steevast om rabbijn te worden. Hij legde zich toe op Torahstudie. Hij baseerde zijn levenswerk op de geschriften van zijn vader, maar hij werd vooral bekend door zijn boek Arba’ah Toeriem. Daardoor kreeg hij later ook de bijnaam Ba’al hatToeriem.

Omdat hij had waargenomen dat in zijn generatie het redeneren over Torah vol fouten was en controverses & meningen toenamen wilde hij met zijn werk een overzicht geven van alle halachot die betrekking hadden op het Joodse leven. Het boek is opgedeeld in vier delen. Vandaar de benaming Arba’ah Toeriem. De vier delen zijn: over zegeningen/gebeden/de Sjabbat/feesten en vasten; over rituele bepalingen; over vrouwen (vooral over huwen en scheiden) en over burgerlijke zaken. Daarbij volgde hij vooral Ramban en zijn vader (de Ro‘sj). Maar op sommige punten had hij ook kritiek op Ramban.

Hij schreef ook een commentaar op de Choemasj (Pentateuch) en daarin haalt hij eerdere commentatoren aan, zoals die van Sa’adijah Ga‘on, Ibn ‘Ezra’ en Radak. In de lijn van Nachmanides volgde hij de letterlijke betekenis (pesjat) en nam hij afstand van esoterische (proto-kabbalistische) bespiegelingen.

Hij schijnt te zijn gestorven op het Griekse eiland Chios terwijl hij op reis was naar het beloofde Land. Anderen stellen dat hij stierf in Toledo.

Wees de eerste die reageert op "Rabbijnen – Ri‘sjoniem periode – deel 4"

Geef een reactie