Gedwongen door discriminerende omstandigheden gingen Joden vroeger over tot de christenheid. De Joodse filosoof-theoloog Frans Rosenzweig overwoog dit ook. Op welke geloofsvisie baseerde hij zijn uiteindelijke afwijzing?
Anti-Judaïsme lijkt ingebakken in de christenheid. Dat ondervonden veel Joden in het Europa van de 19de eeuw. Een uitweg was christen worden. Maar zelfs daarna bleef afkeer tegen hen bestaan.
Christen worden bleek dus onvoldoende. Een Jood is een Jood, ook als deze christen was. Afstamming zou zwaarder wegen dan geloof. Dit werd nog versterkt toen duidelijk werd dat veel Joden de kerk gebruikten om er ‘beter’ van te worden. Om hoger op te komen in de samenleving. Maar deden niet-Joodse christenen dat ook niet? Was bovendien dan christen-zijn zo strak bepaald? Ik elk geval past haat om afkomst er niet bij.
Joodse worsteling
Joden kunnen worstelen met het christelijk geloof. Ze ondervinden diens lange ‘traditie’ van anti-Judaïsme en vervolging. Ook heeft de Persoon van de Here Jezus voor hen de schijn van een polytheïstische Mens-God. Meest problematisch is dat de christenheid als dissident Jodendom kan worden opgevat.
Joden staan als ‘vreemdelingen’ voor de uitdaging een weg te vinden in de wereld waarin ze wonen. Echter, voor gelovige Joden is die weg vaak door hun godsdienst bepaald en die is particularistisch (gericht op de exclusieve eigenheid). Deze gelovigen hebben vaak grote afkeer van de gedachte aan enige vorm van toenadering tot de in hun ogen seculiere (heidense/onreine) wereld. Zij vinden assimilatie een bedreiging. Gevolg: gettovorming met de daaruit voorkomende sociaal-maatschappelijke problemen, zoals discriminatie, armoede en geweld.
Zijn geschiedenis
Franz Rosenzweig (1886-1929) werd geboren in Kassel (midden-Duitsland) groeide op in een traditioneel Joods (minimaal Torah navolgend) middenklasse milieu. Hij ging geschiedenis en filosofie studeren aan verschillende universiteiten. Tijdens zijn studietijd begon hij zich te realiseren dat een Jood geen plaats was vergund in de Europese samenleving. Hij zag christen worden als uitweg en werd daartoe ook aangespoord door zijn mede-Joden.
Diversen van hen hadden de ‘overstap’ al gemaakt. Rosenzweig doorzag echter heel scherp, maar ook oprecht, dat daarvoor een echte bekering tot het christelijke geloof vereist was. Hij wilde niet doen alsof. Alleen zou hij dan ook deel krijgen aan de christelijke cultuur. Dit gevolg van een bekering beschouwde hij als een nare consequentie. Hij wilde wel hogerop in de samenleving, maar vond de christelijke cultuur weinig hoogstaand.
Rosenzweig besloot daarom om zijn ‘overstap’ buiten het kader van die cultuur te doen en heel oorspronkelijk te beginnen bij de strenge en zuivere Torahnavolging van de Here Jezus en Zijn discipelen. Hij ging daartoe synagogendiensten bezoeken in een orthodoxe synagoge in Berlijn. Tijdens de viering van Verzoendag (Jom Kipoer) onderging hij een mystieke ervaring. Hij besloot daardoor aan aanhanger van het Judaïsme te worden in plaats van een christen. Wat hem tot die keuze bracht is onduidelijk, maar vanaf dat moment (1913) keert hij zich volledig tot het Judaïsme. Dit had concrete geloven voor zijn studie. Op de universiteit was het de mode om te kiezen voor de filosofie van Hegel en van Kant; het (Duitse) idealisme. Hij werd echter een filosoof-theoloog die een Joodse weg koos waarbij niet de mens (humanisme), maar God centraal stond (Theocentrisme).
Na zijn studie legde hij zich toe op outreach. Daartoe richtte hij in 1920 te Frankfurt am Main het ‘Vrije Joodse Leerhuis’ op. Hij trok daarvoor onder anderen ook Martin Buber (1878-1965) aan. Met Buber begon hij ook aan de Duitse vertaling van het Oude Testament, omdat ze vonden dat de gangbare christelijke vertalingen te veel anti-Joodse elementen had. Dit zou deels komen omdat de Bijbelvertalingen duidelijke tekenen hadden van het verkeerd begrijpen van de Hebreeuwse grondtekst en van diens Hebreeuws-Isra‘Elitische ziel. Daarnaast schreef Rosenzweig veel artikelen en boeken, waarvan ‘De ster van de verlossing’ (1921) het bekendst is.
Naarmate dat hij ouder werd legde hij zich steeds meer toe op de orthodoxe levenswijze totdat hij een spierziekte kreeg en stierf. Amper 43 jaar oud.
Zijn geloofsvisie
Rosenzweig werd de verdediger van een Twee-wegentheorie (Jodendom en christenheid zijn twee onderscheiden heilswegen gericht op Dezelfde God). Dit is vooral ingegeven vanuit de rabbinale gedachte dat Isra‘El als uitverkoren volk God al gevonden heeft, maar dat de rest van de mensheid nog op zoek zou zijn naar God. De Here Jezus zou gekomen zijn om die niet-Joodse mensheid de weg tot God te wijzen. Het gaat uiteindelijk wel om Dezelfde God, maar omdat Isra‘El Gods enige uitverkoren natie is zouden christenen geen toegang hebben tot de Joodse godsdienst.
Enkele hoofdpunten waarop deze Twee-wegentheorie is gebaseerd:
• Zending
Christenheid zou de opdracht hebben de niet-Joodse mensheid tot God te brengen door zending. Die opdracht zou het Jodendom niet hebben. Joden zouden geroepen zijn als priesters voor God te leven door zich af te zonderen van de wereld.
• Verschil tussen Jood en christen
Joden en christenen hebben een gemeenschappelijke toekomst in Gods komende wereld, maar zouden dat niet hebben in de huidige wereld. De christenen zouden, door hun voordurende contact met ongelovigen, in onrust zijn en daardoor steeds van hun geloof dreigen af te vallen. Isra‘El zou daarentegen in Gods rust zijn.
• Vervangingstheorie
Rosenzweig verwierp het christelijke Vervangingsuitgangspunt (Christenheid vervangt het Jodendom). Joden zouden christenen steeds moeten helpen bij hun geloof te blijven om te voorkomen niet weer terug te vallen in het heidendom.
• Christocentrisme (tunnelvisie op de Here Jezus)
Volgens Rosenzweig had de christenheid een opgeblazen kijk op de Here Jezus. Hij zou alles voleindigd hebben, terwijl Joden dagelijks ondervonden dat de wereld nog onverlost was. Hij kwam met rake vragen, zoals hoe God als Openbaarder ook de Verlosser kan zijn? Wat heeft het voor zin als God voor Zichzelf verlost wat Hijzelf geschapen heeft? Als de Here Jezus alle hoogste eigenschappen toebedeeld krijgt, wat blijft er dan van God, de Vader, over? Hoe kan de Here Jezus uiteindelijk alles overdragen aan God en Hem onderdanig worden (1 Cor 15:28)?
Christenen zouden Joden als spelbrekers ervaren, omdat zij onthullen dat vroomheid blinde vlekken kan hebben. Dat verklaart de rivaliteit tussen synagoge & kerk. Christenen zouden van het Jodendom af willen, omdat het hun confronteert met hun eigen falen en ze kritische vragen stellen over hun Heer. Dat lag de basis voor anti-Judaïsme en uiteindelijk Jodenhaat.
• Eschatocentrisme
Rosenzweig viel het eschatocentrische (tunnelvisie op het einde der tijden) van de christenheid op. Jodendom legt echter de nadruk op het godsdienstige leven in het heden, waarin de beloften van het einde der tijden verdisconteerd zijn.
Rosenzweig was ook kritisch op het traditionele Jodendom op punten zoals:
• Ballingschap
Isra‘Els ballingschap zou niet het gevolg zijn van Isra‘Els afval van God, maar een eigenschap van het uitverkoren volk. Zo’n volk zou voorbestemd zijn om te lijden onder Gods toorn.
• Orthodoxie
De ‘dichtgetimmerde’ orthodoxie van de 19de eeuw kon volgens hem geen stand houden. Toch moest het wel orthodox (Torahgetrouw) blijven. Hij verwierp het mystieke chassidisme en de naar assimilatie neigende neo-orthodoxie. Rosenzweig was niet orthodox, maar had een humanistisch liberale geloofsvisie. Zo stelde hij dat het bij Torahnavolging gaat om het kunnen. De vrije keuze ertoe. Niet om verplichting.
• Zionisme
Rosenzweig verwierp de ‘maakbaarheidsoort’ van zionisme, omdat dit buiten de Messias om Isra‘El wil herstellen. Hij hamerde erop dat het bezit van het Beloofde Land de ballingschap niet opheft. Zionisme zou zich bewust moeten zijn van de ballingschap, waarvan alleen de Messias herstel geeft. Pogingen om Isra‘El eigenhandig te herstellen noemt hij, net als Buber, waanzin.
Hij distantieerde zich daarom van het activistische zionisme, maar werd er ook door aangetrokken. Voor hem was Isra‘El een volk van geloof. Hoe meer het zich richt op hun geloof, des te meer het Gods volk zou worden. Zionisme zou volgens hem Isra‘El juist seculier maken. Gelijk aan de natiën.
Evaluatie
Rosenzweigs Theologie is gebaseerd Judaïsme (rabbinaal Jodendom), maar niet in orthodoxe zin. Het was het gevolg van het antisemitisme dat als een ‘zware last’ over zijn leven lag en op zijn (directe) Joodse omgeving. Daarom moet overwogen worden of zijn etnocentrische visie op Isra‘El dat aan de basis ligt van zijn Twee-wegentheorie (het sterk benadrukken van de eigenheid van het Joodse volk) geen manier was om met dat antisemitisme af te rekenen.
Over deze Twee-wegentheorie is veel te zeggen. De band tussen God en het Joodse volk is inderdaad uniek. Hun status als het door God geschapen volk wordt bevestigd in het Nieuwe Testament (NT) en die status wordt niet aan christenen of hun kerk gegeven. Echter, God heeft Isra‘El, juist omdat het een volk is, tot vandaag aan toe verbannen na de verwerping van hun door God gegeven Messias. Verbannen zijn betekent concreet niet meer bij God horen. Twee-wegentheoriën missen dus elke basis. Maar er zijn nog veel meer strijdigheden tussen deze Twee-wegentheorie en de Bijbel.
Neem bijvoorbeeld zending, dat Rosenzweig als typisch christelijk maar onjoods beoordeelt. Dat is ook de roepingsopdracht van Isra‘El (Is 49:6). Zijn Twee-wegentheorie blokkeert echter zending onder Isra‘El. Joden zouden Joden moet blijven en evenzo christenen. Dit versterkt de muur tussen Joden en christenen, terwijl in het NT staat dat die muur door het werk van de Here Jezus van Godswege is afgebroken (Eph 2:14). Maar het maakt ook de positie van Joden die christen worden maar willen vasthouden aan hun afkomst onmogelijk.
Rosenzweig heeft blijkbaar de geestelijke feiten van het Evangelie van de Here Jezus niet ingezien. Het Nieuwe Verbond vertegenwoordigt, sinds Isra‘Els ballingschap, Gods huidige Verbond. Er zijn geen meerdere wegen tot God, maar slechts één Weg. Als christenen (uit het Joodse en andere volken) tot eenheid zijn gevormd in Gods volk dan moet dat een verandering van de ene, ware godsdienst betekenen.
Isra‘Els ballingschap is niets anders dan Gods straf over hen (Lv 26:41; Is 5:25). Feit is dat het de geestelijke betekenis van het Joodse volk buiten werking heeft gesteld. Het is dus onzin te veronderstellen dat Isra‘El lijdt door diens uitverkorenheid.
Wees de eerste die reageert op "Rosenzweigs afwijzing van christelijk geloof"