Shabbats­lezingen: God luistert naar onze gebeden

Gebeden hebben een belangrijke plaats in de Bijbel. Er staan veel gebeden opgetekend in de Bijbel, denk alleen maar aan de psalmen. We hebben immers een God die een relatie wil met de mensen, Hij wil contact met hen, Hij luistert naar hen.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Wayera (En Hij verscheen) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 18 – 22,
✡ Profetenlezing: 2 Koningen 4:1-37,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 1:26-38, 24:36-53.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Een gedeelte uit de Torahlezing
Toen stonden de mannen vandaar op en keken in de richting van Sodom; en Abraham ging met hen mee om hen uitgeleide te doen. De HEERE zei: Zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? Immers, Abraham zal zeker tot een groot en machtig volk worden, en alle volken van de aarde zullen in hem gezegend worden. Want Ik heb hem uitgekozen, opdat hij aan zijn kinderen en zijn huis na hem bevel zou geven om de weg van de HEERE in acht te nemen, door gerechtigheid en recht te doen, opdat de HEERE over Abraham zal brengen wat Hij over hem gesproken heeft.
Verder zei de HEERE: De roep van Sodom en Gomorra is groot en hun zonde heel zwaar. Ik zal nu afdalen en zien of zij werkelijk alles gedaan hebben zoals de roep luidt die over haar tot Mij gekomen is. En zo niet, Ik zal het weten.
Toen keerden die mannen vandaar om en gingen naar Sodom, maar Abraham bleef nog staan voor het aangezicht van de HEERE.
En Abraham kwam dichterbij en zei: Zult U ook de rechtvaardige tegelijk met de goddeloze wegvagen?Misschien zijn er vijftig recht­vaardigen binnen de stad; wilt U hen ook wegvagen en de plaats niet sparen omwille van de vijftig recht­vaardigen die daarin zijn? Er kan toch geen sprake van zijn dat U zoiets doet, dat U de recht­vaardige samen met de godde­loze doodt? Dan zal het zijn: zo de recht­vaar­dige, zo de godde­loze. Daar kan bij U toch geen sprake van zijn! Zou de Rechter van de hele aarde geen recht doen?
Toen zei de HEERE: Als Ik in Sodom vijftig recht­vaar­digen binnen de stad vind, dan zal Ik de hele plaats omwille van hen sparen.
Abraham antwoordde en zei: Zie toch, ik heb het aangedurfd om tot de Heere te spreken, hoewel ik stof en as ben! Misschien zullen er aan de vijftig recht­vaar­digen vijf ontbreken; zult U dan om vijf mensen de hele stad te gronde richten? En Hij zei: Ik zal haar niet te gronde richten, als Ik er vijfenveertig vind.
Hij sprak opnieuw tot Hem: Misschien zullen er daar veertig gevonden worden! En Hij zei: Ik zal het niet doen omwille van die veertig.
Verder zei hij: Laat de Heere toch niet in toorn ontbranden, omdat ik spreek; misschien zullen er daar dertig gevonden worden! En Hij zei: Ik zal het niet doen, als Ik er daar dertig vind.
Hij zei: Zie toch, ik heb het aangedurfd om tot de Heere te spreken; misschien zullen er daar twintig gevonden worden! En Hij zei: Ik zal haar niet te gronde richten omwille van die twintig.
Verder zei hij: Laat de Heere toch niet in toorn ontbranden, omdat ik nog eenmaal spreek: Misschien zullen er tien gevonden worden. En Hij zei: Ik zal haar niet te gronde richten omwille van die tien.
Toen ging de HEERE weg, nadat Hij geëindigd had met Abraham te spreken, en Abraham keerde terug naar zijn woonplaats.

Genesis 18:16-33 (HSV).

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Maar de vrouw [uit Sunem] werd zwanger en baarde een jaar later een zoon, op de vastgestelde tijd, waarvan Elisa tot haar gesproken had.
Toen het kind groot werd, gebeurde het op een dag dat hij naar buiten ging, naar zijn vader, naar de maaiers. En hij zei tegen zijn vader: Mijn hoofd, mijn hoofd! Die zei tegen een knecht: Draag hem naar zijn moeder. Deze nam hem op en bracht hem bij zijn moeder. En hij zat tot de middag op haar knieën; toen stierf hij. Zij ging naar boven en legde hem op het bed van de man Gods; daarna sloot zij de deur achter hem en ging naar buiten. Zij riep haar man en zei: Stuur mij toch een van de knechten met een van de ezelinnen, zodat ik snel naar de man Gods kan gaan. Daarna kom ik weer terug.

Toen zij bij de man Gods op de berg kwam, greep zij zijn voeten vast. Gehazi kwam echter naar voren om haar weg te duwen, maar de man Gods zei: Laat haar begaan, want haar ziel is bitter bedroefd in haar, en de HEERE heeft het voor mij verborgen en het mij niet bekendgemaakt. Zij zei: Heb ik een zoon van mijn heer gevraagd? Heb ik niet gezegd: Bedrieg mij niet?

En toen Elisa bij het huis kwam, zie, de jongen was dood, neergelegd op zijn bed. Hij ging naar binnen, sloot de deur achter hen beiden en bad tot de HEERE. Vervolgens ging hij op het kind liggen, legde zijn mond op diens mond, zijn ogen op diens ogen en zijn handen op diens handen. Hij strekte zich over hem uit en het lichaam van het kind werd warm. Toen kwam hij terug en liep in het huis heen en weer. Hij ging weer naar boven en strekte zich over hem uit. Toen niesde de jongen tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen zijn ogen open. Hij riep Gehazi en zei: Roep deze vrouw uit Sunem. Hij riep haar en zij kwam bij hem; hij zei: Neem uw zoon op. Toen kwam zij, viel voor zijn voeten neer en boog zich ter aarde; zij nam haar zoon op en ging naar buiten.
2 Koningen 4:17-22, 27-28 en 32-37 (HSV).

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest, dat het een grote bron van droefheid voor mij is, en een voort­durende smart voor mijn hart. Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders, mijn verwanten wat het vlees betreft. Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!

Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zalig­heid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met inzicht. Omdat zij immers de gerech­tig­heid van God niet kennen en een eigen gerech­tig­heid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerech­tig­heid van God onderworpen.
Romeinen 9:1- 5 en 10:1-3 (HSV)

God luistert naar onze gebeden
Gebeden hebben een belangrijke plaats in de Bijbel. Er staan veel gebeden opgetekend in de Bijbel, denk alleen maar aan de psalmen. We hebben immers een God die een relatie wil met de mensen, Hij wil contact met hen, Hij luistert naar hen.

Daarom ging Abraham in gesprek met God, toen Sodom en Gomorra vernietigd zouden worden. Hij pleitte voor de recht­vaardigen in de stad, denkend aan zijn neef Lot en zijn gezin. Hij onder­han­delde als een advocaat – zijn er vijftig rechtvaardigen? Misschien slechts vijfenveertig? Maar er waren minder dan tien recht­vaar­digen in die stad, en Sodom werd te gronde gericht.

Wat een verdriet voor de vrouw uit Sunem! Haar enige zoon, gekregen na het gebed van de profeet Elisa, was gestorven. Waar­schijn­lijk het gevolg van een zonne­steek. In plaats van te jammeren en te weeklagen gaat zij met haar verdriet naar de man Gods. Van God verwacht zij een antwoord op haar bittere verdriet – en God verhoort!

In zijn brief aan de Romeinen beschrijf de apostel Paulus zijn hartzeer, veroorzaakt door het ongeloof van zijn broeders in de Messias, Jezus, die hij persoonlijk en krachtdadig had leren kennen op de weg naar Damas­cus. Hij bidt voor hen, dat zij tot inkeer komen van hun ijver voor de wet, de zelf-verdiende gerechtigheid, en gaan geloven in de gerechtigheid van God, die onver­diend wordt geschonken.

Voor een uitwerkingen van deze sidra voor een Bijbelleeskring, zie Genesis-18.pdf

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: God luistert naar onze gebeden"

Geef een reactie