‘We leven niet meer onder de wet, maar onder de genade’, hoor je wel eens in christelijke kringen. Heeft de wet echt afgedaan en mag dan nu alles? En waarom lezen we dan in de kerkdiensten de Tien Geboden voor? Waarom is de langste psalm een groot loflied op Gods onderwijzingen en verordeningen?
De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat WaEtchanan (En ik smeekte) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 3:23 – 7:11,
✡ Profetenlezing: Jesaja 40:1-26,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 23:31-39.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Een gedeelte uit de Torahlezing
Nu dan, Israël, luister naar de verordeningen en de bepalingen die ik u leer te doen; opdat u leeft en u het land dat de HEERE, de God van uw vaderen, u geeft, binnengaat en in bezit neemt. U mag aan het woord dat ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen, opdat u de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied, in acht neemt.
Uw ogen hebben gezien wat de HEERE gedaan heeft vanwege Baäl-Peor: dat de HEERE, uw God, iedereen die achter Baäl-Peor aan ging, uit uw midden weggevaagd heeft. U daarentegen, die zich aan de HEERE, uw God, vastgehouden hebt, bent heden allemaal nog in leven.
Zie, ik heb u de verordeningen en bepalingen geleerd, zoals de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; om zo te handelen in het midden van het land waarin u zult komen om het in bezit te nemen. Neem ze in acht en doe ze; want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn voor de ogen van de volken, die al deze verordeningen horen zullen en zullen zeggen: Werkelijk, dit grote volk is een wijs en verstandig volk! Want welk groot volk is er waar de goden zo dichtbij zijn als de HEERE, onze God, bij ons is, altijd als wij tot Hem roepen? En welk groot volk is er dat zulke rechtvaardige verordeningen en bepalingen heeft als heel deze wet, die ik u heden voorhoud?
Alleen, wees op uw hoede en neem uzelf zeer in acht, dat u de dingen niet vergeet die uw ogen gezien hebben, en dat zij niet uit uw hart wijken alle dagen van uw leven. U moet ze uw kinderen en uw kleinkinderen bekendmaken
Deuteronomium 4:1-9 (HSV).
Mozes spoort het volk aan, zich aan de verordeningen en bepalingen te houden. Daarbij denken we natuurlijk eerst aan de Tien Geboden. Deze zijn gegeven om het leven als volk hier op aarde mogelijk te maken. Zonder zulke wetten verwildert een volk, en geldt het recht van de sterkste. Het doel van deze wetten is dus geen ’toegangskaartje tot de hemel’. Je kunt de Tien Geboden wel vergelijken met onze verkeerswetten. Je wordt er niet zalig door wanneer je die gehoorzaamt, maar ze voorkomen wel dat iemand voortijdig in de hemel aankomt na een ongeval.
Wat maakt ons dan wel zalig? ‘De HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht’ (Deuteronomium 6:5). Dan doen we graag en zonder aarzelen alles wat God van ons vraagt.
De kern van de verordeningen waarop Mozes doelt, zijn de regelingen voor de feesten, de spijswetten en de priesterdienst in het Huis van God, onderwijs over alle belangrijke dingen die je moet weten als je bij de HEER woont in gemeenschap met Hem. En de bepalingen, waarop Mozes wijst, geven alle armen en verdrukten in Israël een gelijke positie met gelijke erfrechten.
Doel van deze wetten en voorschriften is ook, dat Israël een licht is voor de volken, doordat die inzien ‘dit grote volk is een wijs en verstandig volk! (…) En welk groot volk is er dat zulke rechtvaardige verordeningen en bepalingen heeft als heel deze wet, die ik u heden voorhoud?
Een gedeelte uit de Profetenlezing
HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen,
en ik zal die in acht nemen tot het einde toe.
Geef mij inzicht, dan zal ik Uw wet in acht nemen;
ja, ik zal mij er met heel mijn hart aan houden.
Doe mij treden op het pad van Uw geboden,
want daarin vind ik vreugde.
Neig mijn hart naar Uw getuigenissen
en niet naar winstbejag.
Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is;
maak mij levend door Uw wegen.
Bevestig Uw belofte aan Uw dienaar,
die Uw vreze is toegedaan.
Wend van mij af de smaad, waarvoor ik beducht ben,
want Uw bepalingen zijn goed.
Zie, ik verlang naar Uw bevelen,
maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Psalm 119:33-40 (HSV)
Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.
Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.
Matteüs 5:17-20 (HSV)
En enigen die uit Judea gekomen waren, leerden de broeders: Als u niet besneden wordt volgens het gebruik van Mozes, kunt u niet zalig worden.
Toen er dan van de kant van Paulus en Barnabas een niet geringe tegenstand en woordenstrijd tegen hen ontstond, bepaalden zij dat Paulus en Barnabas en enkele anderen uit hen in verband met dit geschilpunt naar de apostelen en ouderlingen in Jeruzalem zouden gaan.
En de apostelen en de ouderlingen kwamen bijeen om deze zaak te bezien. En toen (daarover) een heftige woordenstrijd ontstond, stond Petrus op en zei tegen hen: Mannenbroeders, u weet dat God lang geleden onder ons (mij) uitgekozen heeft, zodat de heidenen uit mijn mond het woord van het Evangelie zouden horen, en zouden geloven. En God, de Kenner van de harten, heeft getuigenis aan hen gegeven door hun de Heilige Geest te geven, evenals aan ons; en Hij heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, en heeft hun hart door het geloof gereinigd.
Welnu dan, waarom verzoekt u God door een juk op de hals van de discipelen te leggen dat onze vaderen en ook wij niet hebben kunnen dragen?
Daarom ben ik van oordeel dat men het hun die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet lastig moet maken, maar aan hen moet schrijven dat zij zich dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed.
Want Mozes heeft van oude tijden af in elke stad mensen die hem prediken, want hij wordt elke sabbat in de synagogen voorgelezen.
Handelingen 15:1-2, 6-10, 19-21 (HSV).
Moeten de heidenen, die tot geloof komen in Jezus, ook al die Joodse wetten leren en onderhouden? Dat was een lastige vraag voor de discipelen, die met die wetten waren opgevoed en er naar leefden. Moesten de nieuwe bekeerlingen eerst Jood worden en zich laten besnijden, zoals een aantal gelovigen uit de Joden meenden.
Dat is niet nodig, zei Petrus. Wanneer God zijn heilige Geest geeft aan deze nieuwe gelovigen en hen accepteert in zijn gemeente, wie zijn wij om hen tegen te houden en zware lasten op te leggen? Wanneer zij zich houden aan vier essentiële regels is dat voorlopig voldoende. De rest komt later wel, dat horen ze wel in de synagoge.
N.B. Nog een opmerking over de besnijdenis: die is niet verplicht voor christenen, maar biedt wel een zekere bescherming tegen geslachtsziekten. De WHO adviseert het voor promiscue Afrikaanse mannen.
Het is onmogelijk dat Gods Torah zou zijn afgeschaft, want het staat voor Zijn Karakter. Afschaffen zou betekenen dat God van mening zou veranderen, maar dat zit niet in Zijn Karater. Afschaffen van de Torah is dus een Godslasterlijke menselijke instelling.
De meer belangrijkere vraag is echter wat God verwacht van ons t.a.v. de Torah? Het is duidelijk dat in de Bijbel de Torah in verband is gebracht met Gods Verbond. Wie toetreedt tot Zijn Verbond verplicht zichzelf de hele Torah te houden (1 Joh 5:3).
Vernieuwt het Verbond, dan ook de Torah. Vervalt het Verbond, dan blijft de Torah bestaan, want die bestond al voor het Verbond.
Besnijdenis is niet aan Israël opgelegd, maar aan de vader van alle gelovigen, Abraham. Rechtens zijn dus alle gelovige mannen verplicht zich te besnijden.
Ja, de niet-Joden is respijt gegund in de 1ste eeuw en slechts vier bepalingen opgelegd. Maar het is ook een feit dat dit kort daarna in een slop is geraakt (vrijwel geen christen houdt zich er nog aan!). Dat gaf aanleiding om dan maar aan de hele Torah te verwaarlozen. Maar dat bewijst dat die christenen Gods Weg allang hebben verlaten.
Zij die God echt liefhebben en tot Zijn Nieuwe Verbond zijn toegetreden zullen zich met grote ernst toeleggen om de hele Torah op te nemen.