Shabbats­lezingen: Ontferming na schuld belijden

De Staat Israël bestaat 75 jaar, vierden we kort geleden. Een teken van Gods trouw aan zijn beloften èn zijn waar­schu­wingen. Wonen in het land vraagt gehoor­zaam­heid aan God. Wie niet wil luisteren, gaat in bal­ling­schap, tot hij berouw krijgt en God hem doet terugkeren.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Behar (Op de berg) en Bechoekotai (In mijn verordeningen) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 25 – 27,
✡ Profetenlezing: Jeremia 32:6-27 en 16:19 – 17:14,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 4:14-22 en Matteüs 22:1-14.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Een gedeelte uit de Torahlezing
Wanneer zij hun ongerechtigheid zullen belijden, mét de ongerechtigheid van hun vaderen, hun trouwbreuk, die zij tegen Mij gepleegd hebben, en ook dat zij tegen Mij zijn ingegaan – zodat Ik ook Zelf tegen hen inging en hen in het land van hun vijanden bracht – of wanneer dan hun onbesneden hart vernederd wordt en zij behagen scheppen in de straf voor hun onge­rech­tig­heid, dan zal Ik denken aan Mijn verbond met Jakob. En ook aan Mijn verbond met Izak, en ook aan Mijn verbond met Abraham zal Ik denken, en Ik zal denken aan het land.
Terwijl het land door hen verlaten is en behagen schept in zijn sabbat(s­jaren) – het ligt er immers omwille van hen verlaten bij – hebben zijzelf behagen in de straf voor hun ongerechtigheid, omdat, ja, omdat zij Mijn bepa­lingen verwierpen en hun ziel van Mijn veror­de­ningen walgde.
Maar bovendien: wanneer zij in het land van hun vijanden zijn, dan zal Ik hen niet verwerpen en niet van hen walgen door hen te vernietigen en Mijn verbond met hen te verbreken, want Ik ben de HEERE, hun God. Ik zal ter wille van hen denken aan het verbond met de voorouders, die Ik voor de ogen van de heiden­volken uit het land Egypte geleid heb om hun tot een God te zijn. Ik ben de HEERE.

Leviticus 26:40-45 (HSV).

Gedeelten uit de Profetenlezing
Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia: Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn? Daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga deze stad in de hand van de Chal­deeën en in de hand van Nebu­kad­rezar, de koning van Babel, geven en hij zal haar innemen. En de Chaldeeën, die tegen deze stad strijden, zullen komen en deze stad met vuur aansteken en haar verbranden, mét de huizen waarvan men op de daken reukoffers heeft gebracht aan de Baäl en plengoffers heeft uitgegoten voor andere goden, zodat zij Mij tot toorn verwekten.
Want de Israëlieten en de Judeeërs hebben vanaf hun jeugd alleen gedaan wat kwaad was in Mijn ogen. Ja, de Israëlieten hebben Mij alleen (maar) tot toorn verwekt door het werk van hun handen, spreekt de HEERE. Want deze stad is Mij tot Mijn toorn en tot Mijn grimmig­heid geweest, vanaf de dag dat zij haar gebouwd hebben tot op deze dag, zodat Ik haar moet wegdoen van voor Mijn aangezicht, vanwege al het kwaad van de Israëlieten en de Judeeërs, dat zij gedaan hebben om Mij tot toorn te verwekken, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesters en hun profeten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem.

Welnu, daarom, zo zegt de HEERE, de God van Israël, van deze stad, waar u van zegt: Zij is door het zwaard, door de honger en door de pest in de hand van de koning van Babel gegeven: Zie, Ik ga hen bijeen­brengen uit al de landen waarheen Ik hen in Mijn toorn, in Mijn grimmigheid en in grote verbolgenheid verdreven zal hebben, en Ik zal hen terugbrengen naar deze plaats en hen onbezorgd doen wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn. Ik zal hun één hart en één weg geven om Mij te vrezen, alle dagen, hun ten goede, en hun kinderen na hen. Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij afwijken. Ik zal Mij over hen verblijden en hun goeddoen. En Ik zal hen in getrouwheid in dit land planten, met heel Mijn hart en met heel Mijn ziel.

Voordat zij weeën kreeg, heeft zij gebaard. (Nog) voor een wee over haar kwam, heeft zij een jongetje ter wereld gebracht. Wie heeft (ooit) zoiets gehoord? Wie heeft iets dergelijks gezien? Zou een land geboren kunnen worden op één dag? Zou een volk geboren kunnen worden in één keer? Maar Sion heeft (nauwe­lijks) weeën gekregen, of zij heeft haar zonen (al) gebaard. Zou Ík ontsluiting geven en niet doen baren? zegt de HEERE. Of zou Ik, Die doe baren, toesluiten? zegt uw God. Verblijd u met Jeruzalem en verheug u over haar, u allen die haar liefhebt. Wees vrolijk met haar met vreugde, u allen die over haar treurt.
Jeremia 32:26-32 en 36-41 en Jesaja 66:7-10a (HSV).

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
En Jezus antwoordde en sprak opnieuw tot hen door gelijkenissen, en zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning die voor zijn zoon een bruiloft bereid had, en hij stuurde zijn dienaren eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen.
Opnieuw stuurde hij dienaren eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de gemeste dieren zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft. Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. En de anderen grepen zijn dienaren, behandelden hen smadelijk en doodden hen. Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand.
Toen zei hij tegen zijn dienaren: De bruiloft is wel bereid, maar de genodigden waren het niet waard. Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er (maar) zult vinden. En die dienaren gingen naar de wegen, verzamelden allen die zij vonden, zowel slechte als goede (mensen); en de bruiloftszaal werd gevuld met gasten.

Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild! Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend (is) Hij Die komt in de Naam van de Heere!
Matteüs 22:1-10 en 23:37-39 (HSV)

Ontferming na schuld belijden
De Staat Israël bestaat 75 jaar, mochten we kort geleden vieren. Een teken van Gods trouw aan zijn beloften èn zijn waarschuwingen. Wonen in het land is niet vrij­blij­vend, er is een ver­plich­ting aan verbonden: gehoor­zamen aan de voor­schriften die God heeft gegeven. Wie dit niet doet, wordt door het land uitgespuwd, en gaat in ballingschap. Voor 70 jaar, of voor 1900 jaar – tot men afgeleerd heeft andere goden te dienen naast, of in plaats van de Heere.
Dan is God barmhartig, en laat Hij de ballingen terug­keren uit de diaspora. Vrijwillig, zoals ten tijde van Ezra en in de afgelopen eeuw, of gedwongen door progroms en antisemitisme, zoals we steeds meer zullen zien:
Daarom, zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat er niet meer gezegd zal worden: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land Egypte geleid heeft, maar: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft. Ik zal hen terugbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb.
Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen.
Want Mijn ogen zijn gevestigd op al hun wegen. Ze zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen en hun onge­rechtig­heid kan zich niet voor Mijn ogen verhullen. Ik zal eerst hun onge­rechtig­heid en hun zonde dubbel vergel­den, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben: zij hebben Mijn eigendom met de dode lichamen van hun afschuwelijke afgoden en hun gruweldaden vervuld.

Jeremia 16:14-18 (HSV)

En hoe staat het met ons, in het niet-meer-zo-christelijke Westen? Wat ziet God, wanneer Hij naar onze wegen kijkt? De afval en ongehoorzaamheid in ons land zijn voor Gods ogen niet verborgen.

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Ontferming na schuld belijden"

Geef een reactie