Shabbatslezingen: Zorg voor vreemdelingen en armen

Het is hartverwarmend om te zien, hoe in het gehele land initiatieven ontstaan om gevluchte Oekraïners een onderdak en de eerste levensbehoeften te schenken. Dit – al dan niet bewust – in gehoorzaamheid aan het Bijbelse gebod.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Kedoshim (Heiligen) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 19–20,
✡ Profetenlezing: Ezechiël 20:2-20 of Amos 9:7-15,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 5:43-48.

In verband met het thema wijken we daarvan af.

Gedeelten uit de Torahlezing
Wanneer u nu de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen. U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God.

Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten. De vreem­de­ling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemde­lingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God.

Om de drie jaar moet u alle tienden van uw opbrengst van dat jaar brengen en opslaan binnen uw poorten. Dan kan de Leviet komen – hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u – en de vreem­de­ling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn, en kunnen zij eten en verzadigd worden; opdat de HEERE, uw God, u zegent in al het werk dat u doet.
Leviticus 19:9-10 en 19:33-34, Deuteronomium 14:28-29 (HSV).

De zorg voor armen en vreemdelingen was onbekend bij de volken in het oude Midden-Oosten. Hier gold: ieder voor zich, red jezelf. God geeft echter de Israëlieten opdracht zorg te dragen voor de armen en vreem­de­lingen. Niet in de vorm van een loket van de Sociale Dienst, maar door hen als medeburgers te behandelen, en hen de kans te geven in hun levensonderhoud te voorzien wanneer zij dit kunnen. Zij mogen ook delen in Gods zegen, door te genieten van de ingezamelde tienden.

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: Laat mij toch naar de akker gaan en aren rapen achter hem in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zei tegen haar: Ga, mijn dochter. Daarop ging zij op weg, kwam op de akker en raapte aren achter de maaiers. En het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terecht­kwam, die uit het geslacht van Elimelech was.
En zie, Boaz kwam uit Bethlehem, en zei tegen de maaiers: De HEERE zij met u! En zij zeiden tegen hem: De HEERE zegene u! Daarop zei Boaz tegen zijn knecht die over de maaiers aangesteld was: Wie behoort deze jonge vrouw toe? De knecht die over de maaiers aangesteld was, antwoordde en zei: Dat is de Moabitische jonge vrouw die met Naomi teruggekeerd is uit het land Moab. Zij zei: Laat mij toch aren rapen en verzamelen tussen de schoven, achter de maaiers. Zo is zij gekomen en zij is gebleven van vanmorgen af tot nu toe. Zij heeft bijna niet binnen gezeten.
Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken. Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen.
Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde, boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben? Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende. Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen.

Ruth 2:2-12 (HSV).

Hier zien we hoe de onderwijzingen van Mozes op een liefdevolle manier werden toegepast. Ruth, een vreemdelinge uit Moab, en haar schoonmoeder komen aan in Bethlehem (wat Broodhuis betekent), en zijn welkom op een akker waar de gerst wordt geoogst, om gevallen graan op te rapen. Haar liefdevolle inzet wordt gezien, en leidt tot een huwelijk, waaruit koning David en Jezus de Messias zijn voortgekomen.

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, moet u net zo doen als ik het aan de gemeenten in Galatië opgedragen heb: Op elke eerste dag van de week moet ieder van u bij zichzelf iets opzijleggen om op te sparen wat in zijn vermogen is, opdat de inzamelingen niet dan gehouden worden, wanneer ik gekomen ben. En wanneer ik gekomen ben, zal ik hen die u daarvoor geschikt acht, met brieven sturen om uw gave naar Jeruzalem over te brengen.
1 Korinthe 16:1-3 (HSV)

De inzameling voor de kennelijk verarmde gemeente te Jeruzalem is een telkens terugkerend onderwerp in de brieven van Paulus. Die inzamelingen begonnen na een hongersnood, die in Handelingen 11:28 vermeld is. Als een reden voor de inzameling geeft Paulus aan: U deelt in de geestelijke rijkdom van de gemeente van Jeruzalem, deze gemeente mag delen in uw materiële rijkdom.

Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechter­hand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand.
Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.

Matteüs 25:31-40 (HSV).

Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: Zorg voor vreemdelingen en armen"

Geef een reactie