‘Wij volgen Moses, hij weet de weg door de wildernis naar Kanaän wel!’ Nee, zo ging het niet. Moses liet zich leiden door God, en het volk volgde Moses, al leek de weg niet logisch. Zo trok het volk verder, door Gods verheven hand geleid.
De Bijbelgedeelten voor de sjabbat Beshalach (Toen hij wegzond) zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 13:17 – 17:16,
✡ Profetenlezing: Rechters 4:4 – 5:31,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 19:1 – 20:6.
In verband met het onderwerp wijken we daar van af.
Een gedeelte uit de Torahlezing
Toen de farao het volk had laten gaan, is het gebeurd dat God hen niet leidde langs de weg door het land van de Filistijnen, hoewel dat korter was. Want God zei: Anders zal het het volk berouwen bij het zien van oorlog en wil het naar Egypte terugkeren. Daarom leidde God het volk om, langs de weg door de woestijn naar de Schelfzee. In slagorde trokken de Israëlieten uit het land Egypte.
En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich mee, want die had de zonen van Israël plechtig een eed laten zweren, en gezegd: God zal zeker naar jullie omzien, en dan moeten jullie mijn beenderen hiervandaan met jullie meevoeren.
Zo braken zij op uit Sukkoth en sloegen hun kamp op in Etham, aan de rand van de woestijn. De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken. Hij nam de wolkkolom overdag en de vuurkolom in de nacht niet weg voor de aanblik van het volk.
Toen sprak de HEERE tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij terugkeren en hun kamp opslaan voor Pi-Hachiroth, tussen Migdol en de zee, voor Baäl-Zefon. Daartegenover moet u uw kamp opslaan, bij de zee. De farao zal dan van de Israëlieten zeggen: Zij zijn in het land verdwaald. De woestijn heeft hen ingesloten. En Ik zal het hart van de farao verharden, zodat hij hen achtervolgt. Dan zal Ik ten koste van de farao en ten koste van heel zijn leger geëerd worden, zodat de Egyptenaren zullen weten dat Ik de HEERE ben. En zo deden zij.
Exodus 13:17 – 14:4 (HSV)
Een gedeelte uit de Profetenlezing
In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE de geest van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, (dat Hij) bij monde van Jeremia (gesproken had), vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te laten gaan, ook in geschrifte: ‘Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem (woont). En ieder die achtergebleven is, uit alle plaatsen waar hij als vreemdeling verblijft, laten zijn plaatsgenoten hem helpen met zilver, met goud, met allerlei bezittingen en met vee, naast de vrijwillige gave voor het huis van God, Die in Jeruzalem (woont).’
Toen stonden de familiehoofden van Juda en Benjamin, en de priesters en de Levieten op, allen bij wie God de geest had opgewekt om op te trekken om het huis van de HEERE te bouwen, Die in Jeruzalem (woont). En allen rondom hen ondersteunden hen met zilveren voorwerpen, met goud, met bezittingen, met vee en met kostbaarheden, naast alles wat vrijwillig gegeven was. Ook liet koning Kores de voorwerpen van het huis van de HEERE halen, die Nebukadnezar uit Jeruzalem had gehaald en in het huis van zijn goden had geplaatst.
Ezra 1:1-7 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
De gemeenten dan werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in aantal toe. En nadat [Paulus, Silas en Timótheüs] door Frygië en het land van Galatië gereisd waren, werden zij door de Heilige Geest verhinderd het Woord in Asia te spreken. En bij Mysië gekomen, probeerden zij naar Bithynië te reizen, maar de Geest liet het hun niet toe. En nadat zij Mysië voorbij gereisd waren, kwamen zij in Troas.
En Paulus kreeg ’s nachts een visioen te zien: er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedonië en help ons! Toen hij nu dit visioen gezien had, probeerden wij meteen naar Macedonië te reizen, omdat wij eruit opmaakten dat de Heere ons geroepen had aan hen het Evangelie te verkondigen. Wij voeren dan van Troas weg en koersten recht op Samothrake aan en de volgende dag op Neapolis. En vandaar gingen wij naar Filippi, de eerste stad van dit deel van Macedonië, een kolonie. En wij verbleven een aantal dagen in die stad. En op de dag van de sabbat gingen wij de stad uit, de rivier langs, waar het gebed gewoonlijk plaatsvond; en nadat wij daar waren gaan zitten, spraken wij tot de vrouwen die er samengekomen waren.
Handelingen 16:5-13 (HSV)
Door een opgeheven hand geleid
‘God had duidelijk tot Mozes gesproken: “En Ik zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb het aan Abraham, Isaak en Jakob te zullen geven, en Ik zal het u geven tot een bezitting, Ik, de Here” (Exodus 6:7 NBG)’, schreef Herman Kloppenburg in zijn Bijbels dagboek ‘Niet alleen van brood…‘.
‘Mochten de Israëlieten er ooit aan getwijfeld hebben, nu, na de grote wonderen die geschied waren door de hand van Mozes, toch zeker niet meer! De verschrikkelijke plagen die over Egypte waren gekomen, omdat Farao z’n hart verhardde, hadden het volk de grootheid en macht van God laten zien. Nee, het was waar, God zou hen uit het land van slavernij brengen naar een land overvloeiende van melk en honing. En in de nacht van de tiende plaag maakte het volk zich klaar om naar het Beloofde Land te trekken.
Het was geen vraag wanneer zij moesten gaan; ze werden door de Egyptenaren gewoon verdreven (Ex.12:39). Waarheen was ook geen vraag. Naar het Beloofde Land! Heel oude karavaanwegen zouden hun de weg naar ‘huis’ kunnen wijzen.
Maar God heeft hen niet alleen bevrijd uit de slavernij van Egypte, Hij wil hen Zelf ook brengen naar het Land der Belofte! Wat een zegen dat het volk zich dan ook werkelijk liet leiden. Want als ze de door de eeuwen gebaande karavaanwegen waren gegaan, waren ze nooit in het Beloofde Land aangekomen.
Inderdaad hadden zij de leiding van God nodig, een keiharde vorming onderweg, om na veertig jaren van beproevingen, het land in bezit te nemen. Wat hebben ook wij het nodig om al onze verworvenheden los te laten en ons, in waarachtige afhankelijkheid van God, te laten leiden op niet te overziene wegen, opdat we aan het einde van deze reis het Beloofde Land binnentrekken!’
In de tijd van de Babylonische ballingschap riep God zijn volk op om op te trekken naar Kanaän. Hij gebruikte daarvoor de Perzische koning Kores (of Cyrus), die opdracht gaf de tempel in Jeruzalem te herbouwen. Was hij familie van koningin Esther? Heeft hij de Daniël gekend? Het is mogelijk. In gehoorzaamheid ondernamen Judeeërs, Benjaminieten, Levieten en priesters de lange tocht naar Jeruzalem, waar zij veilig aankwamen.
Paulus en zijn vrienden werden op hun zendingsreizen door God geleid. Hij hield hen tegen om in Bithynië te spreken, in het noordwesten van het huidige Turkije, want Hij had andere plannen: Europa moest het evangelie horen! In een visioen maakt hij Paulus duidelijk, dat zij naar Macedonië (Griekenland) moeten reizen, en zij gingen in gehoorzaamheid.
En hoe is het met ons? Hebben wij zo’n relatie met de Heer, dat Hij ons kan leiden in het leven? Laten we ons wel leiden, of zoeken we het liever zelf uit? Hebben we geduld om op Gods aanwijzingen te wachten? Laten we ons door Hem vormen voor het werk dat Hij voor ons heeft in zijn Koninkrijk?
Want de HEERE verhardde het hart van de farao, de koning van Egypte, zodat hij de Israëlieten achtervolgde. Maar de Israëlieten waren door een opgeheven hand geleid. (Exodus 14:8 HSV)
Zie ook deze Sjabbatslezingen:
De Heer is een strijder, Exodus 14,
Zingen van Gods verlossingen, Exodus 15,
Gedenk wat Amalek u gedaan heeft, Exodus 17:8-16.
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Door een opgeheven hand geleid"