Dit is een artikel in een serie over het rabbinale Jodendom bedoeld om te laten zien waarom en hoe het dominant werd. Het leven en de wereld van enkele prominente rabbijnen wordt beschreven en wat ze eraan bijdroegen. Dit leidt tot een beantwoording van de vraag of hun positie houdbaar zal zijn aan het einde van deze artikelenserie.
In hetzelfde tijdvak als de twee rabbijnen die in deel 2 over de ‘Acharoniem werden beschreven traden nog twee andere bijzondere leraren op. Het zijn allebei kabbalisten, maar de eerste meent het rationeel te kunnen opvatten, terwijl de andere Kabbalah wilde toepassen om juist de diepste krochten van de esoterische wereld te doorgronden.
De inleiding op kabbalistiek is al beschreven in deel 5 van de Ri‘sjoniem periode. Maar hier worden enkele andere zaken erover genoemd. Kabbalistiek gaat vooral om verlichting over en/of diepere inzicht in geheimen van goddelijke zaken en uiteindelijk om God(s wijsheid) te begrijpen (theosofie). Zaken dus die van nature voor mensen verborgen of onbegrijpelijk zijn. Dat de vermeende ingewijdenen begrip zouden hebben ontvangen hierover is echter nauwelijks te bewijzen of te controleren, want de regel is dat zij dit niet mogen of kunnen delen met niet-ingewijdenen.
Dit maakt dat kabbalistische geschriften die toch zijn ontstaan niet toetsbaar zijn op het waarheidsgehalte van de inhoud. Het kan waar zijn of klinkklare fabeltjes. Alleen door het beoefenen van kabbalistiek in esoterische kringen kan dat aangetoond worden, maar door dat te doen is de beoefenaar vanzelf een ingewijdene geworden die diens bevindingen helaas niet mag delen met buitenstaanders.
Maar als het hierbij zou blijven, dan zou kabbalistiek alleen aantrekkingskracht hebben mensen. Daarom moet er wel enige ‘waarheid’ schuilen in kabbalistische literatuur om daarmee serieuzere en belangrijkere geleerden te trekken voor deze mystieke tak van Judaïsme.
Dat dit ook gebeurt blijkt uit de opmerkelijke onderwerpen die in die literatuur is beschreven en die wijzen op echte inzichten in diepe geheimen. Zaken die overigens ook overeenstemmen met onderwerpen die in de geschriften van het Beriet Chadasjah (Nieuwe Testament) worden genoemd.
Voorbeelden van dit laatste: de reden van het talmen van de opheffing van de galoet (verstrooiing van Isra‘El), de Godsverduistering (Zim-zoem) en de twee soorten van opvolgend functioneren van dé Messias (ben-Josef en daarna ben-Dawied).
Rabbi Mosjéh ben-Jisra‘El – Isserles (Rema) (1530-1572)
Hij werd geboren in Krakau (Polen) en zijn vader was zeer rijk en Talmoed geleerde. Mosjéh kreeg Talmoed onderwijs van zijn vader en zijn oom. Daarna werd hij naar de jesjievah in Lublin gestuurd.
Daar huwde hij de dochter van de leider van die school. Ze waren echter maar zo’n drie jaar getrouwd en toen stierf zij. Ter nagedachtenis aan haar liet hij in Krakau een synagoge bouwen die nog steeds bestaat. Deze synagoge draagt de naam ‘Isserles’. De naam waaronder hij bekend werd. De naam is een samentrekking van zijn volledige bijnaam Isserel-Lazarus. Later werd hij bekend onder de acroniem Rema.
Rema werd niet alleen een Talmoed en wetscodices geleerde. Hij studeerde ook filosofie, astronomie en geschiedenis. In 1550 was hij teruggekeerd naar Krakau waar hij zijn tweede vrouw vond. Zij was de dochter van een lid van de Bejt Dien (rabbinale gerechtshof van de lokale gemeenschap) in die plaats en Rema werd niet lang daarna ook lid van dat college. Hij stichtte daar ook een jesjievah.
Hij werd wereldwijd bekend om zijn halachische uiteenzettingen (responsa) en hij correspondeerde met beroemde tijdgenoten, waaronder Rabbi Josef Caro (hij is beschreven in het vorige deel van deze serie) en Loerja‘ (zie hieronder).
Deze contacten laten ook zien dat Rema ook een kabbalist was, hoewel hij een voorkeur had voor filosofie om diens logica. Maar voor hem waren kabbalistiek en filosofie hetzelfde. Dit is een heel eigenaardige opvatting van twee zaken die inhoudelijk tegengesteld en onvergelijkbaar zijn; mystiek/esoterie versus rationele wetenschap. Dat wijst erop dat er verschillende opvattingen bestaan over kabbalistiek, namelijk dat kabbalah wetenschappelijk opgevat zou kunnen worden.
Rema werd bekend als de Maimonides van Polen, wat toont hoezeer zijn onderricht verwant was aan dat van Rambam. Hij becommentarieerde dan ook zijn werken, zoals de Moréh Nevoeqiem (Gids van de verdoolden). Net als Rambam volgde hij ook de filosofie van Aristoteles.
Rema ging ook in op geschrift van Rabbi Josef Caro. Zijn commentaar op ‘Bejt Josef’ noemde hij Darchej Mosjéh (Wegen van Mozes) en op de Sjoelchan Aroech noemde hij HamMappah (Het tafelkleed). In dit laatste geschrift wist hij de Asjkenazische en Sefardische tradities te combineren. Hij schreef ook toevoegingen op Talmoed delen, zoals Bava Metsia en Niddah.
Rema positioneerde zich opmerkelijke vriendelijk, nederig en rekkelijk, hoewel hij ook stellig kon zijn in zijn overtuigingen. Zijn rekkelijkheid leverde hem nogal wat tegenstand op. Hij stierf in Krakau en werd naast zijn synagoge begraven. Zijn graf bevindt zich daar nog.
Rabbi Jitschaq (ben-Sjlomo) Loerja‘ Asjkenazie (Ha‘Arie) (1534-1572)
Zijn vader was van Asjkenazische afkomst en verhuisde van Duitsland of Polen naar Jeroesjalajim en huwde er een vrouw van Sefardische afkomst. Hij stierf toen Jitschaq nog een kind was en zijn moeder nam hij toen mee naar waar haar broer die in Caïro woonde. Deze man was een rijke boer.
In Mitsrajim (Egypte) studeerde Jitschaq onder bekende rabbijnen en legde zich toe op het schrijven van halachische literatuur en niet-mystieke Torahcommentaren. Maar er zijn ook bewijzen dat hij zich bezig hield met handel en huwde met een nicht. Het is jammer dat er tegenwoordig zoveel legendes over hem bestaan, waardoor het lastig is om zijn werkelijke leven te ontwaren.
Het lijkt wel zeker dat hij in Mitsrajim ook begon met esoterische studies. Hij concentreerde zich op de Zohar (boek van glinstering: het centrale geschrift van de kabbalistiek uit de late 13de eeuw) en geschriften van vroege kabbalisten. Hij concentreerde zich ook op de literatuur van rabbi Mosjéh ben-Ja’aqov Cordovero (acroniem: Ramak). Hij raakte zo gefascineerd door Ramak dat hij in 1569 met zijn gezin naar Sefat (Safed in het Land Isra‘El) verhuisde en daar samen met Ramak kabbalah studeerde. Al gauw vormde zich een kring leerlingen om hem heen met wie hij exoterische en esoterische studies deed.
In Sefat werd beweerd dat hij de heilige Geest had of minstens openbaringen doorkreeg van de profeet ‘Eliejah. Passend voor een esotericus heeft hij vrijwel geen geschriften nagelaten van zijn mystieke ervaringen en openbaringen. Hij hield zijn kabbalistisch systeem geheim. Hij noemde zichzelf op een bepaald moment de Masjieach ben-Josef.
Juist het toevoegen van het Messiaanse element aan de kabbalistiek maakt hem uniek. Zo stelde hij dat niet de Messias, maar het Joodse volk de verlossing moest bewerken door strikte navolging van het Judaïsme en gebed. Dit zou onvermijdelijk leiden tot de komst van de Messias als logisch gevolg in de kosmos. Dit kabbalistische messianisme legde helaas wel een weg open voor het latere sektarisme van de Sjabbataj Tsvie beweging.
Tijdens een epidemie in 1572 stierf hij. Hij werd in Sefat begraven, waar zijn graf nog steeds bestaat en door vele gelovige Joden wordt bezocht en vereerd. Zijn leerlingen hebben veel esoterische/kabbalistische uitspraken en leringen op schrift gesteld, waarvan ze beweerden dat die van hun rabbi afkomstig zouden zijn. Deze werden onterecht de Kitvej Ha‘Arie (Geschriften van rabbi Jitschaq Loerja‘) genoemd. Een van de hoofdthema’s is dat van Tiqqoen ’Olam (herstel van de wereld).
Zijn meest prominente leerling, rabbi Chajiem ben-Josef Vital werd een van de belangrijkste kabbalisten van het Judaïsme. In het volgende artikel wordt zijn leven en werk beschreven. Rabbi Jitschaq Loerja‘ kreeg de acroniem Ha‘Arie (de (heilige) Leeuw) gebaseerd op zijn bijnaam Ha‘Elohie rabbi Jitschaq (de goddelijke rabbijn Izak).
Rabbijnen – ‘Acharoniem – deel 3 – Kabbalistiek

Wees de eerste die reageert op "Rabbijnen – ‘Acharoniem – deel 3 – Kabbalistiek"