De Heer zond Adam en Eva weg uit de hof van Eden, na hun ongehoorzaamheid. Maar zij kregen hoop en een belofte mee: Iemand uit het nageslacht van de vrouw zal de kop van de slang vermorzelen, al zal Hij zelf door de slang vermorzeld worden.
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Beresjit (In het begin) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 1:1 – 6:8,
✡ Profetenlezing: Jesaja 42:5 – 43:10,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 22:6-21.
Gedeelten uit de Torahlezing
In het begin schiep God de hemel en de aarde.
De slang nu was de listigste onder alle dieren van het veld, die de HEERE God gemaakt had; en hij zei tegen de vrouw: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof? En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u.
Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend.
En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.
Toen werden de ogen van beiden geopend en zij merkten dat zij naakt waren. Zij vlochten vijgenbladeren samen en maakten voor zichzelf schorten.
En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof. En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. En Hij zei: Wie heeft u verteld dat u naakt bent? Hebt u van die boom gegeten waarvan Ik u geboden had daar niet van te eten?
Toen zei Adam: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten.
En de HEERE God zei tegen de vrouw: Wat hebt u daar gedaan! En de vrouw zei: De slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten.
Toen zei de HEERE God tegen de slang: Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder alle dieren van het veld! Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven. En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen.
Genesis 1:1 en 3:1-15 (HSV)
Gedeelten uit de Profetenlezing
Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken. Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat (wil zeggen): als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok (als) van mensen en met slagen (als) van mensenkinderen. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb. Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn.
Zo zegt God, de HEERE, Die de hemel heeft geschapen en hem heeft uitgespannen, Die de aarde heeft uitgespreid en wat daarop uitspruit, Die de adem geeft aan het volk dat daarop is, en de geest aan hen die daarop wandelen: Ík, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, Ik zal U bij Uw hand grijpen, Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen tot een verbond voor het volk, tot een licht voor de heidenvolken, om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis zitten.
2 Samuël 7:11b-16 en Jesaja 42:5-7 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.
Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.
Openbaring 22:12-14 (HSV)
Het eerste Evangelie
De Heer zond Adam en Eva weg uit de mooie tuin, de hof van Eden. Ze hadden het er zelf naar gemaakt door hun ongehoorzaamheid. Ze hadden toegegeven aan het verlangen van hun maag en hun ogen naar die verboden vrucht, en hun verlangen om goed en kwaad te kennen en daardoor net zo wijs te zijn als God zelf.
Ze moesten de mooie tuin verlaten, en cherubs bewaakten de toegang. Teruggaan kon niet meer.
Maar de Heer zond hen niet weg zonder hoop. Nog was alles niet verloren. Ze kregen een belofte mee: Iemand uit het nageslacht van de vrouw zal de kop van de slang vermorzelen, al zal Hij zelf door de slang vermorzeld worden.
Meermalen bevestigde God zijn voornemen om een Verlosser te zenden. Bij voorbeeld aan koning David, aan wie Hij een nakomeling beloofde die voor eeuwig koning zal zijn.
En de profeet Jesaja schreef over het werk van de Verlosser ‘Ik zal U stellen tot een verbond voor het volk, tot een licht voor de heidenvolken, om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis zitten.’
De profeet Joël kondigde de ‘de Leraar tot gerechtigheid’ aan (Joël 2:23)
In de Bijbel kunnen we de gehele geslachtslijn van Eva tot deze Verlosser volgen; Seth, Noach, Abraham, Juda en koning David komen we er tegen.
We weten nu, dat Jezus onze Messias de Verlosser is, die de Heer beloofde. Hij streed tegen de slang, de boze. Dat betekende voor Hem lijden en sterven: ‘de hiel vermorzelen’. Maar daardoor overwon Hij de boze: ‘de kop vermorzelen’.
De cherubs, die Adam en Eva de weg naar de tuin van Eden versperden, stonden ook afgebeeld op het voorhangsel, het gordijn dat de tempel afsloot. Maar toen Jezus zijn werk had volbracht, scheurde het voorhangsel, de cherubs versperden niet langer de toegang tot het paradijs. De weg naar God was weer open.
Christus de laatste Adam
We lazen ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’. In het begin, beresjit staat er in het Hebreeuws, dat kun je ook vertalen als ‘met de eersteling’. En die eersteling is Gods instrument, zijn eniggeboren Zoon. Hij was niet alleen het instrument voor de schepping, maar ook voor de verlossing van de gevallen mensheid. Zoals de apostel Paulus schreef: ‘Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens. Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in zijn eigen orde: Christus als Eersteling, daarna wie van Christus zijn, bij Zijn komst.
De eerste mens Adam is geworden tot een levend wezen, de laatste Adam tot een levendmakende Geest.’ (1 Korinthe 15:21-23 en 45)
Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige. (Openbaring 1:8)
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Het eerste Evangelie"