Bezinning op Israël moet concreet worden

Directeur van het CIS, Michael Mulder. Foto: EO

Hoezo Israël is de titel van het boek dat het Centrum voor Israël Studies (CIS) dit jaar schreef over de christelijke bezinning op Israël. Uitgeverij het Boekencentrum publiceerde het als een bijbelstudieboek met gespreksvragen, nummer 14 van een reeks met bijbelstudies voor nu.

Het nieuwste boek van het CIS laat zien waar we als Nederlandse kerk staan (of zouden moeten staan) in de bezinning op Israël in 2016. Michael Mulder (directeur van het CIS) schreef over het Joodse geloof en onze positie naast het Joodse volk; Aart Brons (veldwerker in Israël) boog zich over de politiek van de Joodse staat; Wilma Wolswinkel pleit voor diaconale bewogenheid met de vreemdelingen, in het bijzonder de Palestijnen in Israël.
Bezinning op Israël, we horen het al zo lang, waar is dat eigenlijk goed voor? En waar bevinden we ons op dit moment in het ‘bezinningsproject’? We kijken er naar aan de hand van dit boek.

Nederlands bezinning op Israël in een notendop

We bezinnen ons al ruim tachtig jaar op Israël, sinds Cornelis Miskotte zijn proefschrift over het jodendom verdedigde in 1932. De waardering voor het Joodse volk bleef wisselend. Het jaar 1973 was een hoogtepunt, toen half Nederland en België wekelijks de Tora begon te lezen in de eredienst en de uitgave Christelijk geloof van Hendrik Berkhof het licht zag. Maar vanaf de jaren ’80 was er een omslag, waarbij de waardering voor het Joodse volk versplinterde in hobby- of lobbygroepen. Het lezen van de Tora in de kerk werd afgesloten als een ‘achterhaald experiment’ en de lijdende Palestijnen kwamen uitvergroot in beeld.

Maar daar bleef het niet bij, de laatste jaren buigt de lijn weer voorzichtig af naar de andere kant. Het kantelpunt was toen zendeling Steven Paas ons confronteerde met het falen van onze liefde voor Israël (Christian Zionism Examined, 2012). Ineens realiseerde Nederland zich dat de bezinning op onze verhouding met het Joodse volk nog niet af is. Paas dacht veel te zwart/wit. Zijn Israël-loze theologie bleek een terugkeer naar het a-millennialistische vervangingsdenken. De stem van Paas heeft echter wel een goede uitwerking gehad, we werden met onze neus op ons huiswerk geduwd.

Een nieuwe stellingname

Hier en daar lees ik in Hoezo Israël dingen die al vijftig jaar geroepen worden. Een opsomming van de verschillende theologische modellen bijvoorbeeld (hf. 4). Hoe vaak hebben we dat al niet langs zien komen? Het lijkt een soort testcase: wie van Israël houdt, moet kunnen opdreunen dat vervangingsleer, bedelingenleer en tweewegenleer fout zijn. Dit wordt echter ruimschoots goedgemaakt door wat ik verder lees.
Mulder neemt in hetzelfde hoofdstuk stelling tégen de ambivalente verhouding van christelijk Nederland met het Joodse volk. Daarmee wordt dit boek m.i. uitgetild boven andere boeken over dit onderwerp. Het reikt een nieuwe houding aan voor christenen, die heel de kerk in Nederland volledig ter harte zou moeten nemen. Wie dat niet doet, zal zich hiervan rekenschap moeten afleggen. Sprekend over vervulling van Gods beloften, stelt Mulder op pagina 48:

Als we daarover nadenken, is het het allerbelangrijkste dat we onmiddellijk beseffen dat we nooit de rol van toeschouwers kunnen hebben. Wij staan op precies dezelfde manier onder het Woord van God, dat ook ons aanspreekt. We kunnen daar niet boven gaan staan en een beschouwing geven over een bepaalde ‘verhouding van God met Israël en met de kerk’. Je kunt hierover alleen denken vanuit het besef dat wij ieder op dezelfde manier voor God staan, die spreekt tot hen en tot ons. We staan naast elkaar als betrokkenen. Dat zal het uitgangspunt zijn.

We kunnen niet boven het Joodse volk gaan staan, noch ons onderschikken alsof zij boven ons gesteld zijn, we zijn gelijkwaardige partijgenoten. Dat is een uitgangspunt waar we mee verder kunnen.

Ook Mulders betoog voor de Tora als basis van Jezus’ onderwijs, dús van ons christelijke geloof, is nieuw en fundamenteel. De apostolische geschriften zijn niet ‘een ander verhaal’ dat zich van de Tora ‘onderscheiden wil’, integendeel.  We kunnen het Evangelie alléén recht verstaan en uitdragen, als we de Tora leren verstaan en concreet hanteren. Want het juk van de wet (of van het Koninkrijk) is ten diepste het juk van Jezus, door wie we ook de kracht krijgen om dat juk te dragen (p. 28).

Kritiek op Israëls politieke beleid

Vanuit de fundamentele gelijkwaardigheid van Mulder mogen we ook kritisch zijn op elkaar. Aart Brons waagt zich dan ook aan een kritische verhandeling in het derde deel van dit boek. Kritisch op het vlak van Israëls politiek, vanuit de Bijbel. Brons doet dit vanuit zijn waarneming ter plaatse en met de nodige verlegenheid. Christenen met een politieke boodschap, hoe zat het ook alweer met de scheiding tussen kerk en staat? In de vorm van een bijbelstudie kan dit blijkbaar worden opgeheven. Brons bewandelt dit unieke pad en geeft zijn mening over de politieke situatie in Israël.
Maar voor mijn gevoel snijdt het geen hout. Het is ook geen politiek betoog. Brons citeert de politiek (Israëls staatssecretaris van buitenlandse zaken Tzipi Hotovely, p. 88), komt suggestief over en wordt niet echt concreet. Dat blijkt wel uit zijn conclusie op blz. 93:

Een van de dingen die [in de Bijbel] scherp worden veroordeelt is land roven en huizen afnemen (bv. Jes. 5:8; Mi. 2:1-2). Bijbels récht, is dan dat je níét zomaar zegt: ‘Dit is ons land, alles is van ons.’

Onmiddellijk gevolgd door de verontschuldigende woorden: ‘Het is hier niet de plaats om er nader op in te gaan…’ Aan de ene kant terecht, want het zijn bijbelstudies. Maar aan de andere kant is dit wél de conclusie van heel Brons’ betoog over ‘recht op het land’. En het is kritiek op Netanyahu’s politiek. Het punt dat gemaakt wordt, is alleen niet echt politiek. Aan de ene kant begrijp ik dat, want als christen moeten we ‘out of the box’ denken om ons politiek uit te drukken, dat zijn we gewoon niet meer gewend. Maar aan de andere kant komt dit in het politieke debat niet echt over. Hotovely’s gebruik van de Bijbel als één van de bronnen van de Joodse aanwezigheid in het land wordt vrij radicaal veroordeeld, maar diezelfde Bijbel mag wel als bron gebruikt worden om Israëls politiek de mond te snoeren?

De kritiek op het beleid van Netanyahu kan ik op zich wel begrijpen. Zijn koers is aan het radicaliseren, en Hotovely’s toespraak is daar wellicht een symptoom van. Maar als je je dan politiek wilt uitdrukken, zorg dan ook voor een politiek aansluitend en compleet verhaal.

Wolswinkels pleidooi voor een diaconale betrokkenheid op elkaar in de staat Israël is me uit het hart gegrepen. Ja, Israël heeft de Tora waarin zij geroepen wordt tot een oprechte en exclusieve saamhorigheid met de vreemdeling in haar midden. Het verschil met Brons is dat Wolswinkel eenvoudig vanuit een sociale context spreekt en Brons vanuit een politieke. Sociaal gezien is de situatie in Israël natuurlijk onwenselijk en moet er hard gewerkt worden aan oplossingen. Verzoeningsinitiatieven, hoe mooi ook, kunnen daar alleen niet echt een antwoord op zijn (hf. 11). Opnieuw, het is gewoon niet mogelijk om de reële politieke situatie van de staat Israël samen te smelten met een sociaal wenselijk ideaal. Om tot oplossingen te komen, moeten radicale politieke stappen gezet worden die hoe dan ook tot escalatie van geweld lijken te leiden.

Concrete vervolgstappen

Met het Joodse volk in gesprek gaan over de situatie in de staat Israël, lijkt me zeker een goede stap. Inderdaad mogen we geen toeschouwers blijven (Mulder). Maar aan de andere kant moeten we onze rol als partijgenoot dan wél serieus nemen, en met een duidelijk en evenwichtig verhaal komen. En daar zijn we nog lang niet met de suggesties van Brons en Wolswinkel. Laat ons niet verleid worden tot uitspraken over Israëls politiek zonder een gedisciplineerde politieke denktank. En laten we ons ook niet verleiden om het door (media-)oorlog verscheurde Israël een sociaal wenselijk ideaalplaatje voor ogen te houden met het geheven vingertje (niet dat Wolswinkel dat doet, maar haar verhaal na dat van Brons, laat zich hiervoor wel lenen).

Laten we ons hoe dan ook toeleggen op dáden van het Koninkrijk die tot jaloezie verwekken (naar Mulder). Bijvoorbeeld door uit radicale liefde de Palestijnse gebieden in te trekken, zónder vooroordelen over wie dan ook, maar met de bereidheid om met Christus en met de Palestijnen en met de Joden te lijden.

Kortom, wie Hoezo Israël leest, heeft weer nieuwe stof tot nadenken en bezinning. Wie serieuze bezinning op Israël praktiseert, kan niet om dit boek heen. Laten we Mulders stellingen dan ook volledig ter harte nemen. Wie eerlijk christen is, kan niet anders. En laten we ons door Brons en Wolswinkel inspireren om als serieuze partijgenoten mee te denken met Israël. Bijvoorbeeld op de studiedag van het CIS in Ede komende woensdag 23 november.

 

Geef een reactie