De parasja deze week is Bahar, בהר op de berg. We lezen Leviticus 25:1-26:2. Uit de Haftara lezen we Jeremia 32:6-27 en uit Lukas lezen we 4:16-21.
Parasja Bahar gaat onder meer over het jubeljaar en over de losser, die voor zijn familie instaat in het geval van slavernij of van de verkoop van een stuk land. Wie geen losser had, wachtte tot het jubeljaar aanbrak om vrijgesproken te zijn van slavernij of schuld. In Lukas spreekt Jezus, Jehoshua hierover. Hij zegt dat Hij het aangename jaar verkondigt, het jubeljaar dus. Hij is de Losser, Die vrijkoopt van slavernij. Kijk maar naar het woord Golgotha, in het Hebreeuws galgalta, גלגלתא en naar het woord go’el , גאל losser en we zien dat deze twee woorden verband hebben met elkaar door de gimel ג, de Aleph א en de lamed ל in beide woorden (men kan zelfs het gehele woord go’el uit het woord galgalta halen), afgeleid van de werkwoordstam ga’al , גאל verlossen, vrijkopen, de losplicht vervullen.
Dat is wat Hij deed op Golgotha: Hij kocht Zijn familie vrij, Hij deed dat, de grote Broer van Zijn volk en van ieder die in Hem gelooft en Hem aanroept. Hij kocht Zijn familie vrij, betaalde de losprijs. Golgotha betekent schedelplaats, naar het woord voor schedel: gulgaleth, .גלגלת Het woord voor wentelen is het woord galgal, גלגל; de schuld is afgewenteld door Zijn verlossend handelen op de schedelplaats.
De wijngaarden van het Beloofde Land
God sprak uit aan Jeremia: “Ik ben de Aanwezige, de God van alle vlees, zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?” Dat ging in dit geval over het kopen van een veld bij Anatoth, vlakbij Jeruzalem, in de tijd dat de Chaldeeën de stad belegerden. Jeremia trad hierbij op als losser voor zijn neef, die zodoende niet op het jubeljaar hoefde te wachten om de koopsom af te lossen. De koop van dit veld was Gods manier om te zeggen dat, hoewel het land onder grote druk van de vijand stond, ‘er toch nog huizen en velden en wijngaarden in dit land gekocht worden’ (vers 15). Opnieuw kunnen we verwachtend uitzien naar de velden en wel in hetzelfde gebied van Benjamin en het aangrenzende Ephraim, want God spreekt de wijnranken aan om te reiken van oost naar west omdat Zijn volk nadert te komen. Wij denken daarbij aan de aliahgangers uit Frankrijk, met hun expertise voor wijnbouw, kom maar op en bewerk de velden hier!
Overigens is het nu ook jubeljaar en nog wel het zeventigste jubeljaar. Zeventig is een getal van volheid; denk maar aan de zeventig zielen die naar Egypte trokken met Ja’aqobh; aan de zeventig palmbomen bij Elim en aan de zeventig volkeren, enzovoorts. Het jubeljaar wordt tegenwoordig geteld, maar niet gevierd. Het zal pas weer gevierd worden wanneer alle verloren geraakte stammen weer in Israël zijn aangekomen. Wanneer het volk thuis is gekomen, komt Vader, Abba, ook thuis.
Zou voor Hem iets te wonderlijk zijn?
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Wees de eerste die reageert op "Parasja Bahar: Voor Adonai is niets te wonderlijk"