Maar de tong kan geen mens temmen. Ze is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk vergif. Door haar loven wij God en de Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. Uit dezelfde mond komen zegen en vervloeking voort.
De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Tazria (Zij draagt zaad) en Metsora (Melaats) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 12 – 15,
✡ Profetenlezing: 2 Koningen 4:42 – 5:19a en 7:3-20,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 7:18-35 en Matteüs 23:16 – 24:2, 30-31.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Gedeelten uit de Torahlezing
De HEERE sprak tot Mozes en tot Aäron: Wanneer er op de huid van het lichaam van een mens een zwelling of zweer of witte vlek verschijnt, die op de huid van zijn lichaam tot de ziekte van de melaatsheid kan leiden, dan moet hij naar de priester Aäron of naar een van zijn zonen, de priesters, gebracht worden. Daarop moet de priester de aangetaste plek op de huid van het lichaam bezien. Als het haar op de aangetaste plek wit geworden is, en de aangetaste plek zichtbaar dieper ligt dan de huid van zijn lichaam, [dan] is het de ziekte van de melaatsheid. Als de priester hem bezien heeft, dan moet hij hem onrein verklaren.
De kleren van de melaatse bij wie de ziekte is vastgesteld, moeten ingescheurd worden, zijn hoofdhaar moet hij los laten hangen, hij moet zijn baard en snor bedekken en hij moet roepen: Onrein, onrein! Alle dagen dat hij de ziekte heeft, zal hij onrein zijn. Onrein is hij, hij moet afgezonderd wonen. Buiten het kamp moet zijn woongebied zijn.
Leviticus 13:1-3, 45-46 (HSV).
Mirjam, en ook Aäron, spraken over Mozes vanwege de Cusjitische vrouw die hij genomen had, want hij had een Cusjitische vrouw genomen. Zij zeiden: Heeft de HEERE alleen maar door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken? En de HEERE hoorde het.
Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen die op de aardbodem waren.
Meteen zei de HEERE tegen Mozes, en tegen Aäron, en tegen Mirjam: U met zijn drieën, vertrek naar de tent van ontmoeting. En zij vertrokken met z’n drieën daarnaartoe. Toen daalde de HEERE neer in de wolkkolom en ging bij de ingang van de tent staan. Hij riep Aäron en Mirjam, en zij kwamen beiden naar voren. Hij zei: Luister toch naar Mijn woorden! Als iemand onder u een profeet is, maak Ik, de HEERE, Mij door een visioen aan hem bekend, spreek Ik met hem door een droom. Maar zo doe Ik niet tegenover Mijn dienaar Mozes, die in Mijn hele huis trouw is, met hem spreek Ik van mond tot mond, ja, zichtbaar, en niet in raadsels. Hij aanschouwt de gestalte van de HEERE.
Waarom dan bent u niet bevreesd geweest om over Mijn dienaar, over Mozes, te spreken? Zo ontbrandde de toorn van de HEERE tegen hen, en Hij ging weg.
De wolk week van boven de tent, en zie, Mirjam was melaats, wit als sneeuw. Toen keerde Aäron zich om naar Mirjam, en zie, zij was melaats. Daarom zei Aäron tegen Mozes: Met uw toestemming, mijn heer, leg toch niet op ons de zonde waarmee wij dwaas gehandeld hebben en die wij begaan hebben. Laat zij toch niet zijn als een doodgeborene, van wie, als hij uit het lichaam van zijn moeder komt, de helft van zijn lichaam al verteerd is!
Toen riep Mozes tot de HEERE: O God, genees haar toch! De HEERE zei tegen Mozes: Stel dat haar vader haar verachtelijk in haar gezicht had gespuwd, zou zij niet zeven dagen te schande worden? Laat haar zeven dagen buiten het kamp gesloten worden, en daarna weer opgenomen worden. Zo werd Mirjam zeven dagen buiten het kamp gesloten. Het volk brak niet op, totdat Mirjam weer in hun midden opgenomen was.
Numeri 12:1-15 (HSV)
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Maar toen (koning Uzzia) sterk geworden was, werd zijn hart hoogmoedig, tot zijn eigen verderf. Hij werd ontrouw aan de HEERE, zijn God. Hij ging namelijk de tempel van de HEERE binnen om reukwerk in rook te laten opgaan op het reukofferaltaar. Maar de priester Azaria ging hem achterna, en met hem de priesters van de HEERE, tachtig dappere mannen. Zij gingen voor koning Uzzia staan en zeiden tegen hem: U komt het niet toe, Uzzia, om voor de HEERE reukwerk in rook te laten opgaan, maar het is aan de priesters, de nakomelingen van Aäron, die geheiligd zijn om reukwerk in rook te laten opgaan. Ga het heiligdom uit, want u bent ontrouw geweest, en het zal voor u niet tot eer zijn van de HEERE God.
Toen werd Uzzia woedend; het wierookvat was in zijn hand om reukwerk in rook te laten opgaan. En terwijl hij woedend was op de priesters, verscheen de melaatsheid op zijn voorhoofd, voor de ogen van de priesters, in het huis van de HEERE, bij het reukofferaltaar. Toen keerde de hoofdpriester Azaria zich naar hem toe, en al de priesters, en zie, hij was melaats aan zijn voorhoofd. En zij verdreven hem haastig daarvandaan, ja, ook hijzelf haastte zich om naar buiten te gaan, omdat de HEERE hem getroffen had.
2 Kronieken 26:16-20 (HSV).
Gedeelten uit het Nieuwe Testament
En er kwam een melaatse naar Jezus toe, die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen.
En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het, word gereinigd! En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid meteen van hem, en hij werd gereinigd.
En nadat Hij hem streng vermaand had, stuurde Hij hem meteen weg, en zei tegen hem: Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga heen, laat uzelf aan de priester zien, en breng als offer voor uw reiniging wat Mozes voorgeschreven heeft, tot een getuigenis voor hen.
Maar nadat hij weggegaan was, begon hij veel dingen te verkondigen en de zaak overal bekend te maken, zodat Hij niet meer openlijk in de stad kon komen; maar Hij was buiten in de eenzame plaatsen en ze kwamen van alle kanten naar Hem toe.
U moet niet allemaal leermeesters willen zijn, mijn broeders. U weet immers dat wij dan een strenger oordeel zullen ontvangen. Want wij struikelen allen in veel opzichten. Als iemand in woorden niet struikelt, is hij een volmaakt man, die bij machte is om ook het hele lichaam in toom te houden. Zie, wij leggen de paarden een bit in de mond, opdat ze ons zouden gehoorzamen, en wij sturen daarmee heel hun lichaam. Zie, ook de schepen, al zijn ze nog zo groot en worden ze door harde winden voortgedreven, ze worden gestuurd door een zeer klein roer, waarheen de stuurman ook maar kiest en wil.
Zo is ook de tong een klein lichaamsdeel, en roemt toch van grote dingen. Zie eens hoe een klein vuur een grote hoop hout aansteekt. Ook de tong is een vuur, een wereld van ongerechtigheid. Zo staat het met de tong onder onze lichaamsdelen. Ze besmet het hele lichaam, en zet onze levensloop vanaf het begin in vlam, en ze wordt zelf door de hel in vlam gezet.
Want elke natuur, zowel van wilde dieren en vogels als van kruipende dieren en zeedieren, wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur. Maar de tong kan geen mens temmen. Ze is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk vergif. Door haar loven wij God en de Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. Uit dezelfde mond komen zegen en vervloeking voort. Dit behoort niet zo te zijn, mijn broeders.
Markus 1:40-45, Jakobus 3:1-10 (HSV)
Spreken is zilver, zwijgen is goud
Mirjam en Aaron spraken zich uit tegen de vrouw die Mozes tot vrouw had genomen, schrijft Anat Schneider in een commentaar op Numeri 12. De tekst gebruikt tweemaal het woord kushit, verwijzend naar de kleur van haar huid, wat hen beiden verontrustte. Het feit dat zij zwart was, was voor iedereen onmiskenbaar. Bovendien leken ze verontwaardigd dat God Mozes verkoos boven hen.
Tot Mozes’ verdediging kwam niemand minder dan God zelf, die de drie bijeenriep, zijn liefde en waardering voor Mozes uitsprak en Mirjam en Aäron tot de orde riep.
Na die ontmoeting lezen we dat ‘De wolk week van boven de tent, en zie, Mirjam was melaats, wit als sneeuw’. Haar huid werd zo extreem wit dat niemand haar ziekte kon negeren. Let op de gelijke straf die haar werd opgelegd. Mirjam maakte bezwaar tegen de kleur van de huid van Mozes’ vrouw (zwart) en werd gestraft met een ziekte die de kleur van haar huid wit maakte. Zwart tegenover wit, met dit verschil dat Miriams aandoening een besmettelijke en beangstigende ziekte was die leidde tot haar eenzame opsluiting.
Aaron pleitte voor Mirjam, riep Mozes op haar te redden en Mozes deed een eenvoudig, geloofsvol verzoek aan de Almachtige: ‘O God, genees haar toch’ (Numeri 12:13). Mozes’ gebed wordt verhoord, maar Mirjam moet een week lang buiten het kamp herstellen. Wat een zware straf. En dit alles werd gedaan zodat Mirjam de schaamte kon verinnerlijken en berouw kon tonen. Zeven dagen lang was ze alleen met haar gedachten, en haar pijn.
Melaatsheid was ook de straf die koning Uzzia trof, toen hij zich tegen God en de priesters verzette en wierook wilde branden in de Tempel. Bij hem was geen berouw, maar boosheid, en hij bracht de rest van zijn leven in quarantaine door. Voor hem was er geen vergeving.
Melaatsheid wordt vaak in verband gebracht met roddelen en kletsen. Dat zien we ook in het verhaal over Jezus’ genezing van een melaatse man. Vol geloof vraagt hij Jezus, hem te genezen, en hij werd gereinigd.
Jezus stuurt hem weg, naar de priesters in het heiligdom, om zich medisch te laten controleren en rein verklaard te worden. Jezus was hierin een trouw zoon van de Wet.
Hij vraagt de man ook het aan niemand te vertellen. Het is de tong van de melaatse die hem in de eerste plaats in de problemen heeft gebracht, en Jezus zegt eigenlijk: ‘Houd je mond.’ Maar de man kan zich nog steeds niet beheersen en vertelt het aan iedereen, wat het voor Jezus moeilijker maakt om door het land te reizen.
De drie zeven van Socrates
Vele jaren geleden stond in het Youth for Christ-blad Aktie een tekening afgebeeld van drie zeven, die boven elkaar werden gehouden, en waarmee woorden werden gezeefd. De tekst luidde:
‘Toen iemand aan Socrates iets wilden vertellen, stelde Socrates hem drie vragen: Is het waar? Is het iets goeds? Is het noodzakelijk dat je het vertelt?
Het antwoord op alle drie de vragen was negatief.
De reactie van Socrates: Vergeet het dan, en belast mij er niet mee.’
Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: Spreken is zilver, zwijgen is goud"