Sjabbats­lezingen: Vijanden van buiten en vijanden van binnen

God had zijn volk Israël beloofd, de overwinning in de strijd te geven wanneer zij op de trompetten blazen. Welke strijd? Tegen vijanden, van buiten en van binnen, zoals de verspieders die het volk ontmoedigden.

De Bijbelgedeelten voor de sjabbat Shelach lecha (Stuur voor jezelf) zijn:
✡ Torahlezingen: Numeri 13 – 15,
✡ Profetenlezing: Jozua 2:1-24,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 3:7 – 4:11.
In verband met het onderwerp wijken we daar van af.

Gedeelten uit de Torahlezing:
De HEERE sprak tot Mozes: Stuur mannen voor u uit om het land Kanaän te verkennen, dat Ik aan de Israëlieten geven zal; u moet één man per stam van zijn vaderen sturen, elk een leider onder hen. Mozes stuurde hen uit de woestijn Paran, op bevel van de HEERE. Al die mannen waren hoofden van de Israëlieten. (…)
Mozes stuurde hen om het land Kanaän te verkennen, en hij zei tegen hen: Ga hier het Zuider­land in, en ga dan het bergland in, en bekijk het land, hoe het is, en het volk dat er woont, of het sterk is of zwak, of het gering in aantal is of talrijk. En kijk hoe het land is waarin het volk woont, of het goed is of slecht, en hoe de steden zijn waarin het woont, of het in tenten-kampen woont of in vestingen. Kijk ook hoe de grond is, of die vruchtbaar is of schraal, en of er bomen zijn of niet. Vat moed en neem wat van de vruchten van het land mee. (…)
En zij brachten aan hen en heel de gemeenschap verslag uit en toonden hun de vruchten van het land. Zij vertelden het Mozes en zeiden: Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht. Het volk echter dat in dat land woont, is sterk, de steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben wij daar nakomelingen van Enak gezien. (…)
En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verken­nen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte.

Numeri 13:1-3, 17-20a, 26b-28, 32 (HSV)

Een gedeelte uit de Profetenlezing:
Koning David had strijd geleverd met veel omliggende vijandelijke volken en zijn rijk uitgebreid. Maar op één vijand had hij niet gerekend: zijn eigen zoon Absalom, die koning wilde worden in zijn plaats.
Het gebeurde daarna dat Absalom zich van een wagen en paarden voorzag, met vijftig man die voor hem uit snelden. Ook stond Absalom ’s morgens vroeg op en ging aan de kant van de weg naar de poort staan. Het gebeurde dan dat Absalom elke man die een geschil had om mee naar de koning te gaan voor recht, bij zich riep en zei: Uit welke stad komt u? Als die dan zei: Uw dienaar komt uit een van de stammen van Israël, zei Absalom tegen hem: Zie, uw zaken zijn goed en recht­matig, maar bij de koning vindt u niemand die u gehoor geeft. (…)
Absalom stuurde verkenners naar alle stammen van Israël om te zeggen: Als u het geluid van de bazuin hoort, moet u zeggen: Absalom is koning in Hebron! Met Absalom gingen twee­hon­derd man uit Jeru­zalem mee, die uitge­no­digd waren. Maar ze gingen in hun onschuld, want zij wisten nergens van. Absalom stuurde, toen hij de offers ging brengen, ook een bode om Achitofel, de Giloniet, Davids raadsman, uit zijn stad, uit Gilo te halen. De samen­zwering werd sterk en het volk bij Absalom nam gaan­de­weg in aantal toe. Toen kwam er een bood­schap­per bij David en zei: Het hart van ieder­een in Israël staat achter Absalom. Toen zei David tegen al zijn dienaren die bij hem in Jeru­zalem waren: Maak u gereed en laten wij vluch­ten, want er is voor ons geen ontkomen aan Absalom. Ga snel, anders zal hij ons spoedig inhalen, onheil over ons brengen en deze stad met de scherpte van het zwaard slaan.

1 Samuël 15:1-3 en 10-14 (HSV)

Gedeelten uit het Nieuwe Testament:
Ook Jezus had tijdens zijn bediening te maken met vijanden van buiten en een vijand van binnen zijn vrienden­kring:
En toen Jezus al deze woorden geëindigd had, gebeurde het dat Hij tegen Zijn discipelen zei: U weet dat over twee dagen het Pascha is, en dan zal de Zoon des mensen overgeleverd worden om gekruisigd te worden.Toen kwamen de overpriesters en de schriftgeleerden en de oudsten van het volk bijeen in het paleis van de hogepriester, die Kajafas heette; en zij over­leg­den met elkaar om Jezus met list te grijpen en te doden. Zij zeiden echter: Niet tijdens het feest, opdat er geen opschudding onder het volk komt. (…)
Toen ging een van de twaalf, die Judas Iskariot heette, naar de over­priesters en zei: Wat wilt u mij geven, als ik Hem aan u overl­ever? En zij kenden hem dertig zilver­stuk­ken toe. En van toen af zocht hij een geschikte gelegen­heid om Hem over te leveren.

Matteüs 26 1-5 en 14-16 (HSV)

Vijanden van buiten en vijanden van binnen
Moses had twee zilveren trompetten laten maken om er signalen mee te geven voor het opbreken van het kamp, om op te blazen bij feesten en om Gods hulp in te roepen bij strijd tegen vijanden: ‘Wanneer u dan in uw land ten strijde trekt tegen de tegen­stander die u benauwt, moet u met die trom­pet­ten een onder­broken klank laten horen. Dan zal aan u gedacht worden voor het aange­zicht van de HEERE, uw God, en u zult van uw vijanden verlost worden.’ (Numeri 10:9)

Welke vijanden waren dat? Het volk Israël had op zijn tocht door de woestijn al kennis gemaakt met de Ama­le­kieten, en hen over­wonnen ‘met de hand op de troon van de HEERE’ (Exodus 17:16)
Later, bij de intocht in het land Kanaän, moesten de Israëlieten strijd leveren tegen de Ama­le­kieten en de Amorieten, en zij versloegen deze volken (Numeri 21). Dat waren vijanden van buiten. Vijanden die je duidelijk kon herkennen en aanwijzen.

Minstens zo gevaarlijk waren de vijanden van binnen. Zoals de ontevreden vreemdelingen en Israëlieten, die mopperden op het manna dat ze alle dagen aten, en trek kregen in uien en vlees. (Numeri 11)
Zoals Mirjam en Aäron, die aan de poten van Moses stoel zaagden door zichzelf op de voorgrond te willen plaatsen: ‘Heeft de HEERE alleen maar door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gespro­ken? (Numeri 12)
Zoals Korach, Dathan en Abiram, die jaloers werden en in opstand kwamen tegen het gezag van Moses en een flinke aanhang om zich heen verzamelden. Ze hebben het niet overleefd (Numeri 16).
In de sidra van vandaag lezen we over tien van de mannen die het land Kanaän hadden verkend. Zij keerden terug met verhalen over de vruchten van het land, maar ontmoe­dig­den ook het volk met hun beschrijving van hoge ommuurde steden en reuzen, waarnaast zij zich als sprink­hanen voelden. Waar was hun geloof in de God die wonderen had gedaan in Egypte en de Schelf­zee had drooggelegd voor hun voeten?

Vijanden van buiten en vijanden van binnen
Het volk Israël heeft in deze tijd ook te maken met vijanden van buiten en van binnen. De vijanden van buiten kennen we bij name. Daarover horen we dagelijks in het nieuws: Hamas in de Gazastrook, Hezbollah in Libanon, de Houthi’s in Jemen, en bovenal Iran, dat openlijk uit is op de vernietiging van Israël en daartoe kernwapens wil bouwen. En we zien dat God op gebed (we hebben geen zilveren trompetten meer) verlos­sing geeft van de vijanden.

Het volk Israël heeft in deze tijd ook te maken met vijanden van binnen. Politieke leiders die aan de poten van de stoel van premier Netanyahu zagen, omdat ze denken dat ze het zelf beter kunnen.
Enkele politieke par­tijen denken dat je met Pales­tijnse Ara­bie­ren een betrouw­bare over­een­komst kunt sluiten. Ze denken dat je, door Bijbels grondgebied af te staan voor een Palestijnse Staat, in vrede met de bewoners ervan kan leven. Maar sinds het akkoord, dat de Britse premier Chamberlain in 1938 sloot met Hitler over Sudetenland, weten we wat een dergelijke overeenkomst waard is.
Twee grote orthodoxe politieke partijen vinden Torah­studie een reden om geen militaire dienst te hoeven verrichten, en de verdediging van hun land te moeten overlaten aan anderen.

En bij het opbreken van de ark zei Mozes: ‘Sta op, HEERE, laat uw vijanden verspreid worden, en laat hen die U haten van Uw aangezicht vluchten.’ (Numeri 10:35)

Zie ook deze Sjabbatslezingen:
Verstaan wij onze opdracht?, Numeri 13,
Geloof in God of in eigen kunnen?, Numeri 13,
Geen geloof, geen eensgezindheid, Numeri 13-14,
God laat zich niet dwingen, Numeri 14,
Draag tsitsit, als een heilig volk, Numeri 15

Wees de eerste die reageert op "Sjabbats­lezingen: Vijanden van buiten en vijanden van binnen"

Geef een reactie