Na een week van voorbereiding en inwijding aanvaarden Aäron en zijn vier zonen het ambt van priesters door het brengen van een aantal offers, voor henzelf en voor het volk. Maar wat is de betekenis van deze offers?
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Shemini (Achtste) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 9:1 – 11:47,
✡ Profetenlezing: 2 Samuel 6:1 – 7:17,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 7:1-19.
Gedeelten uit de Torahlezing
Het gebeurde op de achtste dag dat Mozes Aäron en zijn zonen (bij zich) riep, met de oudsten van Israël. Hij zei tegen Aäron: Neem voor jezelf een kalf – het jong van een rund – als zondoffer, en een ram als brandoffer, (beide) zonder enig gebrek, en bied ze aan voor het aangezicht van de HEERE.
Daarna moet je tot de Israëlieten spreken: Neem een geitenbok als zondoffer, en een kalf en een lam, elk van een jaar oud en zonder enig gebrek, als brandoffer, verder een rund en een ram als dankoffer om voor het aangezicht van de HEERE te offeren, en een graanoffer met olie gemengd, want vandaag zal de HEERE aan u verschijnen.
Toen namen zij wat Mozes geboden had, (en brachten het) tot vóór de tent van ontmoeting. En heel de gemeenschap kwam naar voren en stond voor het aangezicht van de HEERE.
En Mozes zei: Dit is het woord dat de HEERE geboden heeft. Doe het, dan zal de heerlijkheid van de HEERE aan u verschijnen. Toen zei Mozes tegen Aäron: Kom naar voren, naar het altaar, en bereid je zondoffer en je brandoffer, en doe verzoening voor jou en voor het volk. Bereid dan de offergave van het volk, en doe verzoening voor hen, zoals de HEERE geboden heeft.
Toen kwam Aäron naar voren, naar het altaar, en slachtte het kalf dat voor hem als zondoffer bestemd was. Vervolgens brachten de zonen van Aäron het bloed bij hem, en hij doopte zijn vinger in dat bloed en streek het op de hoorns van het altaar. Daarna goot hij het bloed uit aan de voet van het altaar.
Daarna slachtte hij het brandoffer, en de zonen van Aäron reikten hem het bloed aan, en hij sprenkelde het rondom op het altaar. Ook reikten zij hem het brandoffer aan, in zijn stukken gedeeld, met de kop, en hij liet het in rook opgaan op het altaar. Hij waste de ingewanden en de poten, en liet ze in rook opgaan op het brandoffer, op het altaar.
Daarna liet hij de offergave van het volk brengen, en hij nam de bok die als zondoffer voor het volk bestemd was. Hij slachtte hem en bereidde hem als zondoffer, zoals het eerste (zondoffer).
Verder liet hij het brandoffer brengen, en bereidde dat volgens de bepaling.
Hij liet ook het graanoffer brengen, nam er een handvol van en liet het in rook opgaan op het altaar, naast het brandoffer in de morgen.
Daarna slachtte hij het rund en de ram die als dankoffer voor het volk bestemd waren. En de zonen van Aäron reikten hem het bloed aan, dat hij rondom op het altaar sprenkelde, met de vetdelen van het rund en de ram, de staart en wat de ingewanden bedekt, de nieren en het net over de lever. Zij legden de vetdelen op de borststukken, en hij liet de vetdelen in rook opgaan op het altaar. Maar de borststukken en de rechterachterbout bewoog Aäron als beweegoffer voor het aangezicht van de HEERE, zoals Mozes geboden had.
Leviticus 9:1-9, 12-21 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Daarna verzamelde David opnieuw de beste van alle mannen in Israël, dertigduizend. David stond op en ging op weg met al het volk dat bij hem was, vanuit Baälim-Juda, om vandaar de ark van God op te halen, de ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs. Zij vervoerden de ark van God op een nieuwe wagen. Ze haalden hem uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, en Uzza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden de nieuwe wagen. Zij haalden de wagen uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, met de ark van God, en Ahio liep voor de ark uit. David en het hele huis van Israël huppelden voor het aangezicht van de HEERE, met allerlei muziekinstrumenten van cipressenhout, met harpen, met luiten, met tamboerijnen, met rinkelbellen en met cimbalen. Maar toen zij bij de dorsvloer van Nachon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit naar de ark van God en greep die, omdat de runderen struikelden. Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God. (…)
Toen zij de ark van de HEERE de stad binnenbrachten, zetten zij die op zijn plaats, midden in de tent die David ervoor gespannen had. En David bracht brandoffers voor het aangezicht van de HEERE, en dankoffers.
2 Samuël 6:1-7, 17 (HSV)
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek – in zoverre is Jezus Borg geworden van een zoveel beter verbond. En zij zijn wel in groten getale priester geworden, omdat zij door de dood verhinderd werden altijd te blijven, maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. Want zo’n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven.
Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde. Want de wet stelt mensen, die met zwakheid behept zijn, aan als hogepriester. Maar het woord van de eed die na de wet gezworen is, stelt de Zoon aan, Die tot in eeuwigheid volmaakt is.
Hebreeën 7:21b-28 (HSV)
Wat betekenen al die offers?
Na een week van voorbereiding en inwijding aanvaarden Aäron en zijn vier zonen het ambt van priesters door het brengen van een aantal offers, voor henzelf en voor het volk. Een belangrijk woord bij de offerdienst is קׇרַב (qarav) dat naderen, naderbij komen betekent. Een offer brengen doe je om te naderen tot God. En dat doe je niet wanneer er iets tussen jou en God in staat, als er een onbeleden zonde is. Dat moet je eerst in orde maken. En tot God naderen doe je niet met lege handen, zoals je bij een verjaardagfeest een geschenk meebrengt.
Daarom offerde Aäron als zondoffer (חַטָּאת chatat) voor zichzelf een kalf, en voor het volk een geitenbok. Het bloed van het offerdier streek hij aan de hoorns van het altaar, zoals geschreven is ‘zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats’ (Hebreeën 9:22b). Hiermee werd de zondigheid van de priesters en het volk beleden en verzoend.
Het brandoffer (עֹלָה olah) onderstreepte de smeekbeden en lofprijzingen van de priesters en het volk, en symboliseert de totale toewijding aan de Heer, zoals het brandoffer dat in zijn geheel werd verbrand.
Het graanoffer (מִנְחָה minchah) bestond uit meel of ongezuurde broodkoeken, met olie. Een handvol hiervan werd samen met wierook op het altaar verbrand, wat overbleef was voor de priesters. Het begeleidde de smeekbeden en de lof van het volk.
Tenslotte werd het dankoffer of vredeoffer (שְׁלָמִים sjelamim; je herkent het woord ‘sjalom’) voor het volk geofferd, een rund en een ram. Hiervan werd het vet op het altaar verbrand, een deel – de rechter achterbout en het borststuk – was voor de priesters, en de rest werd door het volk gegeten, als een gemeenschappelijke maaltijd van de offeraars, de dienstdoende priester en de HEERE. In die tijd was een dergelijke maaltijd een middel om een verbondsrelatie te bevestigen, zoals Izak en koning Abimelech van Gerar deden (Genesis 26:26-31).
De tempel en het brandofferaltaar bestaan niet meer. In het Jodendom zijn de offers vervangen door gebeden en liefdadigheid. Ook in de traditionele kerkelijke liturgie zijn de offers nog herkenbaar, in de vorm van schuldbelijdenis, genade-verkondiging, avondmaal/communie en dankgebed. Bovendien weten wij, dat Jezus door zichzelf te offeren alle offers van de oude bedeling, die profetisch naar Hem wezen, heeft vervuld: ‘Jezus is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.’ (Hebreeën 9:12)
Zie ook deze Sjabbatslezingen:
Door God geroepen tot het ambt, Leviticus 9,
IJver voor God maar zonder verstand, Leviticus10,
Wees nuchter en nederig, Leviticus 10,
Wat moeten we met de spijswetten?, Leviticus 11.
Dit artikel vertolkt de traditioneel christelijke kijk op de Tempel en diens eredienst. Alleen negeert die kijk dat de Here Jezus op dit moment geen Messias is maar dat Hij sinds de Hemelvaart is aangesteld als kohen gadol (Isra’Elitisch Hogepriester) in Gods Tempel in de hemel. Daar dient Hij in de eeuwige eredienst en brengt Hij voortdurend offers. Ook voor jou en mij.
Als Hij weer naar de aarde terugkeert zal Hij natuurlijk de Tempeldienst op aarde heractiveren, zodat hemel en aarde op dat punt eindelijk op één lijn komen te staan. Nu is dit dus niet het geval, wat wij ook om ons heen waarnemen.
Hoe de Here Jezus dan een vervulling hiervan zou hebben gebracht kan ik niet volgen. Hij is op dit moment immers conservator en uitvoerder van Gods Tempeldienst. Ik en anderen hebben daar al veel over geschreven. Ook op deze website. Er is dus in de Messiaanse Beweging een heel andere kijk op de (toekomstige aardse) Tempeldienst.
Groet, M. van Putten