Deze sidra‘ (Lv 16-18) gaat over de offerhandeling tijdens Jom Kipoer, de slachtvoorschriften van dieren en de verbijzondering van Gods Verbondsbevelen (Ex 20) tegen hoererij.
God gaf Mozes nog een nadere waarschuwing nadat dood waren (‘acharej mot) Nadav en Aviehoe‘, de kohaniem (priesters) (Lv 10:2). De kohen gadol (de hogepriester) mocht niet zomaar het heilige van het heilige binnengaan. Dit om te voorkomen dat ook hij door God gedood zou worden. De enige uitzonderingen waren als God Isra‘El liet opbreken en op de meest ernstigste gedenkdag op de godsdienstige kalender; Verzoendag (Jom Kipoer).
Dat deze sidra‘ in de eerste maand van het godsdienstige jaar valt wijst op de zoveelste vergissing van de rabbijnen. Was de Torahlezing in de eerste maand (Niesan) begonnen, dan zou deze sidra‘ gelezen zijn in de tweede week van de zevende maand. De week waarin Jom Kipoer jaarlijks valt.
Jom Kipoer
God benadrukt dat de kohen gadol juist gekleed (alleen linnen kleren, dus niet zijn gebruikelijke kleding) het heilige der heilige mocht binnengaan met offerbloed voor de kohaniem en voor de gemeenschap van Isra‘El. Daartoe moest hij eerst zijn zondoffer slachten en daarna loten (goralot) trekken over de twee bokken die als zondoffer van de gemeenschap bedoeld waren; één voor de verzoening van zonden met God en één voor wegzending (’aza‘zel) van andere zonden naar de woestijn. De verzoening vond plaats in het heilige der heilige van de Misjkan (Gods Verblijfplaats). Daar bracht hij eerst reukwerk aan op het verzoendeksel, zodat een wolk van rook ontstond (16:13). Daarna moest hij het bloed van zijn zondoffer en daarna dat van de gemeenschap elk zeven keer spatten op het verzoekdeksel naar het oosten. Hij stond dus achter de kist van het getuigenis (ha‘aron ha’edoet). Daarna herwijdde hij het reukofferaltaar (Ex 30:10). Zo werden al de onreinheden van de Isra‘Eliem aan de Misjkan verzoend (vs 20).
Daarna kwam hij naar buiten en legde beiden handen op de kop (’al-ro‘sj) van de nog levende bok ter zondoffer van de gemeenschap. Hij belijdde elke misdaad (’awon) en elke overtreding (pésja’) van de Isra‘Eliem. Een Leviet bracht de bok naar de woestijn en daarmee werd elke zonde weggezonden die niet in het heiligdom verzoend kon worden. De Isra‘Eliem moesten zich daarom die dag verdrukken (te’annoe), door vasten en zelfvernedering, en er mocht geen werk voor gewin worden gedaan. Het was een Sjabbat Sjabbaton (een ernstige Sjabbat, waarop zelfverdrukking was toegestaan).
Dit wijst op een ernstig gebrek in de Sinaïtische Verbondsvoorwaarden (Rm 8:3). Deze kon de vloek van de zondemacht niet opheffen, maar het alleen indammen (Gn 4:7). De Torah van Mozes openbaart het bestaan van die zondemacht (Rm 7:7), terwijl de Torah van de Here Jezus als basis de verlossing van die macht heeft. Daarom is Hij ook groter dan Mozes (Hb 3:3).
De meeste christenen nemen aan dat Jom Kipoer is vervuld door de Here Jezus. Maar dat is een dwaling. De Here Jezus kan, nadat Hij kohen werd in de Tempel van de hemel, zonden van individuele gelovigen vergeven, net zoals eertijds de kohen in het heiligdom van de aarde dat kon, maar nergens staat in de Bijbel dat daarmee de jaarlijkse Jom Kipoer overbodig is geworden. Een beter argument voor de veronderstelde vervulling van Jom Kipoer zou zijn te stellen dat een belangrijk doel ervan was het heiligdom te verzoenen (vss 16, 20). Sinds de verwoesting van de Tempel is dat doel vervallen. Maar dan wordt genegeerd dat het primaire doel van Jom Kipoer de collectieve verzoening van Gods volk is. Dat overstijgt het heiligdom. Het gaat om het volledige herstel van de Verbondsrelatie. Volgens de Bijbel is het lichaam van de gelovigen op zichzelf als een ‘tempel’ op te vatten (1 Kor 3:16) en evenzo de gemeenschap van gelovigen (2 Kor 6:16). Zouden die dan geen jaarlijkse reiniging en verzoening nodig hebben? Zijn wij zo zeker van onze (collectieve) vroomheid dat wij zelfs niet meer onbewust zondigen? Een ander sterk argument is het feit dat de offerhandeling van Jom Kipoer alleen in de Tempel en door de kohen gadol mocht worden gedaan. Het feit dat de Tempel van de hemel bestaat en dat de Here Jezus daarin de kohen gadol is geworden, spreken ervoor dat daar jaarlijks steeds de Jom Kipoer is gehouden in verband met Gods komende eindoordeel. Pas daarna lijkt Jom Kipoer vervallen.
Slachtvoorschriften
Vanaf het moment dat het heiligdom in gebruik werd genomen verbood God dat Isra‘Eliem nog langer zelf gedomesticeerde godsdienstig reine dieren zouden slachten buiten het heiligdom. Immers, van elk van zulke dieren moest het bloed aan God worden gewijd ter verzoening van de dood van dat dier. Ook moest een deel ervan in het heiligdom aan God worden gewijd. Vlak voor de slacht moest een gebed worden opgedragen en het dier moest volgens het godsdienstige slachtgebruik worden geslacht. Het moest gaaf zijn (uitwendig en inwendig), al het bloed, vet en vetdelen moesten worden verwijderd (3:17) net als de heupspier (Gn 32:32). Het slachten van zulke dieren moest door de bekwame kohen gebeuren. Deze bepaling was ook ter voorkoming van afgoderij (17:7). Wie deze bepaling overtrad zondigde tegen God (Gn 9:5) en moest uit Isra‘El worden verwijderd.
Uitzondering betrof godsdienstig reine wilde dieren (inclusief gevogelte), die bij de jacht werden gevangen. Zij moesten worden gedood onder het uitspreken van een gebed en het bloed moest worden afgetapt en in de aarde komen en met stof worden bedekt. Daarmee zou het dier aan God zijn gewijd. Maar een dier dat niet aan God was gewijd tijdens het doden en aas dat aangetroffen werd in de wildernis mocht absoluut niet gegeten worden. Gebeurde dat toch, dan moest de eter een reiniginghandeling voltrekken en uitzitten. Deze slachtvoorschriften zijn nog steeds van toepassing.
Bepalingen tegen hoererij
God drukte de gelovigen opnieuw op hun hart om niet mee te gaan in de levensstijl van de ongelovigen, maar Gods Torah te houden omdat daarin leven is (18:5). Als voorbeeld volgen verbijzonderingen van Gods bevel tegen hoererij (Ex 20:14). Niet toevallig, want juist dat markeert vooral de levensstijl van de ongelovigen. Wat is hoererij?
• Seksuele omgang met familieleden tot in het derde geslacht.
• Seks met een vrouw die ongesteld is.
• Seks met een vrouw van de naaste (zul je niet wensen – lo‘ titten (Ex 20:17))
• Homoseksuele relaties, die God een gruwel noemt (vs 22). Niet toevallig volgt dit vers op het in verband brengen van hoererij met afgoderij (vs 21; Ex 20:5, 7).
• Seks met dieren. Ook niet toevallig na het vorige verbod.
Opvallend is dat wordt benadrukt dat deze bepalingen ook gelden voor vrouwen.
Doen van hoererij zou ertoe leiden dat God hoereerders zou uitbraken. Isra‘El is dat ook overkomen. Niet toevallig dat dit genoemd wordt in deze sidra‘ die begint met het doden door God van gelovigen.
In de volgende parasjah zullen we allerlei andere verbijzonderingen zien van de tien woorden (Ex 34:28).
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Parasjah ‘Acharej mot: nadat de zonen van Aäron dood waren"