Aan het leven van elk mens komt een einde. Ook aan dat van de ro‘sj; Gods vertegenwoordiger op aarde. Maar wel anders dan andere mensen en niet zonder gevolg. Hij heeft immers altijd nalatenschap en een opvolger. Daarmee begint een nieuwe generatie; het vervolg aan Gods openbaring. Hoe verliep die overdracht?
Deze vijfde sidra‘ staat in het teken van een overgang. Van Avraham naar zijn zoon Izak. Afscheid nemen is altijd emotioneel, maar een overgang is ook nodig voor Gods plan. De ene generatie maakt plaats voor de volgende; de keten ro‘sjiem van generaties. De ene fase eindigt en een nieuwe fase begint. Avraham kende van jongs af aan een leven als rondtrekker. Pas op hoge leeftijd kwam daar enige rust in – hij verbleef zijn laatste 75 jaar alleen nog in het hem beloofde Land – maar zelfs daarbinnen trok hij rond.
Avraham beschouwde het beloofde Land als aan hem en zijn nageslacht toegezegd. Toch nam hij scherp afstand van de inwoners ervan. Toen Sarah stierf kocht hij een eigen begraafplaats. Zijn familie mocht niet onder de inwoners van het Land begraven worden (H23). Hij wilde ook dat Izak niet zou huwen met een vrouw uit die inwoners. Toch wilde hij dat zijn zoon in het beloofde Land zou wonen en er zou sterven. Hij gaf opdracht een vrouw voor Izak te kiezen uit zijn vaders familie (H24). Zijn zoon huwde toen met Rebekka en daarna sterft Avraham ook en werd bij zijn vrouw Sarah begraven (H25).
Reïncarnatie?
Avraham is in Hebron als er een einde komt aan Sarahs leven. Opvallend is dat het Hebreeuwse woord chajjej, de titel van deze sidra‘, de meervoudsuitgang ‘-ej’ heeft. Er had kunnen staan hachaj – het leven. Had Sarah dan meerdere levens? Reïncarnatie is strijdig met de Bijbel. Het maakt het eindoordeel van God problematisch, want welk leven moet dan geoordeeld worden? Alleen het beste, het laatste? Het is nog problematischer voor wat aan het eindoordeel vooraf gaat; de opwekking. Wanneer is een mens uitgereïncarneerd?
Reïncarnatie ontkent de uniekheid van het leven zodat het volledig gerelativeerd wordt. Als het in dit leven niet lukt, dan wel in het volgende. Sterker, volgens Hindoestanen zal een mens eeuwig reïncarneren (het rad van wedergeboorte – samsara). Niet alleen als mens, maar ook als andere scheppingsvormen. Zij kennen Gods orde van de opwekking van mensen niet. Het gaat hun uiteindelijk niet om een godheid of om het heil van de mens, maar om de harmonie van de goddelijke kosmos (nirwana).
Sarahs levensfasen
Maar wat betekent dan die meervoudsuitgang van het woord chajjej? Dit verwijst naar de veranderingen die Sarah in haar leven doormaakte. Haar levensfasen. Aanvankelijk dacht ze waarschijnlijk altijd bij de familie van Terach in Aram te blijven leven. Maar dan wordt haar man door God geroepen om de Eufraat over te trekken naar een vreemd Land. Een Land dat God hen zou geven. In de Bijbel staat niets over Sarahs gedachten of emoties, maar toen ze rond haar 65ste in dat Land aankwam hadden ze aanvankelijk geen vaste verblijfplaats.
Avram trok het hele Land door en kort daarna kwamen ze in Egypte. Daar huwde de farao haar. Weer begon voor haar een nieuwe levensfase. Dit duurde echter niet lang en toen werd zij uit zijn paleis gestuurd. Samen met Avram werden ze uit dat land gestoten. Ze was weer Avrams vrouw en hij trok weer naar het Land dat God hen had beloofd. Zij dacht via haar slavin haar man een zoon te kunnen schenken, maar toen kwamen die drie vreemdelingen. Zij zeiden hetzelfde als haar man: zij zou zelf een zoon van Avram krijgen. Onbegrijpelijk. Avram begon kort daarvoor zichzelf en haar andere namen te geven ter bevestiging van die belofte van God. Ook dat markeerde voor haar een nieuwe levensfase.
Toen ze in het zuiden van het beloofde Land (de Négév) gingen wonen huwde de plaatselijke koning Avieméléch haar, maar ook dat huwelijk duurde maar heel kort. Maar de grootste verandering overkwam haar toen ze een jaar later inderdaad zwanger werd. Toen werd hun leven in het Land meer geregeld. Ze verbleven enige tijd het bergland van Hebron en dan weer in Berseba. Sarah had ook steeds meer ontzag voor God gekregen en zag dat Hij werkelijk leefde en wat dat voor hen betekende. Ze had dus nogal wat doorgemaakt. Vandaar het woord chajjej en niet slechts hachaj.
Afscheiding van de heidenen
Avraham kocht een eigen stuk land van de plaatselijke bevolking. Het ging hem om de rotspartij die erop lag. Achter een spelonk daarvan had hij een natuurlijke holte (‘ét-me’arat hamMachpelah) gevonden. Hij kocht het om tot eigen graftombe te bestemmen. Hij wilde niet dat zijn familie begraven zou worden op een begraafplaats van de inwoners van Kanaän (Gn 23:20). Daaruit hebben Joden de traditie afgeleid om eigen begraafplaatsen aan te kopen. Echter, had het bij Avraham bovenal te maken met het toekomstige bezit van het beloofde Land. De graftombe beoogde de band met Gods Landsbelofte over de dood heen te handhaven. Buiten dat Land of los van die belofte heeft het geen betekenis. God waakt over ieders lichaam na diens dood met het oog op het eindoordeel.
Nadat de rouwperiode voor Sarah voorbij was richtte Avraham zich tot zijn zoon Izak (Jitschaq). Hij liet zijn hoofdman tot zich komen. Dat was een slaaf die hij over zijn familie had gesteld omdat hij te oud daarvoor was geworden en Jitschaq nog te jong was. Hij liet hem zweren te voorkomen dat Izak een vrouw zou nemen uit de Kanaänieten. Hij had hun verdorven levenswijze leren kennen. Het werd een algemeen bevel (mitswah; Ex 34:12; 2 Kor 6:14). Ook mocht hij Izak niet meer terug laten gaan naar het land waar de familie van Terach, zijn vader, woonde; ‘Aram naharajim. Izak moest de Landsbelofte aanhouden. Avraham vertrouwde erop dat Gods engel een vrouw uit die familie zou aanwijzen en laten komen om met Izak te trouwen. Zo gebeurde het ook.
Nieuwe vrouwen
Gods engel bracht Rebekka (Rivqah – Verstrikster) naar Izak. Ze zagen elkaar voor het eerst op dezelfde plek waar God tot Hagar, de moeder van Izaks broer Ismaël, had gesproken (Gen. 16:14; 24:62). Hij had zich daar teruggetrokken na de dood van zijn moeder. Toen Rebekka haar aanstaande in de verte zag deed ze snel haar sluier om. Hij mocht haar pas zien als ze getrouwd waren. Izak liet haar intrek nemen in de tent van zijn moeder, Sarah. Een nieuwe matriarch was tot de familie van Avraham gekomen. Izak huwde Rebekka en zij werd zijn geliefde (jé‘éhavéh). Daardoor kwam hij eindelijk over de dood van zijn moeder heen.
Ook Avraham koos opnieuw te trouwen. Ze heette Qetoerah (Wierookbrandster) en zij schonk hem zes zonen. Een ervan werd de stamvader van de Assyriërs (‘Asjoerim) die God later zou gebruiken om Israël herhaaldelijk te straffen en uiteindelijk in gevangenschap weg te voeren zodat ze het beloofde Land kon innemen.
God gaat door
Avraham zond de zes zonen van Qetoerah uiteindelijk weg en gaf zijn nalatenschap en zijn belangrijkste bezit aan Izak. Hij zou de nieuwe ro‘sj zijn. Daarna stierf ook Avraham en werd door zijn zonen Izak en Ismaël begraven in de familiegraftombe van haMachpelah bij zijn vrouw Sarah (het tegenwoordige Hebron). God zegende Izak, die op dezelfde plek in de Négév bleef wonen (Gn 25:11). God bevestigde ook zijn belofte over Ismaël. Uit hem werden twaalf stamhoofden geboren die zich oostelijk van Egypte vestigden. Zuidelijk van Izak. Ismaël vervulde zo Gods profetie over zijn nageslacht (Gn 16:12).
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Parasja Chajjej Sarah: het leven van aartsmoeder Sarah"