Sjabbats­lezingen: Handelen in Gods naam

Soms lijkt alles tegen te zitten in het leven. Niets lukt, je gaat twijfelen: heeft God me dit werk wel opge­dra­gen? Dan geeft Hij een extra bemoe­di­ging, een aan­spo­ring, en laat zien wie Hij is: de HEER die altijd bij je is.

De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Wa’era (En Ik verscheen) zijn:
✡ Torahlezingen: Exodus 6:2 – 9:35,
✡ Profetenlezing: Ezechiël 28:25 – 29:21,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 16:1-21.
In verband met het thema wijken we daarvan af.

Een gedeelte uit de Torahlezing:
De eerste audiëntie van Moses en Aäron bij de farao was rampzalig verlopen. In de naam van de HEERE hadden zij gevraagd ‘laat mijn volk gaan om voor Mij een feest te vieren in de woestijn.’ ‘Wie is de HEERE, naar wiens stem ik zou moeten luisteren?’, had de farao geantwoord, en hij verzwaarde de dwang­arbeid van het Hebreeuwse slaven­volk. Hij vond hen lui. Voortaan moesten ze zelf maar het stro ver­za­me­len, om door de klei voor de tichel­stenen te mengen. Dan hadden ze geen tijd meer om te denken aan een feest in de woestijn.

Toen zagen de voormannen van de Israëlieten dat het er slecht met hen voorstond, omdat men zei: U mag niets afdoen van uw bakstenen, van de per dag opgelegde hoeveelheid. Toen zij bij de farao weggingen, troffen zij Mozes en Aäron aan, die hen op stonden te wachten. En zij zeiden tegen hen: Moge de HEERE op u toezien en moge Hij oordelen, omdat u ons in een kwade reuk gebracht hebt bij de farao en bij zijn dienaren, door hun een zwaard in handen te geven om ons te doden.
Toen keerde Mozes terug tot de HEERE en zei: Heere, waarom hebt U dit volk kwaad gedaan? Waarom hebt U mij dan gezon­den? Ja, vanaf het ogenblik dat ik naar de farao gegaan ben om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan en U hebt Uw volk helemaal niet gered. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Nu zult u zien wat Ik de farao zal aandoen. Voorzeker, door een sterke hand zal hij hen laten gaan, ja, door een sterke hand zal hij hen uit zijn land verdrijven.
Toen sprak God tot Mozes en zei tegen hem: Ik ben de HEERE. Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. Ook heb Ik Mijn verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven, het land van hun vreem­de­ling­schap, waarin zij als vreemdeling verbleven. Boven­dien heb Ik Zelf het gekerm gehoord van de Israëlieten, die de Egyptenaren voor zich laten werken, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht.
Zeg daarom tegen de Israëlieten: Ik ben de HEERE. Ik zal u uitleiden van onder de dwang­arbeid van de Egyp­te­naren. Ik zal u redden uit hun slavernij en u verlossen door een uitge­strekte arm en door zware straf­ge­rich­ten. Ik zal u tot Mijn volk aan­nemen en Ik zal u tot een God zijn. Dan zult u weten dat Ik de HEERE, uw God, ben, Die u uitleidt van onder de dwang­arbeid van de Egyp­te­naren. Ik zal u brengen in het land waarvoor Ik Mijn hand opge­he­ven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak en Jakob geven zou. Ik zal het u in erfelijk bezit geven, Ik, de HEERE. Zo sprak Mozes tot de Israëlieten, maar zij luisterden niet naar Mozes door hun moede­loos­heid en de harde slaven­arbeid.

Verder sprak de HEERE tot Mozes: Ga en spreek tot de farao, de koning van Egypte, dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten gaan. Maar Mozes sprak voor het aan­ge­zicht van de HEERE: Zie, de Israë­lieten hebben niet naar mij geluisterd; hoe zou de farao dan wel naar mij luis­te­ren? Bovendien ben ik niet welbespraakt. De HEERE sprak echter tot Mozes en tot Aäron en gebood hun naar de Israëlieten en naar de farao, de koning van Egypte, te gaan, om de Israëlieten uit het land Egypte te leiden.
Exodus 5:19 – 6:12 (HSV)

Gedeelten uit de Profetenlezing:
En de jonge Samuel diende de HEERE onder toezicht van Eli. Het woord van de HEERE was schaars in die dagen; er kwam geen visioen openbaar.

Toen kwam de HEERE en bleef daar staan; en Hij riep zoals de andere keren. Samuel, Samuel! En Samuel zei: Spreek, want Uw dienaar luistert.

En Samuel werd groot. De HEERE was met hem en liet niet een van al Zijn woorden onvervuld. En heel Israël, van Dan tot Berseba toe, erkende dat Samuel aangesteld was tot profeet van de HEERE. En de HEERE bleef in Silo verschijnen; ja, de HEERE openbaarde Zich aan Samuel in Silo door het woord van de HEERE. Het woord van Samuel kwam tot heel Israël.
1 Samuël 3:1-1, 10 en 3:19 – 4:1a (HSV)

Gedeelten uit het Nieuwe Testament:
Laat niemand u minachten vanwege uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geest, in geloof en in reinheid. Blijf bezig met het voorlezen, met het vermanen, met het onderwijzen, totdat ik kom.

Wanneer ik aan uw tranen denk, verlang ik er vurig naar u te zien, om met blijdschap vervuld te worden. Daarbij herinner ik mij het ongeveinsde geloof dat in u is en dat eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en in uw moeder Eunike. En ik ben ervan overtuigd dat het ook in u woont. Daarom herinner ik u (eraan) de genadegave van God die in u is door de oplegging van mijn handen, aan te wakkeren. Want God heeft ons niet gegeven een geest van vrees­achtig­heid, maar van kracht en liefde en bezonnen­heid. Schaam u dan niet voor het getuigenis van onze Heere, en ook niet voor mij, Zijn gevangene, maar lijd (met mij) verdrukking om het Evangelie, over­een­kom­stig de kracht van God.
1 Timotheüs 4:12-13 en 2 Timotheüs 1:4-8 (HSV)

Handelen in Gods naam
Zulk een teleurstellend verloop had Moses niet verwacht. Was dit wel God opdracht voor hem? ‘Heere, waarom hebt U dit volk kwaad gedaan? Waarom hebt U mij dan gezon­den?’
Dan herinnert God hem aan zijn heilige naam HEERE. יהוה staat er in het Hebreeuws, een vorm van het werk­woord היה hayah, dat ‘zijn’ of ‘gebeuren’ betekent. Een naam die je kunt vertalen als ‘Ik ben’ of ‘Ik zal (er) zijn’. De aarts­vaders kenden God met de naam Elohim, Moses is de eerste die Hem kent met zijn heilige naam YHWH, die ongeveer als Jahweh wordt uitge­sproken.
God belooft het volk: ‘Ik zal u uitleiden (…) redden uit de slavernij (…) verlossen (…) als volk aannemen’. Dat zijn vier onderdelen van de uittocht uit Egypte, die het Joodse volk tijdens de sedermaaltijd, op de vooravond van het Pesach­feest, gedenkt met het drinken van vier bekers wijn. Een vijfde belofte, ‘Ik zal u brengen in het land’, zal later worden vervuld. Deze belofte om zijn volk het land Kanaän te geven, had Hij al aan Abraham, Isaäk en Jakob gegeven.
Dit geeft Moses de zekerheid, dat de HEERE bij Moses zal zijn bij zijn inspanningen om zijn volk uit de slavernij te bevrijden.
Met deze beloften zendt de Heer Moses en Aäron opnieuw naar de farao, die spotte met de HEERE, om in zijn naam de vrijlating van zijn volk te eisen.

In een tijd van geestelijk verval, toen de priesters geen eerbied meer hadden voor de dienst aan God, riep God een jongeman die door zijn moeder aan de dienst aan God is gewijd: Samuël. ‘De HEERE was met hem’, lezen we. Door te leven in Gods nabijheid groeide hij uit tot een profeet, die handelde en sprak in Gods naam. Zo werd door heel het volk erkend.

De jonge voorganger Timotheüs had kennelijk enige bemoediging en aansporing nodig. Namen de oudere leden van de gemeente hem niet serieus? ‘Laat niemand u minachten vanwege uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen’, schrijf de apostel Paulus hem. De genadegave van God, de heilige Geest is in jou. Geef niet toe aan vrees, wees niet bang voor verdrukking, maar getuig krachtig van onze Heer.

Niet omdat wij van onszelf bekwaam zijn iets te denken, als (was het) uit onszelf, maar onze bekwaamheid is uit God. Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt (om) dienaars van het nieuwe verbond (te zijn), niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. (2 Korinthe 3:5-6)

Zie ook:
Sjabbats­lezingen: Verhard uw hart niet Selectie uit Exodus 6-9.
Shabbats­lezingen: Oorlog tegen de Egyptische afgoden Selectie uit Exodus 7-10.

Wees de eerste die reageert op "Sjabbats­lezingen: Handelen in Gods naam"

Geef een reactie