Shabbats­lezingen: Wat zijn onze afgoden?

In de gekozen tekstgedeelten gaat het over het dienen van afgoden. Baäl en Astarte zullen we in onze dagen niet meer tegenkomen. En voor een bezweerder zoals Bileam zijn we te nuchter. Maar zeg niet dat we geen afgoden hebben. Voor ons kunnen dit roken, alcohol, een mooie carrière, geld, populariteit in de klas of bij vrienden zijn.

De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Shofetiem (Rechters) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 16:18 – 21:9,
✡ Profetenlezing: Jesaja 51:12 – 52:12,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 3:1-17.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Gedeelten uit de Torahlezing
U mag bij het altaar van de HEERE, uw God, dat u voor uzelf zult maken, geen gewijde paal plaatsen van wat voor geboomte dan ook. Ook mag u geen gewijde steen voor uzelf oprichten, want dat haat de HEERE, uw God.

Als in uw midden, binnen een van uw poorten die de HEERE, uw God, u geeft, een man of vrouw gevonden wordt die doet wat slecht is in de ogen van de HEERE, uw God, door Zijn verbond te overtreden, en als deze persoon andere goden gaat dienen en zich voor die neerbuigt, of voor de zon, de maan of heel het leger aan de hemel, wat ik niet geboden heb, en dat wordt u verteld en u hoort dat, dan moet u het goed onder­zoeken. En zie, is het de waarheid, staat de zaak vast, is zo’n gruwelijke daad in Israël gedaan, dan moet u die man of die vrouw die deze wandaad verricht heeft, naar buiten brengen, naar uw poorten, die man of die vrouw, en u moet hen met stenen stenigen, zodat zij sterven.
Op de verklaring van twee of drie getuigen moet hij die dient te sterven, gedood worden; hij mag niet gedood worden op de verklaring van slechts één getuige. Eerst moet de hand van de getuigen zich tegen hem keren om hem te doden, daarna de hand van heel het volk. Zo moet u het kwaad uit uw midden wegdoen.

Wanneer u in het land komt dat de HEERE, uw God, u geeft, mag u niet leren handelen overeen­komstig de gruweldaden van die volken. Onder u mag niemand gevonden worden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur laat gaan, die waarzeggerij pleegt, die wolken duidt of aan wichelarij doet, die een tovenaar is, die bezwe­ringen doet, die een dodenbezweerder of een waar­zegger raad­pleegt, of die de doden raadpleegt.
Want iedereen die zulke dingen doet, is een gruwel voor de HEERE. En vanwege deze gruwel­daden verdrijft de HEERE, uw God, deze volken van voor uw ogen uit hun bezit. Oprecht moet u zijn tegenover de HEERE, uw God. Want deze volken, die ú uit hun bezit verdrijven zult, luisteren naar wolken­duiders en waar­zeggers. Maar de HEERE, uw God, heeft dat ú niet toegestaan.

Deuteronomium 16:21-22, 17:2-7 en 18:9-14 (HSV).

Het is zo gemakkelijk om mee te doen met wat je vrienden om je heen doen. Als die roken, steek je ook een sigaretje op. Als die vloeken, neem je dat onge­merkt over. Daarom waarschuwt God zijn volk Israël nogmaals voordat zij het beloofde land Kana’an binnen trekken, waar zij in aanraking zullen komen met heiden­volken die vreemde goden dienen en er aan offeren. Alleen de HEER mogen zij dienen, alleen op de HEER moeten zij vertrouwen, alleen van Hem mogen zij raad en leiding verwachten.

En kinderoffers, dat gebeurt in deze tijd toch niet meer? Nee, niet in die vorm. Maar wanneer de geboorte van een baby ons niet uitkomt, is abortus een veel te vaak toegepaste ‘oplossing’.

De afgoden van deze tijd is alles waarop je vertrouwt buiten God om, om je daarmee beter te voelen. Dat kan roken of drinken zijn, te veel eten of snoepen, pornografie kijken of seks, of het belangstellend lezen van de horoscoop.

‘De gereformeerde gezindte moet veel meer afstand houden van de afgoden van deze tijd, van materialisme, van bijna onbeperkt willen genieten, van vrijheid op seksueel gebied. Op de kansels wordt heel weinig over seksuele opvoeding gesproken. We laten die vaak over aan de sociale media. De kerk moet veel meer het voorbeeld laten zien van de prioriteit van het eeuwige leven, van Gods heerschappij in ons dagelijks leven, van zending en evangelisatie’, zei drs. N. van Steensel tijdens de afgelopen week gehouden Haam­stede­conferentie.

Een gedeelte uit de Profetenlezing (zie de foto):
En Saul raadpleegde de HEERE, maar de HEERE antwoordde hem niet; niet door dromen, niet door de urim, en ook niet door de profeten.
Toen zei Saul tegen zijn dienaren: Zoek een vrouw voor mij die geesten van doden kan bezweren, zodat ik naar haar toe kan gaan en door haar raad kan vragen. Zijn dienaren tegen hem: Zie, er in Endor een vrouw die geesten van doden bezweert.
Saul vermomde zich, trok andere kleren aan en ging op weg, en twee mannen met hem. Zij kwamen ’s nachts bij de vrouw aan en hij zei: Voorzeg mij toch door de geest van een dode; roep voor mij op wie ik u zal zeggen.
Toen zei de vrouw tegen hem: Zie, u weet wat Saul gedaan heeft, dat hij de doden­bezweerders en de waarzeggers uit dit land heeft uitgeroeid. Waarom spant u dan een valstrik voor mijn leven, om mij te doden?
Saul zwoer haar bij de HEERE en zei: Zo waar de HEERE leeft, u zal om deze zaak geen straf ontvangen.
Toen zei vrouw: Wie zal ik voor u oproepen? En hij zei: Roep Samuel voor mij op. Toen de vrouw Samuel zag, schreeuwde zij met luide stem. De vrouw zei tegen Saul: Waarom hebt u mij bedrogen? Want u bent Saul!
De koning zei tegen haar: Wees niet bevreesd, maar wat ziet u? Toen zei de vrouw tegen Saul: Ik zie een goddelijk wezen uit de aarde opkomen.
Hij zei tegen haar: Wat is zijn gestalte? Zij zei: Er komt een oude man op, en hij heeft een mantel om. Toen wist Saul dat het Samuel was. Hij knielde met zijn gezicht ter aarde en hij boog zich neer.
Samuel zei tegen Saul: Waarom hebt u mijn rust verstoord door mij op te roepen? Toen zei Saul: Ik ben in grote nood, want de Filistijnen strijden tegen mij en God is van mij weggegaan: Hij antwoordt mij niet meer, niet door de dienst van de profeten, en ook niet door dromen. Daarom heb ik u geroepen, om mij te laten weten wat ik moet doen.
Toen zei Samuel: Waarom raadpleegt u míj dan, als de HEERE van u weggegaan is en uw vijand geworden is?

1 Samuël 28:6-16 (HSV)

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
Daarom ben ik van oordeel dat men het hun die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet lastig moet maken, maar aan hen moet schrijven dat zij zich dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed.
Handelingen 15:19-20 (HSV)

En God deed [in Efeze] buitengewone krachten door de handen van Paulus, zo zelfs dat, als de zweetdoeken of de doeken die hij om zijn middel droeg, van zijn lichaam op de zieken gelegd werden, de ziekten van hen weken en de boze geesten uit hen weggingen.
En enkelen van de rondtrekkende Joodse duivel­bezweer­ders waagden het de Naam van de Heere Jezus uit te spreken over hen die boze geesten hadden. Zij zeiden: Wij bezweren u bij Jezus, Die door Paulus gepredikt wordt. Het waren zeven zonen van Sceva, een Joodse over­priester, die dit deden.
Maar de boze geest antwoordde en zei: Jezus ken ik en van Paulus weet ik af, maar u, wie bent u?
En de man in wie de boze geest zich bevond, sprong op hen af en toen hij hen over­meesterd had, bleek hij sterker dan zij, zodat zij naakt en gewond uit dat huis vluchtten.
En dit werd bij allen bekend, zowel bij de Joden als bij de Grieken die in Efeze woonden. En vrees overviel hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. En velen van hen die geloofden, kwamen hun zondige daden belijden en bekennen. Velen ook van hen die toverkunsten uitgeoefend hadden, brachten hun boeken bijeen en verbrandden die in tegen­woor­dig­heid van allen. En men berekende de waarde ervan en kwam uit op vijftig­duizend zilver­stukken. Zo nam het Woord van de Heere met kracht toe en werd steeds sterker.

Handelingen 19:11-20 (HSV).

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Wat zijn onze afgoden?"

Geef een reactie