Rabbijnen – ‘Acharoniem – deel 7

Copyright MvP

Dit is een artikel in een serie over het rabbinale Jodendom bedoeld om te laten zien waarom en hoe het dominant werd. Het leven en de wereld van enkele prominente rabbijnen wordt beschreven en wat ze eraan bijdroegen. Dit leidt tot een beantwoording van de vraag of hun positie houdbaar zal zijn aan het einde van deze serie artikelen.

De 19de eeuw staat voor de eeuw van het concreet doorwerken van de Verlichtingsfilosofie. De wetenschap (praktisch toegepaste theorie/rationeel denken) ging de Westerse wereld beheersen. Dat blijkt vooral uit de dominante positie die wordt toegekend aan de leringen van Darwin en zijn klassieke evolutietheorie.

Het is een tijdperk van de opkomst van de massa industrie met de inzet van machines die het werk van mensen moeten verlichten. Dit lijkt aanvankelijk een verbetering van het menselijke leven te geven. Zwaar werk wordt steeds meer vervangen door de inzet van machines. Bijvoorbeeld het gebruik van stoommachines, zoals de stoomtrein die reizen over grote afstand in korte tijd mogelijk maakte. Maar deze industrie werd ook de oorzaak van veel omgevingsproblemen, zoals (lucht)vervuiling en herrie. Ook vervaagde het onderscheidt tussen mensen en machines.

Een ander nadelig gevolgd van het Verlichtingsdenken was de verkoeling die optrad tegen geloof in het bestaan van God. Westerlingen begonnen steeds meer vertrouwen te hechten aan eigen wilskracht en menskracht. De gedachte kwam op dat de leefwereld altijd naar eigen hand kon worden gezet. Mensen, vooral de leidende klassen, begonnen steeds minder sociaal te worden, vooral voor de zwakken, de armen en de vreemdelingen. De reactie was de opkomst van het socialisme en de vakbonden. Dat bracht echter alleen beperkte verbetering, namelijk voor de eigen doelen en achterban[1].

Dit tijdperk is bekend geworden als de bakermat van de Jodenhaat, maar dit legde ook de basis voor de Joodse tegenreactie[2]; het zionisme. Overigens kwam dat laatste ook voort uit de Haskalah (Joodse Verlichting) en het Joodse-socialistische beweging. Het vrome Jodendom reageerde hierop met een sterk naar binnen gerichte houding en/of met de poging ‘de boel bij elkaar te houden’ van de moderne-orthodoxie.

Rebbe Nachman ben-Simchah van Breslov (1772-1810)
Hij was (van vaders-kant) een kleinzoon van een pre-Chassidische leider die zich in de kring van Ba’al Sjem had bevonden. Nacham groeide dus op in een sterk neo-Chassidisch milieu in Oekraïne. Er wordt gezegd dat zijn moeder, die verwant was aan Besjt (rebbe Jisra‘El ben-‘Elie’ezer Ba’al Sjem Tov), vervuld was van de Heilige Geest.

Nachman werd op jonge leeftijd uitgehuwelijkt, maar kort daarna hertrouwde hij en verhuisde naar de regie rond Kiev (Oekraïne). Daar trad hij op als tsaddieq en veel chassidim verzamelden zich om hem heen. In 1798 reisde hij naar het beloofde Land en bezocht diverse door de neo-chassidim als heilig beschouwde plaatsen, zoals Sfat (Safet). Maar toen Napoleon enkele maanden later het Land binnenviel was hij gedwongen naar huis terug te keren.

Teruggekeerd in Oekraïne ontstond er een controverse over zijn persoonlijkheid, waardoor hij gedwongen werd herhaaldelijk te verhuizen naar andere plaatsen, waaronder Bratslav (vanaf 1802). De neo-chassidische tsaddieqiem die hem daar steeds belaagden verweten hem vooral dat bij leringen verkondigde van de ketter (in de ban geworpen) Sjabbtaj Tsvie (17de eeuw) die eerder is genoemd in deze serie.

Dat was niet geheel onterecht. Hoewel zijn leer grotendeels traditioneel Joods was, stelde hij bijvoorbeeld dat zijn nefesj (levenswil) messiaans was. Daarom zou een van zijn afstammelingen dé Messias van Isra‘El worden. Hij eiste dat zijn leerlingen in hem persoonlijk moesten geloven als messias. Ook dacht hij het hele wezen van de messias te omvatten, dus dat hij een lijdende (ben-Josef) en een herstellende/genezende messias (ben-Dawied) was. Zijn leerlingen moesten daarom alleen met hem feestvieren op Ro‘sj hasjanah (Jom teroe’ah), Sjavoe’ot (Wekenfeest) en Chanoekah. Dus niet op elke sjabbat en Joodse feestdag, zoals de andere chassidische tsaddieqim deden.

Volgens Nacham is Gods Aanwezigheid overal en in alles. Zelfs in het aller diepste kwaad. Hij stelde daarom dat elke Jood, ook al was die vervallen in zonde en kwaad, in staat zou zijn zich te bekeren en God terug te vinden. Dit is echter tegenstrijdig met een van de basisleringen van Ha‘Arie (rabbi Loerja‘ – zimzoem (de Godsverduistering) –, hoewel Nachman pretendeerde zijn leerling te zijn. Volgens zimzoem groeide er ruimte voor het kwaad daar waar God Zich terugtrok. Nacham riep op zimzoem niet centraal te stellen, maar zich erop te richten dat dit juist ten goede/gunstig werkt voor tiqqoen (herstel van de schepping).

Hij zag de dominant wordende rationaliteit van het Verlichtingsdenken als grootste vijand van het Joodse geloof. Maar Nacham relativeerde het gevaar ook door te stellen dat geloof en Torahnavolging per definitie irrationeel zijn, maar juist daardoor mogelijk was voor elke gewone Jood. Het Joodse geloof, dat volgens hem per definitie onlogisch was, kon de gelovige vrij maken en in staat stellen het door God vereiste doel met diens leven te vervullen. Hij keerde zich dus scherp tegen (Joodse) filosofie (dus bijvoorbeeld ook tegen Maimonides).

Maar de galoet (Verstrooiing van Isra‘El) zou volgens Nacham in stand blijven zolang Isra‘El zich niet bekeerde (Godsdienstig worden). Volgens rebbe Nacham betekende dat, wanneer Isra‘El in hem zou gaan geloven en hem zou gaan vereren. Zelfs na zijn dood, want zijn messiaanse ziel zou eeuwig leven en optreden op als intermediair tussen God en gelovigen.

Nacham kreeg een ziekte, waarvan later werd vastgesteld dat dit tuberculose (TBC) was. Toentertijd een ongeneeslijke ziekte. Daarom besloot hij in 1810 naar de plaats Uman te verhuizen met het doel daar te sterven en begraven te worden. Dit is ook gebeurd en zijn tombe is tot op heden een plek waarheen veel Bratslav chassidim heentrekken.

Tijdens zijn leven was zijn kring van volgelingen klein, maar na zijn dood nam zijn prominente leerling Natan de leiding over. Hoewel Nacham nooit een opvolger had aangesteld. Natan wist de Bratslav chassidim beweging te populariseren. Vooral in de tijd tussen de twee wereldoorlogen (1918-1939) groeide de Bratslav chassidim uit van een sekte binnen de neo-chassidim tot een erkende beweging in het hedendaagse Jodendom. Aanvankelijk vooral in Polen, maar inmiddels ook in de Staat Israël en met name in bepaalde wijken in en rond Jeroesjalajim (Jeruzalem).

Rabbi Samson Rafa‘El Hirsch (1808-1888)
Samson werd geboren in Hamburg (Noord-Duitsland). Zijn familie was Verlicht-orthodox en veranderde hun achternaam van Frankfurter in Hirsch. Zijn vader was een tegenstander van de Reform Beweging en leerling van rabbijnen die de moderne- of neo-orthodoxie ontwikkelden, zoals Jitschaq ben Ja’aqov Bernays (1792-1849), de rabbi van Hamburg, en rabbi Ja’aqov Ettlinger (1798-1871) die een jesjievah stichtte in Mannheim. Zij waren voorstander van het vertalen van Judaïsme in termen van wetenschap (rationaliteit) en het houden van de mitswot[3] zou volgens hen bedoeld zijn ten bate van de mensheid en niet slechts ten bate van Isra‘El (universalisme)[4].

Samson verbleef een jaar (1829) aan de universiteit van Bonn, waar hij klassieke talen, geschiedenis en filosofie studeerde. Het jaar erop werd hij aangesteld als Landrabbiner in Oldenburg en bleef 11 jaar in dat ambt. Daarna (1841) verhuisde hij naar Emden, waar hij diende als rabbijn voor diverse plaatsen vanuit Hannover. Van 1846-1851 was hij Landrabbinner van Moravië in welke hoedanigheid hij zich inzette voor de emancipatie van de Joden in dat gebied en werd niet veel later ook politiek actief. Maar de orthodoxe Joden in die regio hadden grote moeite met zijn middenpositie tussen Reform en (klassiek) Orthodox Judaïsme, maar ook specifieker om zijn afwijzen de halachah (Joodse wetgeving) boven de Bijbel te plaatsen.

Hij was voorstander van het combineren van Torahstudie en seculiere studie, maar niet van het opgeven van de traditionele basis van de Torah. Samson zag in dat het Jodendom in de 19de eeuw toe was aan een modernisering, maar niet op de progressieve manier van de Reformbeweging. Hij zocht naar evaluatie van het Judaïsme, zodat Joden hun plaats konden vinden en behouden in de ‘christelijke’ samenleving van zijn tijd. Dat vereiste volgens hem emancipatie. Dat betekende volgens hem ook aanpassing van de synagogale liturgie, zoals het gebruik van de landstaal in plaats van het Hebreeuws. Hoewel hij Hebreeuws wel erkende als de basistaal van het Judaïsme.

Volgens hem openbaart het goddelijke zich in de natuur en in de Torah. God zou Isra‘El hebben geschapen als een volk. Het godsdienstige aspect van Isra‘El zou aan het laatste secundair zijn. Hij droeg dus Joods nationalisme uit. De Torah was immers volgens het traditionele Judaïsme bedoeld om in het beloofde Land toegepast te worden. Maar in tegenstelling tot het nationalisme van het zionisme wat begon te ontstaan vond hij dat het gegeven van de galoet (de verstrooiing van Isra‘El) op de voorgrond moest blijven staan.

Samson was tegen een afscheiding van de Reformbeweging van het orthodoxe Judaïsme, wat toentertijd vanuit de orthodoxie werd gevraagd, en riep de Reformleiders op het niet te bont te maken. Maar zij deden het toch en daarom stuurde hij uiteindelijk aan op actieve separatie.

In 1851 werd hij gevraagd om het ambt van rabbijn aan te nemen in Frankfurt am Main. Dat ambt vervulde hij 37 jaar tot aan zijn dood. Hij werd er op de Joodse begraafplaats begraven, waar zijn graf tot op vandaag zich bevindt.

+++
[1] Socialisme ontwikkelde zich uitsluitend als tegenhanger van de bezittende klasse, maar was evenzo materialistisch en omarmde ook het Darwinisme. Vakbonden richten zich alleen op werkenden, maar niet op de grotere, ernstige maatschappelijke problemen. In feite is dat niet algemeen, maar exclusief sociaal.
[2] Echter wel vanuit dezelfde historische context van zelfemancipatie van de 18de eeuw.
[3] Op traditionele wijze en in die zin dus letterlijk orthodox, maar niet zozeer uit Godvrezendheid/vroomheid, zoals de klassieke/oorspronkelijke orthodoxie.
[4] Iets wat de Joodse Reformbeweging als onmogelijk of zinloos acht.

Wees de eerste die reageert op "Rabbijnen – ‘Acharoniem – deel 7"

Geef een reactie